Joseph in Dothan, vs. 603 v.
De hierbedoelde passage is N.T. 30, 10 v. door den heer Heeroma verklaard als een toespeling op het Driekoningsspel, waarbij het oorspronkelijke spotkoning-motief sterk op de voorgrond treedt. Daardoor komen deze regels inderdaad in een helder licht te staan. Eén opmerking zou ik echter willen maken. De heer H. stelt de vraag: ‘hoe komt Vondel erbij om Joseph door zijn broeders te laten toespreken als koning?’, ‘waarom wordt Joseph bespot als koning?’ en meent dan, dat Levi ‘plotseling (ik cursiveer) op de gedachte (komt) om het Driekoningsspel met hem te spelen’. Ligt het niet meer voor de hand dat Vondel tot deze voorstelling van Joseph als koning gekomen is naar aanleiding van Genesis 37, 8: Doe seyden sijne broeders tot hem: Sult ghy dan gantschelick over ons regeeren? sult ghy dan gantschelick over ons heerschen? Vondel laat nu verder dezen ingebeelden koning door zijn broeders belachelijk maken.
Th. H. d'Angremond.