De Nieuwe Taalgids. Jaargang 30
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFehr.Anton van Duinkerken schrijft waarderende bladzijden Bij het derde eeuwfeest van Heiman Dullaert. | |
De Nieuwe Gids. Jan.H.H.J. Maas geeft beschouwingen over De psyche van de vrouw in de litteratuur van alle tijden. | |
Febr.H.H.J. Maas vervolgt zijn artikel. - W. Kloos betoogt dat hij de nieuwe spelling niet zal volgen, omdat zijn ‘Binnenwezen’ hem daarvoor waarschuwt! | |
[pagina 193]
| |
De Stem. Jan.In de Poëziekroniek bespreekt Anthonie Donker le Negen Balladen van J.W.F. Werumeus Buning. In het Critisch Bulletin beoordeelt Tonia de Bilt de prozabundel De Korte Baan, Anthonie Donker de bundel Kristal. Letterkundige productie 1935. - A. Romein-Verschoor beoordeelt de roman De Bikkel van Diet Kramer. | |
Febr.In de Poëziekroniek beoordeelt Anthonie Donker de dichter Victor E. van Vriesland, naar aanleiding van de bundel Voorwaardelijk Uitzicht. | |
Roeping. Jan.Paul Haimon mist in de jongste Katholieke litteratuur te zeer Het vurige leven: de verzen van Wies Moens en Ernest Michel vormen een uitzondering. | |
Febr.Onder de Pentekeningen of geschreven portretten koos F. van Oldenburg Ermke als vijfde de Limburger Kemp, getypeerd als ‘de romanticus der halve werkelijkheid’. | |
Opwaartsche Wegen. Jan.G. Kamphuis ziet met leedwezen de poëzie Op weg naar ‘nieuwe zakelijkheid’. De bewijzen daarvoor vond hij in de bundel Kristal. - L.H. Stronkhorst beoordeelt Anthonic Donker als schrijver, naar aanleiding van de roman Schaduw der bergen, waarvan hij de stijl en de geest niet bewondert. - H. de Bruin beoordeelt de roman De Bikkel van Diet Kramer en Een Hollandsch drama van Arthur van Schendel. | |
Febr.Jan H. Eekhout geeft in een Vlaamsche Kroniek een overzicht van de Poëzie, het Proza en de Kritiek van de laatste jaren. - G. Kamphuis kondigt de nieuwe Revius-uitgave van W.A.P. Smit aan. | |
De Opbouw. Jan.-Febr.De Litteraire Beschouwing van W.L.M.E. van Leeuwen is gewijd aan Gorter's Grote Dichters, een ‘magistraal, nagelaten werk’. | |
De Werkplaats. Jan.Enige vroegere redakteuren en medewerkers van ‘Opwaartsche Wegen’ hebben dit nieuwe tijdschrift opgericht, onder redaktie van Dr. J. Haantjes, Dr. J. van Ham, Dr. K. Heeroma en Dr. W.A.P. Smit. Het doel is ‘een werkgemeenschap te stichten’ voor jonge christelijke auteurs. J. Haantjes beoordeelt Romans over schoolleven, nl. Terug tot Ina Damman van S. Vestdijk, De Bikkel van Diet Kramer en Bint van F. Bordewijk. Dezelfde schrijver geeft een beschouwing over Een Hollandsch drama van Arthur van Schendel. - K. | |
[pagina 194]
| |
Heeroma schrijft een vergelijkende studie over een zestal romans, van H. de Bruin, Anne de Vries, J.K. van Eerbeek, Rie van Rossum, Jan H. Eekhout en Diet Kramer, die ‘allemaal in een zekere betrekking staan tot de Kristelijk-literaire beweging’ (Gesprekken met romans). - J. van Ham onderzocht geestverwante Poëzie uit het jaar 1935 en concludeert dat de oogst schraal is. | |
Febr.Buitendijk schrijft over Een Calvinistisch Liedboek, nl. het Geuzenliedboek. - W.A.P. Smit geeft Losse aantekeningen over de poëzie der Jong-Protestanten, die z.i. een inzinking vertoont. - Van Ham geeft inleidende opmerkingen voor Een geschiedenis van de Christelijke literatuur na 1880. | |
De Vlaamsche Gids. Jan.Willy van Cauwenberg schrijft over Het Cynisme in de hedendaagsche Vlaamsche Letterkunde, voornamelijk beschouwd als na-oorlogsverschijnsel. Als eerste van ‘vier echte cyniekers’ wordt Willem Elsschot besproken. - De Kroniek der Nederlandsche Poëzie van M. Rutten handelt over Nieuwe wegen inzake Nederlandsche versstudie, nl. het proefschrift van G. Stuiveling. | |
Febr.In het tweede deel van bovengenoemd artikel beschouwt W. van Cauwenburg als ‘cyniekers’ Ernest W. Schmidt, Richard Minne en Eugène Bosschaerts. - In de Kroniek van het Proza heeft Lode Monteyne een reeks korte boekbesprekingen. | |
Dietsche Warande en Belfort. Jan.Gerard Walschap vraagt: Waar blijven de jongeren? Onder de jongste generatie ontdekt hij nog weinig of geen leidende krachten. - In de Prozakroniek beoordeelt Paul de Vree de laatste roman van Lode Zielens: Nu begint het leven. - In de Poëziekroniek uit P.G. Buckinx zijn teleurstelling over de tegenwoordige poëzie van Wies Moens (Golfslag), die ‘sterft bij gebrek aan intensiteit en begrenzing’. | |
Febr.Jos. Mansion vertelt over de Ervaringen van een toponymist. - Filip de Pillecyn beoordeelt De vierde koning van Gerard Walschap en Pruiken van W. Putman. | |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LV, afl. 1.J. van Mierlo maakt ‘enkele noodzakelijke opmerkingen’ Bij een Reinaert-debat met J.W. Muller. - B.H. Erné schrijft over de woorden Huysmorsen, verhuysmorsen en huysmossen schieten, waarvan het eerste ‘stelen’ betekend moet hebben. - M.H. van der Zeyde geeft een uitvoerige verzameling kritische en verklarende aantekeningen | |
[pagina 195]
| |
ij De tekst van Hadewijchs liederen, en bestrijdt, in een artikel Hadewijch en Duitsland, de mening van J. van Mierlo dat de chrijfster al omstreeks 1250 in Duitsland bekend geweest zou ijn: het handschrift van ± 1350 en de twijfelachtige tekst van Adelwip leveren daarvoor onvoldoende bewijzen. - D.C. Iesseling bespreekt de oorsprong van het woord Hipokras voor en bepaalde wijnsoort. - Jos. J. Gielen vraagt aandacht voor Hooft's ‘Klachte der Princesse van Orangen’ en zijn bronnen, nl. Van Baerle's Latijnse gedicht over dit onderwerp, het Franse ied dat de melodie bood en de Romeinse elementen in de klassieke traditie. - J. Heinsius behandelt het Mnl. woord getes. - J.J. Mak onderzocht Het vocalisme in beklemde syllaben van enige Oost-Mnlse geschriften uit de kring der moderne devotie. Op grond van dit onderzoek kan hij het drietal teksten lokaliseren in het westen van Overijsel. - Ten slotte enige ‘kleine mededelingen’ over de woorden fratsen, nek, spenen of spinnen. | |
Onze Taaltuin. Jan.Jan Grauls vertelt nog wat over den ‘bloksleeper’ en ‘den blok sleepen’ in een vervolgartikel Uit de Vlaamsche spreekwoorden van Pieter Bruegel. - J. Naarding bestudeerde de terminologie van de Drentse bijenkultuur (De Bij). - G.S. Overdiep schrijft over de vormen Heer en heere; H. Mandos over de uitdrukking Van Pontius naar Pilatus. - Jac. van Ginneken zoekt naar De Grondwet van het Grammatisch systeem, die hij meent te vinden in de ‘distinctieve tegenstellingen’ van positief en negatief. - De Taalkaart behandelt het woord mispel. | |
Febr.In een vervolgartikel bespreekt Jac. van Ginneken De organieke wetten van het grammatisch systeem. - J. Naarding verzamelde De aanspreekvormen in het Drentsch, telkens in het zinsverband waargenomen. - G.S. Overdiep beoordeelt de Hollandse dialectstudies van K.H. Heeroma en de Nieuwe Bundel I en III van De Raaf en Griss. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Jan.P. Maximilianus geeft het eerste deel van een uitvoerige studie Bij het Sint Franciscusleven van Maerlant. - C.F.P. Stutterheim schrijft, naar aanleiding van M.J. Langeveld's ‘Taal en Denken’, dat hij zeer waardeert, Iets over het woord als phonetisch-semantisch en als functioneel element. - L.C. Michels verklaart vs. 153 van Vondel's Harpoen. - Th. Baader kondigt het Festschrift für Otto Behaghel aan. P. Maximilianus de Elckerlyc-studiën van L. Willems. | |
[pagina 196]
| |
Vondel-kroniek VII, nummer 1.A.A. Verdenius wijst op invloed van Vergilius bij Vondels Lucifer. - H.A. Mulder maakt opmerkingen over De eerste periode van Vondels vorm. - A. Pompen O.F.M. geeft opheldering omtrent Meester Peter de kercktooneelier, die Vondel in zijn Tooneelschilt noemt. - Een lange reeks Kantteekeningen van de redakteur, waaronder ook ‘Nalezingen door Dr. J.F.M. Sterck’, besluit de aflevering. | |
Kultuurleven. Jan.Stephanus Axters O.P. besluit zijn Schets van een Geschiedenis der Nederlandsche scholastieke vaktaal. | |
Paedagogische Studiën. Jan.Marie Holtrop pleit voor het Hardop-lezen en het mondeling expressievermogen, dat gevaar loopt door het stil-lezen te veel op de achtergrond gedrongen te worden. | |
Levende Talen. Febr.Dit uitvoerige jubileumnummer bevat o.a. de voordracht van J.J. Salverda de Grave over De studie der levende talen in de laatste vijf en twintig jaren, en van A. Zijderveld over De leermiddelen voor het onderwijs in de Nederlandse letterkunde gedurende de laatste vijf en twintig jaar. Bovendien is volledig afgedrukt de voordracht die W. van den Ent in de Nederlandse sekties hield over De Vereniging van leraren in levende talen en het moedertaalonderwijs. | |
Neophilologus XXI, afl. 2.Th. M. Chotzen wijst op Een Iersche Reinaert-parallel, nl. een Iers wonderverhaal, dat naar tijd en inhoud staat tussen de bekende Lotharingse allegorie en de Vlaamse, Picardische en Elsasser dierenromans. | |
Ons Eigen Blad. Jan.In een artikel Gezag en logika, polemiseert Gerlach Royen o.a. tegen het taal- en spelling-dilettantisme van Henri Polak. | |
Febr.Gerlach Royen geeft een reeks voorbeelden van Buigingsbuitenissigheden, nl. genitiefvormen, die gewoonlijk als ellips verklaard worden. | |
Eigen Volk. Jan.L. van Wallenburg behandelt Enkele Walcherse spreekwoorden; Ant. Weynen geeft een lijst van Merkwaardige West-Noordbrabantse woorden. | |
Febr.Ant. Weynen vervolgt bovengenoemde lijst. | |
Museum. Febr.A.W.C. Zuidema beoordeelt Het Dietsche Dagboek van G. Kalff Jr. C.d.V. |
|