Kroniek en kritiek.
Eenheid of eenvormigheid?
Tot welke schromelijke overdrijving het verzet tegen de nieuwe spelling soms leidt, kan blijken uit de volgende aanhalingen, die ik ontleen aan een schrijven van Prof. Dr. J. van Mierlo: ‘Men begint zich hier al meer en meer bewust te worden, dat het uit is met de taaleenheid. Als alle voorwerpsnamen, alle namen van bloemen, planten en vruchten, van rivieren, van hemellichamen, alle abstracta ook, kortweg alle namen die geen vrouwelijke personen of dieren duidelijk uitdrukken, met hij, zijn, hem enz. kunnen aangeduid worden, als al die namen gemeenslachtig worden, als der, dezer, dier, wier enz. nog slechts verbindingswoorden(?) zijn, dan zullen wij hier in België alle Nederlandsche werken moeten gaan verbieden, die in die taal geschreven zijn.... Er zal nog Hollandsch en Vlaamsch overblijven, met dit verschil dat wij ons tegen het Hollandsch voornamelijk zullen moeten gaan weren, wil onze taal nog taal en geen warboel zijn.... Nederland kan zich ook de amputatie van vier à vijf millioen Nederlandsch-sprekende Vlamingen niet veroorlooven (l. veroorloven), zonder dood te bloeden.’
Een naïef lezer zou hieruit kunnen opmaken, dat vóór de spellinghervorming een standaard-schrijftaal in Noord- en Zuid-Nederland geëerbiedigd werd, die geen plaats liet voor verscheidenheid van grammatische vormen, van woordgebruik. Ieder taalkundige weet dat het tegendeel het geval is; ieder stijlkundige beseft dat die verscheidenheid eer een voordeel, een teken van leven, dan een nadeel is. Reeds onder de heerschappij van De Vries en Te Winkel werden in hun Woordenlijst, in de spraakkunsten honderden doubletten als gangbaar erkend in het Noord-Nederlandse taalgebruik. Betrekt men ook het Zuiden in zijn beschouwing, dan komt veel meer verscheidenheid voor den dag. De onverbogen vormen van het possessief zijn in het Noorden vrijwel regel geworden, ook in de pers en in officiële bescheiden; in het Zuid-Nederlandse schrijven zijn de verbogen vormen volstrekt niet zeldzaam. Dat levert meer opvallende verschillen dan de wisseling van de en den. Veel meer treffen de Noord-Nederlandse lezer de verschillende praeposities, voegwoorden, om niet te spreken van andere substantieven en adjektieven. Dr. J. Leenen merkte onlangs op, dat hij in een roman van Kollewijn slechts