Spaansche brabander, vers 1490.
Wat dunckje heb ick dan mijn poosje oock niet wel te roer estaan: En noch so geef ick Trijn dubbeld in of heur moer te raan.
zegt de uitdraagster Byateris, nadat zij openhartig heeft verreld, hoe goed zij in haar jeugd haar taak bij het ‘groote gilt’ heeft vervuld. De uitdrukking te roer staan, die gewoonlik betekent ‘besturen’, wordt in dit verband verklaard als ‘flink meedoen’ (Stoett), ‘zijn sporen verdienen’ (Prinsen), ‘zijn diensttijd goed vervullen’ (de Vooys; mijn poosje dus als ‘adverbiale accusatief’ - Moltzer en Knuttel geven géén aantekening bij dit vers). Een verklaring in deze zin is niet verwerpelijk, maar m.i. niet de enig mogelijke: elders wordt namelijk te roer staan, met de aanduiding van een mannelijk persoon tot object, eveneens gebruikt in re amatoria, en wel met de zeer speciale betekenis van het mnl. enen te wille sijn. Ter adstructie van deze bewering mogen de twee volgende voorbeelden dienen:
A.V. Milders Clucht van Sr Groen-Geel (Rotterdam 1633, pag. 14; een deerne spreekt van haar werk):
..... ick laet u versinnen:
Oft een vrouken niet suer en valt die soo veel mannen moet te
Is d'een wegh d'ander komt....
De verklaring van deze plaats in het Ndl. Wdb. XIII, 763: ‘iemand leiden, besturen, regeeren’ past hier slecht.
V.D. Hoofts Clucht Door-trapte Meelis de Metsselaer (Amsterdam 1623, pag. 3; een vrouw spreekt tot een oud man, die haar een oneerbaar voorstel doet):
Ick wou jou wel te roer staen al had icker sulcken vijftich an
Zeer waarschijnlijk heeft ook bij Bredero te roer staan deze (bij)-betekenis, waarvan de oorsprong, als van zo vele van dergelijke uitdrukkingen, min of meer in het duister ligt.
W.G. Noordegraaf.