Het is bekend, dat Vondel Joseph bedoeld heeft als de prefiguratie van Kristus. Het hele derde bedrijf is een tot in kleinigheden doorgevoerde parallel van de geschiedenis der kruisiging. Het is ook volkomen duidelijk welk onderdeel van Kristus' lijden in de hierboven aangehaalde passage wordt geprefigureerd: Joseph in zijn veelkleurige rok met zijn wandelstaf in de hand is Jezus met de doornen kroon, de purperen koningsmantel en de rietstok, de broeders, die Joseph bespotten, zijn de Romeinse soldaten, die het: Wees gegroet, gij koning der Joden! riepen. De spotkoning Joseph is dus de prefiguratie van de spotkoning Jezus. Dit is niets opmerkelijks. Vondels bron voor het spotkoningmotief in zijn Joseph in Dothan was natuurlijk het evangelieverhaal.
Maar daarmee is de passage nog allerminst verklaard. Hoe komt Vondel erbij om Joseph door zijn broeders te laten toespreken als koning (r. 603: koninklijcke zielen; r. 609: Nu koning Joseph), hoe komt Vondel erbij om Levi die burleske hofhouding te laten opsommen, die Joseph mag kiezen uit het aanwezige gezelschap? Want dat Jezus als koning werd bespot kon Vondel allerminst aanleiding geven om Joseph ook als koning voor te stellen.
De prefiguratie is voortdurend symbolisch gehouden en Vondel doet nergens geweld aan de concrete situatie, waarin Joseph geplaatst is en die geheel verschilt van de concrete situatie van de lijdende Kristus. De vraag is dus: waarom wordt Joseph bespot als koning?
De oplossing is m.i. deze. Levi komt, als hij Joseph belachelijk wil maken, plotseling op de gedachte om het Driekoningsspel met hem te spelen. De eerste toespeling hierop vindt men in r. 603-4: komaan, sta op, je bent toch immers onze (feest)koning en wij zijn je onderdanen! Simeon begrijpt dit nog niet zo dadelijk en moet zijn gemoed luchten in een ruwe interruptie (r. 605-6). Dan werkt Levi in r. 609 vgg. zijn inval verder uit en nodigt de feestkoning uit om zijn hovelingen onder de feestgenoten aan te wijzen. Hoe dit bij het Driekoningsspel ging kan men b.v. vinden bij De Cock, Spreekw. en Zegswijzen, 2e dr., blz. 172-6. Voor de koningsloting op Driekoningenavond werden de z.g. keuningsprentjes gebruikt, waarvan men een volledig stel vindt afgebeeld in Rond den Heerd, 1879, 29. De zestien personages van dit stel zijn: koning, raadsman, secretaris, kamerling, rentmeester, hofmeester, schenker, voorsnijder, biechtvader, medecijn,