De Nieuwe Taalgids. Jaargang 29
(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 295]
| |
Franse woorden uit de achttiende en de negentiende eeuw. (Vervolg)Ga naar voetnoot1) II. 1785-1813.De uit het Frans overgenomen woorden zijn voor ons van belang om de invloed der Franse beschaving op de onze te peilen en te kenschetsen. Zij zijn echter slechts één der middelen; de gegevens die de politieke en sociale geschiedenis ons omtrent die invloed verschaft zijn een noodzakelijke aanvulling van de vage en onvolledige inlichtingen der woorden, waarvan de ontleningsdatum zo moeielijk is te bepalen, met name wat betreft de omgangstermen. Ons onderzoek nopens de woorden die in de jaren vóór en na 1800 zijn overgenomen is dus tweeledig, en de resultaten, langs twee verschillende wegen bereikt, zullen aan elkander moeten worden getoetst. | |
A. Het Frans in de samenleving. § 1. Aanrakingen met Frankrijk en de Fransen.De politiek der Patriottische partij had sedert het laatste kwart der XVIIIe eeuw een toenadering tot Frankrijk ten gevolge gehad die, onder Koning Lodewijk nog nauwer toegehaald, in 1811 een staatkundige vereniging is geworden. In tegenstelling tot de refuge, zijn deze betrekkingen tot Frankrijk geen aanleiding geweest tot de duurzame vestiging van Fransen in ons land; zij die hier vertoefden zijn, zo spoedig zij konden, weder huiswaarts gekeerd. De emigrés - wier komst weliswaar geen verband houdt met onze politiek; immers zij verspreidden zich in Engeland, Duitsland, Italië en Zwitserland evengoed als in HollandGa naar voetnoot2) - zijn hier in | |
[pagina 296]
| |
1791 en 1792 gastvrij ontvangen, vooral in UtrechtGa naar voetnoot1); zij schijnen talrijk te zijn geweestGa naar voetnoot2), maar het is mij niet gelukt biezonderheden omtrent hun lotgevallen en huisvesting te vinden. Waarschijnlijk echter heeft hun verblijf een zeer tijdelijk karakter gehad, zoals dat der Belgische en Franse vluchtelingen in de oorlog van 1914. Wij vernemen dat, in 1793, vele emigrés te den Helder waren samengekomen, met het voornemen zich daar in te schepen, hetgeen door ijsgang verhinderd was. In Alkmaar verborgen zij zich op zolders, uit vrees voor de naderende Franse troepen; zij werden ontdekt en op karren naar Amsterdam vervoerd en vandaar naar Utrecht, waar zij van de bevolking voedsel en kleding kregen. Van Breda uit werden zij naar Hamburg geëxpedieerd.Ga naar voetnoot3) Wij horen weder van emigrés in 1798 en 1799, toen Talleyrand en het Directoire door hun Franse vertegenwoordigers ten onzent werden gewaarschuwd voor de talrijke vluchtelingen, waaronder verscheidene mannen van aanzien en vele gedeporteerde priesters waren, die zich in den Haag en Rotterdam verscholen hielden; bij het Bataafse Directoire werd erop aangedrongen dat het hen zou wegzenden, en daaraan gaf het in September 1799 gevolg.Ga naar voetnoot4) Het is echter opmerkelijk dat in particuliere brieven en in verhalen uit die tijd zo zelden sprake is van deze slachtoffers van de Revolutie. In de Karakterschets van A.R. Falck door Mr. C. VollenhovenGa naar voetnoot5) is sprake van Falck's ‘omgang met eenige emigrés, waaronder vele geestige en geleerde lieden’, maar deze zelf spreekt daarvan niet in zijn brieven. J. van Lennep vermeldt een oude Franse emigré, M. Guimard, die gouverneur van zijn oom Jozua de Winter was geweest, en van wie niemand ooit te weten is gekomen wie hij was en vanwaar hij kwam.Ga naar voetnoot6) Voeg ik hierbij de verschijning, in een roman uit 1805, van een dame die in Gouda in huis komt bij een Roomse weduwe, welke een emigré als biechtvader heeft,Ga naar voetnoot7) dan is dat alles wat ik heb gevonden | |
[pagina 297]
| |
over de rol die de Franse vluchtelingen in het Hollandse familieleven hebben gespeeld. In de hierboven vermelde Karakterschets van A.R. Falck is sprake van de ‘Franschen die ons na 1795 overstroomden’. Natuurlijk zijn hier, vooral sedert de inlijving, veel Franse ambtenaren gekomen. Koning Lodewijk bracht een vrij talrijke hofhouding mede, maar hij vulde die weldra aan met Hollanders, in zijn verlangen om een goede Hollandse vorst te zijn.Ga naar voetnoot1) Franse troepen waren hier sedert 1804, maar in 1806 stemde de Keizer erin toe, hun aantal te verminderen.Ga naar voetnoot2) Dit veranderde in 1810, toen Oudinot met een leger van soldaten en douaniers hierheen kwam, maar Napoleon heeft nooit een groot aantal Franse ambtenaren in Holland willen aanstellen, omdat hij overtuigd was dat de administratie beter zou worden gevoerd door Hollanders of tweetalige Belgen;Ga naar voetnoot3) de generaals en vestingkommandanten echter zijn Fransen.Ga naar voetnoot4) Aanraking met deze Fransen die uit hoofde van hun ambt hier vertoefden zal, gedurende de jaren van Franse invloed, beperkt zijn geweest; dat de Franse soldaten zich onder het volk hebben bewogen, is mij niet gebleken;Ga naar voetnoot5) trouwens zij waren hier slechts gedetacheerd en zochten dus de omgang met Hollandse gezinnen niet. Wat de hogere standen aangaat, zo zou uit een rapport van Garat van 1806Ga naar voetnoot6) kunnen blijken dat de dames in de uitgaande kringen sterk onder Franse invloed stonden: ‘Sedert enkele jaren leggen de Hollandse vrouwen uit alle klassen een zekere voorliefde aan den dag voor de mannen van onze natie, wier hoofsheid, toon en levendigheid zij verkiezen boven de zware manieren die de Hollanders kenmerken. Men constateert dat zij een biezonder verlangen hebben om Françaises te worden in zeden, smaak en karakter, zodra de omstandigheden hen in die richting voeren’. Dat dit geen grootspraak van de Franse | |
[pagina 298]
| |
opmerker behoeft te zijn, bewijst de opgang die, tijdens de wereldoorlog, de geïnterneerde Engelse officieren ten onzent maakten.Ga naar voetnoot1) Maar, anderzijds, moet men rekening houden met de afkeer die, ook in den Haag, de inmenging in onze politiek van Franse zijde aan vele Hollanders inboezemde en die ook voor de hier vertoevende Fransen geen geheim was. Reeds in 1798 schrijft Lombard aan Talleyrand: ‘Te zeggen dat wij hier veel aanhangers hebben, kan nog onjuister zijn, omdat men, daar Holland veel geld aan de Fransen geeft, soms door schurken wordt bedrogen en van het Directoire weinig steun voor de regering ondervindt, niet van ons houdt en niet van ons kan houden’.Ga naar voetnoot2) Uit 1800 dagtekent de zin van Sémonville in een schrijven aan Talleyrand: ‘Deze lieden willen ons niet, in het geheel niet, ziedaar een onomstootbaar feit’.Ga naar voetnoot3) In de Moniteur van 17 Juni 1805 was een artikel van een correspondent uit Holland verschenen, waarin werd beweerd dat het Frans hoe langer hoe meer ten onzent de moedertaal verdrong, zelfs in de vertrouwelijke omgang der beschaafde klassen, zodat het Nederlands weldra niet meer dan een patois zou zijn. Naar aanleiding van deze uitlating, schrijft Serurier, zaakgelastigde van Frankrijk, aan Talleyrand: ‘Het artikel van de Moniteur over de Hollandse taal heeft hier een zeer onaangename indruk gemaakt.... De ontstemming erover is, in de voorname standen, zó hoog gestegen dat personen die de Haagse kringen goed kennen hebben opgemerkt dat, sedert dien, de Hollanders met opzet, wanneer Fransen in de buurt zijn, hun eigen taal gebruiken’.Ga naar voetnoot4) En ziehier wat wij lezen in het Rapport dat, in 1811, Réal uitbracht over zijn zending in ons land:Ga naar voetnoot5) ‘Deze anti-Franse geest wordt zelfs door de mannen die Zijne Majesteit met gunstbewijzen heeft overladen niet verheeld, Schimmelpenninck uitgezonderd. In het algemeen worden de Fransen nergens in Holland ontvangen, en geen salon in Amsterdam staat voor hen open. De Hollanders, altijd opgesloten in wat zij hun colleges noemen, blijven ongenaakbaar voor elke poging tot samensmelting’. | |
[pagina 299]
| |
Men mag uit deze gegevens opmaken dat, afgezien van de officiële betrekkingen der regeringspersonen, alleen in den Haag, en uitsluitend in de hoge kringen, persoonlijke omgang met Fransen heeft plaats gehad en dat zelfs daar het Hollands geenszins in de ban was gedaan. Buiten den Haag zal een geval als dat van Falck, bij wiens vader een zekere Godart, die als ‘commissaire aux vivres’ in 1795 met de Fransen was medegekomen, was ingekwartierd, en die de zoon van zijn gastheer uitnodigde hem op een reis door Frankrijk te vergezellen,Ga naar voetnoot1) wel een uitzondering zijn geweest. Wij zagen hoe weinig tegemoetkomend men in Amsterdam was; in Utrecht was het niet anders, toen Koning Lodewijk zijn hof daarheen verplaatste.Ga naar voetnoot2) | |
§ 2. Gebruik en kennis van het Frans.Het lijdt geen twijfel dat, zelfs onder Koning Lodewijk en tijdens de inlijving, de Hollandse staatslieden en regeringspersonen zich van hun moedertaal bedienden in onderling verkeer zowel als in het openbaar leven. Trouwens, het had moeielijk anders kunnen zijn. Ziehier enige biezonderheden die bewijzen dat de kennis van het Frans onder de Hollanders te wensen overliet. Toen in 1787 een groot aantal patriotten naar Frankrijk uitweken, verstonden zeer velen de taal van het land niet. Volgens het Verhaal van het voorgevallene ten opzichte der uitgeweken Nederlanders, was er bijna geen die bij Collignon (de Franse opvolger van Commissaris van Beyma, sedert 1 Juli 1788) kwam, die ‘zoover de taal magtig was dat hij zich kon doen verstaan; ook onder de intendanten waren er meerdere die de Fransche taal niet magtig waren, ja zelfs de Secretaris J. Bode niet; een aantal verdedigingsgeschriften van Van Beyma en Valckenaer zijn uit dien hoofde in het Fransch en Nederlandsch geschreven’.Ga naar voetnoot3) Van Hall deelt ons mede dat, toen Betje Wolff Mevrouw Wattier-Ziesenis ontmoette, zij ‘niet weinig verwonderd was dat deze groote tooneelspeelster niet slechts der Fransche tale onkundig was, maar ook in de theorie | |
[pagina 300]
| |
eener kunst, die zij zoo heerlijk verstond, en in de daarover geschreven werken geheel vreemdelinge was’.Ga naar voetnoot1) En in het reeds genoemde Rapport van 1811, klaagt Réal erover dat het publiek uitsluitend de Hollandse schouwburg bezoekt, daar het zelden genoeg Frans kent om een voorstelling van een stuk in die taal bij te wonen.Ga naar voetnoot2) Zelfs onder de hoger ontwikkelden was kennis van het Frans lang niet algemeen. Toen D.J. van Lennep in 1798 in de Waalsche Synode was gekozen, ‘omdat hij geschikt daarvoor was, onder andere door zijn bekendheid met de Fransche letterkunde’, constateerde hij, dat ‘er enkelen onder de Predikanten en Leden van den Kerkeraad waren die zich in die taal zuiver uitdrukten’,Ga naar voetnoot3) een getuigenis dat wij kunnen aanvullen met hetgeen mr. D.H. Delprat, in de Inleiding zijner uitgave van het Journal van zijn grootvader Daniel Delprat, vermeldt, te weten dat deze laatste, van 1791 tot 1834 Waals predikant in den Haag, ‘zich boven vele van zijn toenmalige en latere ambtsbroeders onderscheidde door zijn vaardigheid om zijn denkbeelden in zuiver Fransch uit te drukken’, en dat in 1799 leden van het Directoire der Bataafsche Republiek daarin ook niet slaagden.Ga naar voetnoot4) En inderdaad, Van Hall verhaalt ons dat, toen een Commissie van het Uitvoerend Bewind, in 1799, generaal Brune te Amsterdam kwam aanzetten tot de aanval tegen de Engelsen na hun landing, ‘de Representant van Leyden aan de levendige woordenwisseling deelnam, als daartoe door een gemakkelijker spreken der Fransche taal meer dan zijn ambtgenooten bevoegd’.Ga naar voetnoot5) Dat ook onder Koning Lodewijk en tijdens de inlijving degenen die, middellijk of onmiddellijk, met hem in aanraking kwamen, vaak moeite met de taal hadden, blijkt uit het volgende: in een brief aan de Koning deelt Valckenaer hem mede dat hij heeft gesproken met een Amsterdamse vriend die een ‘projet de banque’ heeft, maar geen Frans kent en daarom aarzelt aan het hof te komen.Ga naar voetnoot6) Van Hall geeft ons een vermakelijke beschrijving van | |
[pagina 301]
| |
de ontmoeting van Koning Lodewijk met een commissie van drie leden die, namens het Hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de souverein kwamen begroeten: ‘De uitvoering van dien last was des te moeijelijker (al de leden van het bestuur zich daaraan onttrokken hebbende) doordien hij (Van Hall) in de taal, waarin dezelve moest worden uitgevoerd, niet genoegzaam, en zijne medeafgevaardigden al zeer luttel bedreven waren. Dit bleek al aanstonds toen op de vraag van Lodewijk: “waar zich de Maatschappij bevond” de goede Ravekes vrij onkundig antwoordde “par toute la République”, welk antwoord Lodewijk een glimlach afperste’.Ga naar voetnoot1) Elders herinnerde ik er reeds aanGa naar voetnoot2) dat D.J. van Lennep in 1811 lid zijnde van een commissie waaraan het ontwerpen van een Code rural was opgedragen, de enige was die zijn verslag in het Frans schrijft; ‘in de overige rapporten ziet men op bijna elke bladzijde het Hollandsch door de Fransche woorden heenschemeren en enkele Prefekten verschoonen de trage toezending onder andere door den tijd dien het vertalen gekost heeft’.Ga naar voetnoot3) Ten slotte nog deze biezonderheid: in een schrijven van Wesselman aan Lebrun, uit 1810, deelt hij mede dat zijn vader, burgemeester van Helmond en groot grondeigenaar, hem heeft belast met het antwoord, daar hij zelf geen Frans kent.Ga naar voetnoot4) Ministers en gezanten schrijven natuurlijk vlot, hoewel niet altijd correct Frans. Vermakelijk zijn de fouten die minister Van Nagell ontvallen en waarover Falck zich vrolijk maakt.Ga naar voetnoot5) Als Gogel aan de Koning schrijft,Ga naar voetnoot6) dan lezen wij examination voor examen, en effet voor en réalité, effectivement voor en effet, ceux sous mes ordres, ils n'échapperont pas leur punition, il n'y a pas de contagion dans aucune partie du monde, clausule voor clause, se représente voor se présente, quand voor si, en zo meer. | |
[pagina 302]
| |
Brantsen, gezant te Parijs, schrijft:Ga naar voetnoot1) Plus que ce temps avance, mais comme vous ne m'aviez rien dit que le général vous avait parlé. Trouwens, het is slechts aan weinigen gegeven twee talen te beheersen. Verhuell is geheel verfranst en, als hij zich aan het Hollands waagt, is dit vertaald Frans.Ga naar voetnoot2) Er zijn uitzonderingen,Ga naar voetnoot3) maar naar deze kan men de algemene beschaving van een tijdvak slechts in geringe mate beoordelen. De hoogbegaafde A.R. Falck, al heeft hij zich altijd Hollander gevoeld, is door zijn aanleg en carrière toch al te veel in aanraking met het buitenland gebracht dan dat hij als kenmerkend voor zijn tijd en omgeving zou mogen worden beschouwd, tenzij dan in zeer algemene zin; hij is een dier bevoorrechten geweest wier vlug verstand gepaard ging met een hoge geestesdistinctie; zijn brieven doen ons begrijpen dat zijn tijdgenoten hem hebben bewonderd en van hem hebben gehouden. Voor het schrijven van vreemde talen - over zijn gave om die te spreken heb ik geen gegevens - had hij een zeer biezonder talent; van zijn jonge jaren af schrijft hij het Frans met een wonderlijk gemak en een volmaakte zekerheid.Ga naar voetnoot4) Bij hem, zowel als bij D.J. van Lennep, Valckenaer en Bilderdijk, had zich de voorliefde voor Franse cultuur reeds vroeg geopenbaard. Voor Valckenaer bleven Molière, Voltaire en Rousseau zijn gehele leven lang de geliefde schrijvers;Ga naar voetnoot5) Falck ‘was als 't ware doorvoed van de lectuur der Fransche wijsgeerige en letterkundige geschriften.... Zijn kamer hing vol van de portretten hunner voornaamste autheurs; de werken van Voltaire kende hij half van buiten’,Ga naar voetnoot6) en - zo gaat zijn karakterbeschrijver voort - ‘ik heb het er altijd voor gehouden, dat de luimige en ironische stemming, welke hem bijkans nooit verliet, | |
[pagina 303]
| |
daaraan grootendeels hare ontwikkeling verschuldigd was’. Ook Bilderdijk was met het Frans en de Franse schrijvers gemeenzaam en deze vertrouwdheid ging gepaard met afkeer tegen het Duits en Duitsland.Ga naar voetnoot1) Dezelfde voorliefde voor het Frans en de Franse cultuur, ten koste van het Duits, bezielt Willem de Clercq, die zijn dagboek in het Frans begint en die van zichzelf getuigt dat van hem ‘nooit een Noordlander, jazelfs een Hollander in den eigenlijken zin zou zijn te maken’, hetgeen zijn levensbeschrijver aldus aanvult: ‘Niet onmogelijk verraadt zich in zijne ontledingsgave zijn fransche afkomst. De Clercq is en blijft een fransche natuur’.Ga naar voetnoot2) In hen leeft de XVIIIe eeuwse opvatting, volgens welke het Frans en de Franse letterkunde de grondslag waren voor elke cultuur, nog voort, en bij hen vindt men weder die eigenaardige afscheiding tussen deze en het Franse volk, die maakte dat sympathie voor de eerste geenszins gepaard behoefde te gaan met liefde voor het laatste, en dat men met het Frans in zekere mate naar eigen goeddunken handelde,Ga naar voetnoot3) zodat volkomen correctheid alleen bij zeer enkelen wordt aangetroffen, hoe gemeenzaam hun die taal ook is. Allen waren op de Franse school groot gebracht. Willem de Clercq kwam op zijn 6e jaar bij juffrouw Ansieaux, waar hij ‘eigenlijk niets heeft geleerd’, en kreeg daarna particulier onderwijs in rekenen, Frans en geografie, en later privaatonderricht van Tissot, die hem ‘eenig Latijn, maar meer nog Franschen stijl en nadenken over vele dingen leerde’.Ga naar voetnoot4) Falck verhaalt onsGa naar voetnoot5) dat hij op de lagere school onder de leiding van een Frans Zwitser parafrases van Frans proza van Rollin en Condillac had gemaakt en, evenals zijn schoolkameraad D.J. van Lennep, Franse verzen had vervaardigd. De oudste zoon van Mr. C. van Hall gaat school bij de Franse predikant Merkus te Voorburg.Ga naar voetnoot6) | |
[pagina 304]
| |
Bilderdijk werd eerst op de Franse school geplaatst en daarna door zijn vader grootgebracht met Frans dat deze uit oude boeken van de tijd van Lodewijk XIV haalde en uit een Franse vertaling van Phaedrus; ook de Logica van Christian Wolff leerde hij uit een overzetting in het Frans.Ga naar voetnoot1) Hoe bedenkelijk ook veelal het onderwijs in het Frans was,Ga naar voetnoot2) toch kreeg het door de school, in de geestesvorming der begaafde leerlingen, een grote voorsprong. En zonder twijfel is aan de bevoorrechte plaats van het Frans bij het particulier onderwijs,Ga naar voetnoot3) de gewoonte toe te schrijven, die tot ver in de XIXe eeuw bleef bestaan, om met verwanten in het Frans te corresponderen.Ga naar voetnoot4) G.K. van Hogendorp schrijft op 9 Januari 1782 aan zijn moeder: ‘Le jeune d'Yvoy lit exclusivement le français. C'est dommage de tous ces jeunes gens. Le génie de cette langue est si différent de celui de la nôtre, tout y a une tournure à soi, auquel l'esprit se plie enfin. Et que peut-il arriver de plus pernicieux à une nation que de se plier ainsi sur un voisin puissant?’Ga naar voetnoot5) Er is iets naïefs in deze nationalistische preek van een jong Nederlander, die zelf in het Frans schrijft; blijkbaar gaf hij zich geen rekenschap van die tegenstrijdigheid, zó diep was de gewoonte om met de zijnen Franse brieven te wisselen ingeworteld. Falck schrijft aan zijn zuster altijd in het Frans, terwijl zijn brieven aan haar man alle in de moedertaal zijn vervat. Prof. MullerGa naar voetnoot6) herinnert er aan hoe, nog in 1826, Groen van Prinsterer aan zijn ouders Franse brieven zendt en eerst kort te voren begonnen was zich van het Nederlands te bedienen. Wat hiervan zij, niet aan toenadering tot Frankrijk omstreeks 1800, moeten wij deze uiting van de voorname plaats toeschrijven die het Frans in de hogere samenleving had; het is een nawerking van een gewoonte der XVIIIe eeuw, en geenszins | |
[pagina 305]
| |
een bewijs van opleving van Franse invloed. Integendeel, wij zullen zien dat het begin der XIXe eeuw juist een tijd van vernieuwd nationaal gevoel is, en Willem de Clercq schrijft na 1813 zijn Dagboek in het HollandsGa naar voetnoot1), niet meer in het Frans, terwijl G.K. van Hogendorp, die, zoals wij zagen, met zijn moeder in 1782 in het Frans correspondeerde, voor zijn Herinneringen de moedertaal bezigde. Het is moeielijk de geïsoleerde feiten die tot onze kennis zijn gekomen, op de juiste wijze te interpreteren. Toen Napoleon eens in Amsterdam reed, nieste hij en een jongen op straat voegde hem toe: ‘Grand bien vous fasse, Monsieur.’ Napoleon vroeg hem of hij Frans verstond, waarop de jongen antwoordde: ‘Un peu.’Ga naar voetnoot2) Had die jongen deze uitdrukking op school geleerd of door zijn ouders of door een of ander toeval? Eerst wanneer deze vragen beantwoord zijn, mag men de anecdote gebruiken als element van kenschetsing ener periode. | |
§ 3. Invloed van het Frans op de omgangstaal.Alleen door de gemeenzame brieven die uit een vroeger tijdperk voor ons zijn bewaard gebleven kan men zich een, zij het ook vaag, beeld vormen van de taal die men toenmaals in het dagelijks verkeer sprak, en daarom willen wij aan het voorkomen van Franse woorden en gallicismen in de brieven van het einde der XVIIIe en het begin der XIXe eeuw de invloed toetsen die het Frans in die periode op de omgangstaal oefende. David Jacob van Lennep schrijft aan zijn moeder: ‘Er is hier op aarde altijd iets dat ons geluk enpoisonneerd’, en zijn zoon tekent hierbij aan: ‘Er is juist in het overnemen van dit basterdwoord door zijn moeder gebezigd, iets aandoenlijks .... De vertaling van 't woord had door haar als een stil verwijt kunnen beschouwd worden.’Ga naar voetnoot3) De oude Mevrouw Van Lennep was een Hollandse, en het feit dat zij, volgens haar kleinzoon, een Frans woord zou hebben gebruikt dat haar zoon zou hebben vermeden, wijst op een verandering in de omgangstaal der Amsterdamse hogere kringen. Mevrouw Van Lennep schrijft nog naar aanleiding van een kledingstuk: doch die couleur dunkt mij niet zeer geschikt tot fatigue (p. 165), en in de brieven van haar man aan zijn zoon | |
[pagina 306]
| |
David Jacob lezen wij: genereusiteit, zij accrocheren hieraan een conditie, absurd (I, 91-92), tranquil (I, 153), einde en denouement (I, 179), ik reusseer boven verwachting (I, p. 136). Het is vooral de keuze der bastaardwoorden, die niet dezelfde zijn als de ons tans nog gemeenzame, die ons treft, en die ons herinnert aan de Brieven van Betje Wolff, met haar attacheren, cacheren, loueren, trembleren, griffonage, geramasseerde lichamen, besoin, rigide, en dépit, soutien, en zoveel meer.Ga naar voetnoot1) Ook Falck gebruikt Franse woorden, maar alleen die welke ook ons nog in de mond zouden komen (à tort et à travers, frapperen, evenement, choqueren, variëren, autoriteit, interesseren, geëmployeerd) en die dus blijkbaar vaste voet in de taal hadden, er als het ware reeds toe behoorden. In een brief uit zijn studententijd staat nog conduiseren, echapperen (Brieven, p. 91), en hierin herkennen wij een naklank van het XVIIIe eeuwse gebruik van ongewone, niet ingeburgerde Franse termen; ook zijn brieven uit Duitsland, vooral die uit Berlijn (p. 132), waar, zoals hij schrijft ‘in de gezelschappen de Fransche taal de heerschende is’, bevatten er vele, evenals zijn correspondentie uit Madrid in 1804 (savant, gerechercheerd, touche, p. 151). De briefschrijvers der XVIIIe eeuw zagen niet op tegen taalvermenging, en deze uitte zich in de onverschilligheid waarmede men Hollandse termen in Franse brieven - en ook in Frans gesprekGa naar voetnoot2) - strooide en pseudo-Frans of samenstellingen of afleidingen van Franse woorden vormde, en niet het minst in de fouten die men in het Frans maakte.Ga naar voetnoot3) Ook de eerste brieven van Willem de Clercq en van Falck geven blijk van die hebbelijkheid. De eerste schrijft: un diner dont le aanspreker avait la direction (Dagboek, p. 21), le soir nous entrâmes dans la societeit (p. 21), dans le Roef de la barque d' Utrecht (p. 19). Falck: On voit chez lui de luchtpomp que .... (Brieven, p. 122), la propreté qui régnait dans le château et les allées m'a rappelé .... Soestdijk uit hoofde der dichte dennebosschen où j'ai entendu le rossignol pour la première fois (p. 123). In zijn latere brieven is zulk een vermenging zeer zeldzaam (p. 337, votre spitsbroeder). De taal van | |
[pagina 307]
| |
Falck vraagt onze biezondere belangstelling. Hij had een merkwaardig linguïstisch aanpassingsvermogen, ten gevolge waarvan een onderwerp dat verband hield met een vreemd land, door hem als het ware in de vreemde taal werd gedacht. In 1837 schrijft hij aan Insinger: à moins que les discours de Lord P. n'ayent été very incorrectly reported (p. 356). Hij is zeer gevoelig voor de taal zijner omgeving; zo schrijft hij van uit Duitsland over zijn Harzische periode (p. 105), over een comediehuis (p. 131) en over de Tillysche plundering (p. 125), en in een Franse brief uit Maagdeburg van 1800 heet het van een Duits professor dat hij lit quelquefois treize collèges par jour (p. 131). Dit is ook de verklaring van de niet talrijke gallicismen die hem ontvallen; het is niet toevallig dat vier van de acht die ik optekendeGa naar voetnoot1) voorkomen in brieven uit Berlijn, waar hij, zoals wij zagen, in Frans sprekende kringen verkeerde. Dat een vreemd woord hem somtijds eerder in de geest kwam dan het gewone, kan niet verwonderen;Ga naar voetnoot2) eerder, dat dit bij iemand die zulk een gemak had van vreemde talen te leren,Ga naar voetnoot3) zo zeldzaam is. Ik weet niet waarop de opmerking steunt van de uitgever der briefwisseling, dat het Hollands van Falck na de winter van 1811, gedurende welke hij Bilderdijks voorlezingen over onze taal had gevolgd, beter ‘in stijl en spelling’ is dan dat der vóór dit jaar geschreven brieven. In de spelling heeft de uitgever misschien stilzwijgend veranderingen aangebracht, maar de stijl is overal dezelfde: levendig en precies. In gemeenzame brieven gebruikte hij, zoals wij zagen, Franse woorden die bij ons gewoon waren, maar zodra hij, zelfs in brieven aan intieme vrienden, over ernstige onderwerpen schrijft, vermijdt hij deze zorgvuldig; men leze zijn brief uit Londen van 1830 van D.J. van Lennep (p. 302)Ga naar voetnoot4). De Gedenk- | |
[pagina 308]
| |
schriften, die hij van 1828 tot 1837 opstelde, vertonen een zuiver en vlot Nederlands, dat de lectuur ervan zeer aantrekkelijk maakt, afgezien nog van de bekoring die uitgaat van de inhoud dezer ongekunstelde en oprechte autobiografie van een der merkwaardigste en aantrekkelijkste mannen uit de eerste helft der XIXe eeuw. Ook de taal van D.J. van Lennep's brieven heeft niets meer van de XVIIIe-eeuwse pralerij met Franse woorden, en wanneer Roëll een ‘Dagboek ener reize naar het Zuiden van Frankrijk’ schrijft, bevatten slechts enkele alinea's nog al wat Franse uitdrukkingen.Ga naar voetnoot1) Zodat wij mogen aannemen dat, ook in de omgangstaal, voor zover de brieven ons daarvan een beeld geven, minder aan de Franse woordenschat werd ontleend en dat de staatkunde die ons nader tot Frankrijk bracht, op de taal van het verkeer, zelfs tussen hen die goed Frans kenden en met Fransen omgingen, weinig invloed heeft gehad.Ga naar voetnoot2) Men mag verder gaan. De herleving van het nationaal gevoel heeft, zoals wij in de volgende paragraaf zullen zien, geleid tot een streven naar verheffing onzer moedertaal. Daardoor werd het Frans hoe langer hoe meer een vreemd idioom, hetgeen ten goede kwam aan de juistheid waarmede men zowel het Frans als het Nederlands ging hanteren. In zekere zin is dit zuiveringsproces te vergelijken met de wijziging die het Latijn schrijven onder de Renaissance van Karel de Grote heeft doorgemaakt, waardoor het Latijn meer in overeenstemming kwam met de klassieke taal, die als vreemd werd gevoeld. (Slot volgt). J.J. Salverda de Grave. |
|