De Nieuwe Taalgids. Jaargang 29

[p. *2]

Albert Verwey-nummer

[p. *3]

aan Prof. Dr. ALBERT VERWEY wordt deze bundel opgedragen door vrienden en leerlingen, ter gelegenheid van zijn aftreden als hoogleraar aan de rijksuniversiteit te leiden 23 mei 1935

[p. *4]

INHOUD.

	Blz.
C.G.N. de Vooys, Verwey's verdienste voor de Nederlandse litteratuurstudie	193
Maurits Uyldert, De geestelijke schoonheid in de poëzie van Albert Verwey	201
Is. P. de Vooys, Verwey's verdediging van het dichterschap	208
M. Mees - Verwey, Vereenvoudiging en hiaat in dichtertaal	211
Eug. de Bock, Verwey en Vlaanderen	221
P.N. van Eyck, De ontstaanstijd van Gorter's ‘Mei’	223
J. van Ham, De spotkoning	229
T. Langeveld-Bakker, Literairhistoricus, dichter en gedicht	235
J.M.C. Boúvy, De eerste vaderlandse held bij P.C. Hooft	244
W.A.P. Smit, Vondel en zijn bekering	254
K. Heeroma, Vroegrenaissance of geuzenpoëzie?	268
M.H. de Haan, De invloed van Richardson op Jane Austen en op Nederlandse auteurs	274
Hans van de Waal, Vorm en inhoud bij Mostart en Cicero	281
W.G. Noordegraaf, Over enige jeugdverzen van Feith	289
Bladvullingen:
Taal en Poëzie in Zuid-Afrika (Verwey)	222
Verwey over Vondel-waardering	243
Verwey over humor	253