De Nieuwe Taalgids. Jaargang 29
(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerloren middelnederlandse spelen.Bij het doorlezen der tresoriersrekeningen van de grafelijkheid van Holland ontmoette ik enkele posten, die van belang zijn voor de geschiedenis van het Nederlandse toneel en die aan de scherpziende ogen van Mr. Hendrik van Wijn schijnen te zijn ontgaan.Ga naar voetnoot1) In een post uit het begin van het jaar 1414 is sprake van vier gezellen, die voor de Raad vertoonden ‘die continancie vander aexster ende van quadebeck’ (beneden bijlage I). Naar de titels te oordelen zullen wij hier te doen hebben met twee sotternieën. Het is mij niet mogen gelukken deze beide stukken thuis te brengen, tenzij in ‘van quadebeck’ hetzelfde onderwerp behandeld is als in de Franse klucht ‘Malbec, malegorge, malequêpe’Ga naar voetnoot2). Het is natuurlijk zeer wel mogelijk dat er slechts een toevallige overeenkomst in de naam is. De datering van het handschrift van het Franse stuk is veel jonger (1477), echter kan dat stuk zelf wel ouder zijn. ‘Malbec’ moet een komisch intermezzo in een passiespel geweest zijn. Wanneer Simon van Bethanië Christus tot een maaltijd in zijn huis heeft uitgenodigd (Lukas 7: 36; Markus 14: 3), roept de meester zijn knechten Malegorge en Malbec en zendt hen uit om ‘viande necte’ te | |
[pagina 127]
| |
krijgen. Een groot beest, ‘Malegeype’ (Frans: ‘Maleguêpe’) laat zich in hun net vangen. Het dier stelt voor het volk van Auvergne - de opvoering moet omstreeks 1477 te Clermont-Ferrand of althans in Auvergne geschied zijn - in zijn lafheid en slaafse onderworpenheid aan zijn meesters. In het gesprek dat volgt tussen de beide knechten en het dier, waarbij Malbec en Malegorge Frans en Maleguêpe het dialect van Auvergne spreken, worden de aanzienlijken gehekeld en wordt aan het volk verweten, dat het zich laat onderdrukken. Enkele dagen later hebben, zoals onze volgende post (II) laat zien, waarschijnlijk dezelfde gezellen een opvoering gegeven van ‘onser zůeter vrouwen keregang’. De opvoering vond dan ook zeer toepasselijk plaats op 2 Februari (O.L.V. Lichtmis), een feestdag, die in de Middeleeuwen ook wel O.L.V. kerkgang werd genoemdGa naar voetnoot1). Hier moet dus uitgebeeld zijn de opdracht in de tempel. De voorstelling werd gegeven voor de jonge Jacoba van Beieren en haar ‘echtgenoot’ Jan van Touraine ‘op hoirre camer’. Het onderwerp is ook van elders bekend: in 1499 werd te Caprycke gegeven ‘den kerckgang van onser Liever Vrouwen’Ga naar voetnoot2). De laatste rekeningpost, die ik hier mededeel (III) is er een van 3 Mei 1440. Wij zien een bedrag uitgetrokken voor lieden, die de rol van duivels vervulden ‘int spel van den ommeganck inden Hage’. Welk spel zal hier vertoond zijn? Het ligt voor de hand aan te nemen, dat hier het terugvinden van het Kruis is voorgesteld, welk feit op die dag gevierd wordt (vandaar ook: ‘heyligen cruysdach’). Het Kruis immers zou door keizerin Helena († ± 330), de moeder van Konstantijn de Grote, die onder de heiligen der Katholieke Kerk is opgenomen, te Jeruzalem teruggevonden zijn en naar Konstantinopel zijn overgebracht. Dit spel leent zich in het biezonder voor duivelrollen, omdat deze het vinden van het Kruis willen belettenGa naar voetnoot3). Ook dit gegeven is meer gebruikt: in de Nederlanden is in 1521 te Thielt vertoond het ‘Spel vande Invencio vanden Heleghen Cruce’, wellicht is | |
[pagina 128]
| |
ook dezelfde stof behandeld in het ‘Spel van den heyligen Cruuce’ te Rousbrugge-Haringhe in 1558Ga naar voetnoot1). Op een eigenaardigheid wil ik nog wijzen. Er wordt alleen gesproken over betaling van lieden, die als duivels in het spel fungeerden. Verder is over deelnemers niets te vinden (ik heb ook nog de Rentmeestersrekening van Noord-Holland over dit jaar nagegaan). Zou dit een aanwijzing zijn, dat de verdere rollen door geestelijken vervuld zijn, zodat we hier met een kerkelijk mirakelspel te doen hebben, nauw aansluitend aan het ‘liturgische drama’, waarin slechts de profane rollen door leken vervuld zijn? In ieder geval is het merkwaardig, dat reeds in 1440 een ommegangspel in de Noordelijke Nederlanden is opgevoerd. Dit wijst op een traditie van ouder datum in de Zuidelijke Nederlanden, o.a. ter ere van O.L.V. ten Zavel te Brussel. Zou dit ook niet een argument zijn, om de datering van de Bliscappen van Maria nog eens nader te overwegen? Ik moet bekennen, dat de datering van Prof. de Vreese voor de Eerste Bliscap op ± 1447 mij ook niet volkomen dwingend lijktGa naar voetnoot2). T.S. Jansma. | |
Bijlagen. I.(Vorige post: 1414 Jan. 29). Item gegeven iiii gesellen die voir den rade speelden die continancie vander aexster ende van quadebeck i nye scilt facit iii sc. ii d. groot. (A.R.A., Arch. Rekenkamer, tres. rek. v. Willem Eggart, heer tot Purmereynde, 1413 Aug. 23 - 1414 Aug. 23, f. 86v.). | |
[pagina 129]
| |
II.1414 Febr. 2. Item uptie selve tijt by mijnre vrouwen bevelen dair Jan die Boelen die boitscip of dede gegeven den gesellen die onser zůeter vrouwen kercgang speelden voir minen genedigen heeren ende vrouwen van Toereynen op hoirre camer tho huessceden ende tot drincgelde iiii nye scilde facit xii sc. viii d. groot. (Ibidem, f. 87). | |
III.1440 Mei 3. Upten iiien dach van Meye gegeven by bevele mijns heren van Buignicourt ende des gemenen raets als uptes heyligen cruys dach den duvelen die Int spel vanden ommeganck inden Hage bewairden upten dach voirnoemt te huesschede als blijct byder selver certificacien vanden voirscreven rade iii sc. gr. (A.R.A, Arch. Rekenkamer, le rek. v. Willem v. Naildwijc, Rentmeester-generaal v. Holland, 1439 Jun. 19 - 1440 Jun. 25, f. 105 v.). |
|