De Nieuwe Taalgids. Jaargang 29
(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In: op de eerste plaats.Laat me beginnen met een aanhaling uit Ons Eigen BladGa naar voetnoot1): ‘'t Is bekend dat Katholieken spreken van op de eerste plaats, terwijl niet-Katholieken in de eerste plaats zeggen. Volgens 'n mondelinge mededeling van kollega Van Ginneken, is op verbreid door de mechelse katechismus. Toch geloof ik, dat speciaal Katholieken ook op gewijde aarde worden begraven; op 'n klas zitten. Mogelik gaat eens 'n ander op onderzoek uit naar al die oppen’. C.B. van HaeringenGa naar voetnoot2) houdt het niet-katholieke in de eerste plaats m.i. terecht voor een navolging van het franse en premier lieu. Is dit juist gezien, dan blijft nog de vraag te beantwoorden, waarom ‘de’ Katholieken (in het Noorden) dat gallicisme niet overnamen, en het ‘volkomen idiomaties nederlands’ op de eerste plaats hebben behouden. Zou men Van Ginneken's uitspraak mogelik zò moeten wijzigen, dat niet de verbreiding maar het behouden van op aan de mechelse katechismus is toe te schrijven? De stand der kwestie is tans zo: wie op de eerste plaats zegt, is zeker katholiek; maar er zijn ook katholieken die in de eerste plaatsGa naar voetnoot3) zeggen. In : op is dus slechts ten dele een schibboleth! Bekeerlingen blijven ook na hun overgang tot het Katholicisme in de eerste plaats zeggen, dat spreekt. En wanneer de in-formule in een katholiek dagblad voorkomt, komt daarmee de orthodoxie der Redaktie niet in verdenking; alleen reeds hierom niet, omdat een redakteur behalve de pen ook de schaar hanteert. We laten enkele in-voorbeelden uit De Maasbode volgen. Een artikel over ‘sneller verkeer, meer vervoer’, had tot opschrift: ‘Antwerpen-Brussel in de eerste plaats’ (28 XI '33). Was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de schrijver een Vlaming? In een voetbalverslag: ‘Platzer is een fameuse keeper, die in de eerste plaats debet is aan deze Oostenrijksche overwinning’ (11 XII '33)? De schrijver over P. Gervasius was zeker katholiek: ‘Dat is in de allereerste plaats zijn echt Brabantsch-hartelijke.... omgang met de menschen’ (12 XII '33). In een ingezonden van de mij onbekende Alb. Smits: ‘In de eerste plaats heeft de gepensioneerde Indischman..’ (20 XII '33). In een bericht over het verongelukken van de Eméraude zou aan een vertaling uit het Frans kunnen gedacht worden: ‘De lijst bevatte in de eerste plaats den naam van den gouverneur-generaal van Indo-China’ (17 I '34). Van Haeringen's mening over de franse oorsprong van in de eerste plaats, vindt een krachtige steun in het feit dat ook ‘de’ Vlamingen in gebruiken. De brusselse beursredakteur schreef aan De Maasbode d.d. 16 Dec. '33: ‘Zooals men zich zal herinneren, voorzag dit plan in de eerste plaats in de versterking van de Maaslinie’. Dat de schrijver van dit in geen Noordnederlander is, blijkt o.m. uit het volgende: ‘Er zal ook een speciale gemotoriseerde divisie voor de verdediging der Ardenneesche toegangswegen - deze langswaar vooral Frankrijk bedreigd wordt - moeten komen’. Volgens de vlaamse tekst van de troonrede (23 II '34), dankte Leopold III ‘in de eerste plaats de vorsten en staatshoofden, die door hun persoonlijke aanwezigheid of door hun hooggeplaatste vertegenwoordigers deelneming hebben betuigd in onze nationale rouw’. Daar de Vlamingen geregeld in de eerste plaats zeggen - doen ze het ook uitsluitend? - behoeft bij Leopold's in niet aan toevallige invloed van een franse grondtekst worden gedacht. Ook rasechte Vlamingen gebruiken in. Ik citeer enkele voorbeelden uit Jong-Dietschland: ‘Wij moeten in de eerste plaats onze studenten vormen tot bewuste Dietschers.... In tweede plaats [zonder “de”: en second lieu!] hebben we hier te bestudeeren de juiste begripswaarde van: natie, volksgemeenschap, organische staatsopvatting, enz.’ (27 X '33). ‘Dit boek is geen werk voor musicologen alleen - alhoewel zij het in de eerste plaats met vrucht zullen bestudeeren’ (17 XI '33). ‘We moeten dus wel in de eerste plaats met cijfers voor den dag komen’ (15 XII '33). Nochtans mag uit het bestaan van dit zuidnederlandse gallicisme niet besloten worden, dat het noordnederlandse dito via Vlaanderen naar het Noorden is gekomen. Allerwaarschijnlikst, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om niet te zeggen zeker, zullen onafhankelik van elkaar zowel de katholieke Vlamingen, als de niet-katholieke Noordnederlanders het oude inheemse op hebben prijsgegeven voor het gallicistiese in. Wanneer Van Ginneken's gissing mutatis mutandis ‘juist’ is, dan legde de mechelse katechismus het dus in het Zuiden af tegen de franse invloed; en stond hij in het Noorden langer schrap tegenover de invloed van niet-katholieke zijde. Dat in evenwel ook de noordelike katholieken reeds ‘aantast’, werd boven reeds opgemerkt, en blijkt o.m. zeer frappant uit het mandement van het nederlandse episkopaat d.d. 16 Julie 1933. Hierin werd eerst aangedrongen, ‘dat in al onze katholieke organisaties, niet alleen de maatschappelijke, maar op de eerste plaats de godsdienstige vorming moet worden behartigd’. Maar iets verder: ‘In de derde plaats moeten Wij als een onkatholieke opvatting brandmerken de meening, dat....’. Het lijkt mij niet waarschijnlik, dat beide zinnen uit eenzelfde pen vloeiden. Toch is het mogelik. Ik voor mij zeg uitsluitend op de eerste plaats, maar mijn even-katholieke broer, die 36 jaren in België woont, gebruikt altijd in de eerste plaats, bewust! Of het ‘franse in’ ook via recta tot Maastricht is doorgedrongen met zeer talrijke andere franse ontleningen, kan ik niet zeggen. Ik merkte alleen onlangs, dat H.J.E. Endepols in Mestreechter Spraok, doe zeute taol (blz. 194 v.), niet van vreemde smetten vrij bleef. Hij schrijft driemaal achter elkaar in. Ook Noordbrabanders zeggen veel in. Voor zover ik me herinner, is het gebruik van dubbele voorzetsels in dezelfde uitdrukkingen, nooit ex professo bestudeerd. Wel vestigde Bon. Kruitwagen O.F.M. voor enkele jarenGa naar voetnoot1) de aandacht op de wisseling van in en op bij rotterdamse ‘straat’- namen. Uit het onderschrift bij een foto ‘in de Kipstraat’ konkludeerde Kruitwagen, dat ‘de samensteller van dat onderschrift.... zeker geen geboren Rotterdammer’ was. Maar hij liet er toch voorzichtig en krities op volgen: ‘Of anders is het er een van de jongste generatie. Want een echte Rotterdammer praat altijd van op de Kipstraat’. Daar het Woordenboek der Nederlandsche Taal niets zegt over dit gebruikGa naar voetnoot2), moge ik enkele gegevens uit het leerzame artikel overnemen. Bij ‘alles wat een ruime, open vlakte aangeeft’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt op gebruikt. ‘Men spreekt dus van: op het Beursplein, op de Groote Markt, op het Slagveld, op het Krielerf, op het Vasteland, op het Terwenakker, op de Ruigeplaat, op het Bolwerk, op het Roodezand, op het Nieuwe werk’. Bij deze groep hoort vermoedelik ook nog ‘op het Achterklooster, waarmee dan bedoeld is het kloostererf of -terrein’, en zeker ‘op de Meent’. ‘Natuurlijk spreekt men ook van op bij alle samenstellingen met weg of pad. Dus: op den Goudschen Rijweg, op het Heggepad, enz.’. Bij ‘op de Blaak’ is de auteur er niet zeker van, of dit op hier staat vanwege de ‘open vlakte’, dan wel vanwege de ligging ‘aan het water’. Want alles wat aan water ligt, ligt er op: ‘op de Schie, op de Binnenrotte, op den Coolsingel, op den Hoogen Boezem, op het Slaak, op het Stokvischverlaat, op het Spui, op het Haagscheveer, op de Leuvehaven, op den 's-Gravendijkwal, op de Kruiskade, op het Haringvliet, op de Botersloot, op den Schiedamschen dijk, op het Doelwater, op het Oude Hoofd, op de Goudsche vest’. Toch zegt men ook wel ‘aan het Oude Hoofd, aan de Leuvehaven, aan het Steiger, aan het Haagsche veer, aan het Haringvliet, enz. vooral wanneer men het terrein in zijn geheel bedoelt’Ga naar voetnoot1). ‘Eindelijk spreekt een rechtgeaard Rotterdammer nog altijd van op, waar het de buitengemeenten van de stad betreft, dus: op Katendrecht, op Hillesluis, op Delfshaven, op Charlois, op Overschie, op Jaffa, en zelfs van: op Kralingscheveer, zeker als men 't lidwoord het er niet bij gebruikt. In dit laatste geval zegt men: aan het Kralingscheveer’. Daarentegen wordt in gebruikt ‘bij alles wat straat, laan, gang of steeg heet’. Ook ‘bij alles wat het karakter van tuin of geboomte aangeeft ....: in het Boschje, in den Houttuin, in den Open-(Toe-)rijstuin, in de Lange en Korte Warande, in het Park, in de Plantage’. Naast het gewone ‘in de Boompjes’ komt ook wel ‘aan de Boompjes’ voor, alhoewel het in ‘de onmiddellijke nabijheid van de Maas’ ligtGa naar voetnoot2). Toch zijn er ook twee straten met op: ‘op de Hoogstraat’ en op de Kipstraat. De eerste straat was echter vroeger een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dijk, met nu nog als voortzetting naar de kant van Kralingen de Oostzeedijk en Honingerdijk, en naar de kant van Delfshaven de Schiedamsche dijk en Westzeedijk. Ook meent P. Kruitwagen ‘te weten dat de Kipstraat vroeger water is geweest’. Daar zou dan het ‘water-voorzetsel op’ nog aan herinnerenGa naar voetnoot1). Het Woordenboek der Nederlandsche Taal laat ons bij de voorzetsels aan, in, op zo goed als helemaal in de steek. Bij aan (I 41) wordt alleen het type ‘Frankfort aan den Mein, aan den Oder’ vermeldt. Bij op (XI 263) heet dit voorzetsel vooral te dienen ‘ter aanduiding der gelegenheid van plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de zee of van eene rivier. Thans alleen nog in Vlaamsch België. Bergen-op-Zoom, Katwijk-op-Zee. Antwerpen ligt op de Schelde’. De geschiedenis van de nederlandse voorzetsels moet nog geschreven worden. De gevallen dat men in het Middelnederlands nòg op, of òòk op gebruikten, terwijl wij in, aan of een ander voorzetsel bezigen, zijn moeilik te tellen. Ik laat enige voorbeelden volgen uit het Middelned. Woordenboek (V 1639 vv.). Ik zet het tans bij ons gebruikelike voorzetsel telkens tussen haakjes: Soo quam hi gaende op (in) ene grote valeye. Recht als die son doet spruten die bloemkijns op (in) dat woud. Eenre stat, die tSintruden op (in) Hasspegou heet. Si was geboren op (in) Hasspegouwe. Hi liep op (in) den foreeste sciere drie grote milen, 1641. - Dus hebben si om dit vercoren enen andren wech op (aan) dander side. Dat spere voer op (aan) dander side dore. Si namen die paerde ende ledense up een stal (naar, in; vgl. op stal), 1642. - op (in) sine rust gaen, 1643. - Kil. op (aan) den Rijn ghelegen. By wilen so ghinghe ic spasieren op (langs) eenre lopender rivieren. Colcos leghet opter (aan) zee. Doe Ysalde sat opter (aan, bij de) fonteyne. Lyoens op (aan) die Roone. Enz. enz. 1644. - Voor tijdsbepalingen als: op nen zaterdach, op dese stont, up dien nacht, op twee dagen (binnen) enz. zie 1645 v. - Enen op (in) sinen cost hebben, leven op iet (van; vgl. op water en brood), 1648. - Voor de uitdrukkingen: op genade, op ootmoet, op doget, op enes edelhede, up waen en dergelijke meer, zie kol. 1663-1667Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij een leidse promotie - hét is reeds jaren geleden - maakte iemand zich vrolik naar aanleiding van het feit, dat iemand anders ‘op gewijde aarde begraven werd’. Want lijken worden gemeenlik in de aarde begraven! De geleerde opponent had klaarblijkelik niet ex professo nagedacht over die en andere voorzetselkwesties. Want dan zou hij waarschijnlik met die ‘roomse’ gewoonte om op gewijde aarde te begraven, ook onroomse en profane ‘oppen’ van hetzelfde gehalte hebben vergeleken. Ik geef enkele bekende voorbeelden: geld op zak hebben, pijlen op zijn koker hebben, wijn op flessen, bier op kruiken, wijn op fust, vruchten op jenever zetten, vruchten op sap, dieren op sterk water, kersen op brandewijn. In Noord-Brabant heeft men ‘veel visch op de vijver’Ga naar voetnoot1). - Men zou nog kunnen vergelijken, al zijn lang niet alle gevallen hetzelfde: op school zijn, op stal staan, op een kantoor schrijven, op de (spaar)bank, op zijn kamer, op de trein, op de winkel, op de zaak, op het stadhuis, op de Akademie, op de UniversiteitGa naar voetnoot2). - Het onderscheid dat het Wdb. der Ned. Taal (XI 241) laat bestaan tussen: ‘op zijn bed: in zijn bed liggen’, gaat lang niet altijd op. - Slechts aarzelend herinner ik verder nog aan: het eten lag me zwaar op de maag; men heeft iets op het hart, op zijn geweten; dat ligt op mijn lever (ald. XI 243 v.). - Te Utrecht zijn ‘toegangsbewijzen voor den Domtoren verkrijgbaar op No. 21a’. In zake voorzetsels mag men vooral niet de klassicist noch de filosoof uithangen, zoals I.J.M. van den Berg deed tot besluit van een boekrecensie (Msb. 11 I '34): ‘Ten slotte: hoe komen we toch aan de onder ons algemeen gebruikte, maar philologisch waarschijnlijk raadselachtige uitdrukking: op zich zelf beschouwd, bestaand, gezegd, geldend, enz.? Het Duitsche ‘Ding an sich’ geeft toch geen aanleiding daartoe. Waarom ook niet gezegd aan zich of in zich? De uitdrukking op zich schijnt bovendien specifiek Roomsch te wezen. Maar als zoodanig is ze m.i. evenmin verantwoord; in het Latijn kennen we wel een ens a se en ens in se, maar al wordt het Nederlandsche op in het Latijn doorgaans vertaald met in, daarom geldt het omgekeerde toch nog niet’. We zullen dit citaat niet van a tot z onder de loupe nemen. Laat me slechts opmerken dat ‘op zich zelf beschouwd’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in genen dele specifiek katholiek isGa naar voetnoot1). Overigens legt het latijnse voorzetselgebruik zelfs aan een nederlandse katholiek geen biezondere uitheemse verplichtingen op, noch vanwege zijn katholiciteit noch vanwege zijn nederlandschap. Het Nederlands behoeft zich in dezen al evenmin naar het Duits te richten. Het ‘wijsgerige’ op zich zelf beschouwd, genomen e.d. zou men met het middelnederlandse op hem selven kunnen vergelijken: zo zullen volgen ‘de mans op huer lieder selven ende daer naer de vrauwen ook up haer selven’. ‘Niet dat de siele als up haer zelven eerst gheschepen zijnde allerande wijsheit hadde’Ga naar voetnoot2). Ten slotte zou men kunnen vragen, of er naast op: in de eerste plaats meer verbindingen zijn aan te wijzen, waarin op primair-inheems, en in of een ander voorzetsel sekundair-uitheems is. Daar het niet in onze bedoeling ligt, zulke prepositie-varianten ex professo te behandelen, geven we slechts enige doubletten met de franse vertaling ernaast. Dikwels verschilt het zuidnederlands gebruik van het noordnederlandse:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In veel gevallen korrespondeert het franse dans op het nederlandse op:
In andere gevallen heeft het Frans en en à:
Enz. enz. Men kan naast enkele van deze op-voorbeelden ook een in-variant stellen. P. Gerlach Royen O.F.M. |
|