Taal en Tongval. Jaargang 55
(2003)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan van der Auwera & Annemie Neuckermans
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn dit artikel wordt een voor Oost-Vlaanderen typische driedubbele negatie vanuit een typologische hoek bekeken. De negatieve uitdrukkingsvorm in kwestie wordt geïllustreerd in (1). (1) 'k en ben niemand ni tegengekomen Naar de vorm bevat (1) drie negaties: de twee predikaatnegaties en en ni en de kwantomegatie niemand.Ga naar voetnoot1 Naar de betekenis gaat het evenwel om slechts één negatie. Met (1) wordt er ontkend dat de spreker iemand tegengekomen is. Flet typologische perspectief van waaruit de constructie bekeken wordt betreft vooral het werk van Haspelmath (1997), waarin onder meer de interactie van de ‘Jespersen Cyclus’ en de uitdrukking van kwantomegatie bestudeerd wordt. De dialectgegevens werden verzameld in het kader van het ‘SAND-project’ (‘Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten’).Ga naar voetnoot2 In dit artikel worden enkel de Zuid-Nederlandse gegevens besproken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Jespersen CyclusHet was Dahl (1979: 88) die de term ‘Jespersen's Cycle’ bedacht voor het scenario, beschreven door Otto Jespersen (1917), waarin een predikaatnegatie vergezeld kan worden door een versterkend element, de versterker met de tijd een verplicht onderdeel wordt van de predikaatnegatie en de oorspronkelijke predikaatnegatie gaat vervangen. De Jespersen cyclusGa naar voetnoot3 lijkt typisch voor Europa te zijn (zie Bemini & Ramat 1996, Haspelmath 1997: 203). Ook het Nederlands heeft de Jespersen cyclus ondergaan (zie Van der Horst & Van der Wal 1979, Burridge 1983, Beheydt 1998). (2.a) schetst de ontwikkeling in termen van 3 stadia. Het is evident dat er tussenstadia zijn: één waarin niet optioneel was als versterking, en één waarin en optioneel kon wegvallen. De evolutie wordt daarom ook vaak weergegeven in termen van vijf stadia. (2) a. en > en... niet > niet Bijzonder aan het Nederlands is dat het wellicht de enige Germaanse taal is die het oude en nog niet geheel heeft opgegeven, althans niet in de zuide-
Kaart 1. Gebruik van en.... niet in hoofd- en bijzinnen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke dialecten. Kaart 1 is een voorlopige SAND-kaart die laat zien waar we sporen van en... niet aangetroffen hebben, in de hoofd- en de bijzin of enkel in de bijzin. Het is dit en... niet dat we ook in (1) terugvinden. De Jespersen cyclus is eerst en vooral een generalisatie over de ontwikkeling van predikaatnegatie. Maar de hypothese is relevant voor een goed begrip van kwantornegaties, en wel op een dubbele manier. Ten eerste kan het versterkende element een kwantornegatie zijn. Voor het Nederlands is dit het geval. De versterker niet betekende oorspronkelijk ‘niets’. Voor het Frans is dit anders, want het Franse pas betekende ‘stap’. Studies van de Jespersen cyclus benadrukken terecht de parallellen tussen de ontwikkeling in het Frans ((3)) en het Nederlands.
Maar toch is er een verschil: voor het Nederlands, en niet voor het Frans, was de versterker al negatief. Eén aspect van de cyclus voor het Nederlands is dus dat een kwantornegatie uiteindelijk een predikaatnegatie wordt. De tweede manier waarop de Jespersen cyclus relevant is voor kwantornegatie is dat de kwantornegatie, als het ware, zijn eigen Jespersen cyclus heeft, al is het een lichtjes afgeslankte vorm. Dit heeft onder meer Haspelmath (1997: 204) aangetoond, met het Frans.
Net zoals in het tweede stadium van de ‘normale’ Jespersen cyclus de negatie tweeledig is en in het derde stadium de oude predikaatnegatie verdwenen is, zo is er een tweeledig stadium in de uitdrukking van de kwantornegatie, en zo verdwijnt daarna de oude predikaatnegatie. In het eindstadium van de cyclus van de kwantornegatie wordt de negatie enkel nog op de kwantor uitgedrukt. Dit is typologisch zeldzaam, aldus Haspelmath (1997: 202), die zich verder ook beroept op het eerdere werk van Bernini & Ramat (1992) en Kahrel (1996). Als kwantornegatie op de kwantor zelf uitgedrukt wordt dan is er een universele voorkeur om de negatie terug bij het predikaat uit te drukken. Haspelmath ( 1997: 203) geeft hiervoor een semantische verklaring, maar of die juist is of niet, het feit dat er die universele voorkeur is lijkt een robuuste hypothese. Verder beweert Haspelmath dat er slechts twee contexten zijn waarin de taal kan afwijken van de universele voorkeursstrategie en één daarvan is precies die van een Jespersen cyclus zoals in (4.b). Bovendien, aldus weer Haspelmath (1997: 205), is de universele voorkeur zo sterk dat het effect van de Jespersen cyclus weer ongedaan gemaakt kan worden. In het Frans van Québec, bij voorbeeld, komt er een pas personne stadium (gegevens in Daoust-Blais 1976: 1127 en Muller 1991: 262). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot hier het typologische werk over de relatie tussen predikaatnegatie en kwantornegatie. Voor wat het Nederlands betreft, biedt de analyse een plausibel perspectief voor het voorkomen van (5), de variant van het Standaard Nederlands, alsook voor (6), een variant die in grote delen van het Zuid-Nederlandse taalgebied voorkomt - zie sectie 4).
Zowel niemand als niemand ni vinden hun plaats in de Nederlandse pendant van het Franse (4.b’).
Over het en... niemand ni in (1) evenwel biedt de Jespersen-Haspelmath gedachtegang geen uitsluitsel. Dit probleem zullen we in de volgende sectie oplossen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Een geïntegreerd scenarioIn wat volgt schetsen we een hypothese over de mogelijke ontwikkeling van de Nederlandse predikaat- en kwantornegatie. Er is een focus op de processen, niet op de chronologie, en evenmin op de allomorfische variatie. Ook de vele bestaande hypothesen over de factoren die de snelheid van het proces kunnen beïnvloeden (zoals hoofdzin tegenover bijzin of de plaats van de negatie) laten we buiten beschouwing. We ontwikkelen een scenario dat plaats biedt aan zowel de predikaatnegatie als de kwantornegatie. Voor wat de predikaatnegatie betreft biedt dit artikel weinig nieuws, en verwijzen we voor argumentatie en gegevens naar Van der Horst & Van der Wal (1979), Burridge (1983), en Beheydt (1998). Voor kwantornegatie bestaat er nog geen systematisch historisch onderzoek. Het geschetste scenario, in sectie 4 overigens nog voorzien van een variant, geldt hier als zeer tentatief. In wat volgt stellen we de Jespersen cyclus voor in termen van vijf stappen (zoals in (2.b)) in plaats van drie (zoals in (3)). De oudste overgeleverde bronnen van het Nederlands documenteren het gebruik van de enkelvoudige predikaatnegatie en. Dit is het eerste stadium van de Jespersen cyclus. Voor wat de kwantornegatie betreft, is het onze hypothese dat de taal de universele voorkeur voor de dubbele uitdrukking laat zien, met naast een kwantornegatie ook nog een predikaatnegatie - zie Figuur 1. Aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kant van de kwantornegatie behandelen we enkel en niet en en niemand en in de latere uitwerking overigens alleen en niemand.Ga naar voetnoot4
Figuur 1. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadium 1
Niemand en niet zijn morfologisch complex. In een vroeger stadium is er een fusie geweest tussen en of ne en de positieve kwantoren iemand en iet. We nemen aan dat het de gewone predikaatnegatie en is die univerbeert met de positieve kwantor (vgl. Stoett 1923: 160-161, en Bernini & Ramat 1996 over het Oudsaksisch en Gotisch), dat op die manier een patroon ontstaat dat niet in overeenstemming is met de universele voorkeur om de kwantornegatie te laten vergezellen van een predikaatnegatieGa naar voetnoot5, en dat de situatie met de herinvoering van en terug rechtgetrokken wordt. Figuur 2 laat zien dat er in het eerste stadium van de predikaatnegatie aan de kant van de kwantornegatie al behoorlijk wat gebeurd moet zijn.
Figuur 2. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadium 1
In het klassieke tweede stadium wordt de predikaatnegatie versterkt. Hiertoe wordt er een kwantornegatie ingeroepen. Mogelijkerwijze begint de vorm zich in die periode te ontdubbelen, met een niet vorm die zich specialiseert voor predikaatnegatie en een niets vorm die voor kwantornegatie fungeert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 3. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 1 en 2
In dit stadium wordt niet hoe langer hoe meer verplicht. In dit proces zou het zich ook naar andere negatieve contexten kunnen uitbreiden, met name die van de kwantornegatie. In Figuur 4 tonen we voor en niemand - en niets laten we voortaan buiten beschouwing - twee scenario's, in het ene scenario wordt niet ook optioneel bij en niemand, en in het andere niet.
Figuur 4. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 1 en 2
Beide scenario's kunnen in termen van analogie verklaard worden. Als niet optioneel toegevoegd wordt aan de kwantornegatie, dan zou dat kunnen zijn omwille van de analogie met de optionele toevoeging aan de predikaatnegatie. Maar ook als het niet gebeurt, kan analogie spelen: en niemand is een dubbele markering, net zoals en niet. De toevoeging van niet aan en niemand zou een drieledig en niemand niet doen ontstaan, wat de analogie in termen van tweeledigheid zou verstoren. Voor de splitsing in twee scenario's is er verder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook dialectevidentie. Op Kaart 2 geven de twee driehoeken samen ongeveer de zone weer waarin op dit ogenblik en niet nog voorkomt in de hoofdzin. In de linker driehoek komt en niet voor samen met en niemand, in de rechter driehoek komt en niet voor samen met en niemand (niet). Kaart 2. en niet, en niemand, en niemand (niet)
Natuurlijk heeft een diachrone hypothese diachroon bewijsmateriaal nodig en Kaart 2 toont enkel een synchroon dialectbeeld. Maar toch toont Kaart 2 dat de predikaatnegatie en niet even goed kan samengaan met de kwantornegatie en niemand als met de kwantornegatie en niemand (niet). In het derde stadium is niet verplicht geworden, zowel voor de predikaatnegatie als voor één van de twee kwantornegatiescenario's. Verder moet de druk om bij en niemand nog een niet toe voegen nu groter zijn dan in het vorige stadium, want ondertussen is niet bij de predikaatnegatie verplicht geworden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 5. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 1-3
In het vierde stadium is en aan het verdwijnen en in het vijfde stadium is het weg. Opnieuw is er een analogiedruk om de niet-loze kwantornegatie te verrijken met niet. In het vijfde stadium is de kans dat niet toegevoegd wordt wel bijzonder groot, omdat de niemand strategie indruist tegen de universele voorkeur.Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 6. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 1-5
Deze voorstellingswijze laat de in (4) voorgestelde parallellie goed zien. In Figuur 7 tonen we de twee Jespersen cycli met een kadertje met een volle lijn. Maar Figuur 7 bevat nog drie andere Jespersen cycli, aangeduid met onderbroken lijnen. Hier gaat het om een ontwikkeling van en niemand naar niemand niet via en niemand niet of (en) niemand (niet). De drie cycli verschillen naar gelang van het stadium waarin niet zijn intrede doet. Het is precies het en niemand niet waarvoor in vorig onderzoek nog geen plaats was. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 7. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 1-5
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De dialectologie van (en) niemand (niet)In de vorige sectie hebben we beweerd dat en niemand niet een constructie is die ontwikkelingsgewijs tussen en niemand en niemand niet zit. We laten nu zien dat en niemand niet ook dialectologisch intermediair is. Kaart 3 toont de ruime spreiding van niemand niet. Er werd informanten gevraagd of zin (8) in hun dialect mogelijk was.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart 3. Verspreiding van niemand niet
Kaart 3 laat zien dat niemand niet zeer ruim verspreid is. Er is een kleine Brabantse zone waarin niemand niet niet aanvaard wordt - maar wel iemand niet.Ga naar voetnoot7 Het is echter vooral in West-Vlaanderen dat niemand niet geweerd wordt. Hier, en vooral in zuidelijk West-Vlaanderen, wordt niemand niet vertaald in en niemand. Dit wordt op Kaart 4 getoond. Kaart 4. Verspreiding van en niemand
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommige informanten vertalen zin (8) ook met en niemand niet. Op Kaart 5 zien we dat Oost-Vlaanderen hiervoor het kerngebied is.Ga naar voetnoot8 Kaart 5. Verspreiding van en niemand niet
Als we Kaarten 3, 4 en 5 vergelijken zien we dat het kerngebied voor en niemand niet als een overgangsgebied tussen en niemand en niemand niet beschouwd kan worden. Maar er is meer. Elk van de informanten die en niemand niet gebruikten in hun vertaling van (8) aanvaarden ook of het westelijke en niemand, op Kaart 6 aangeduid met ⇐, of het oostelijke niemand niet, aangeduid met ⇒. Kaart 6. en niemand niet tussen en niemand en niemand niet
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De conclusie is dat de dialectgegevens en de cycliciteitshypothese met elkaar in overeenstemming zijn. In beide bekleedt en niemand niet een intermediaire status. Zoals ook bij de discussie van Kaart 2 mogen we niet beweren dat de moderne dialectspreiding een bewijs levert voor de diachrone hypothese. In de cycliciteitshypothese heeft de intermediariteit van en niemand niet een systeeminteme oorzaak: het is omwille van de analogie met de predikaatnegatie van het eigen systeem, het Jespersoniaanse spel van verzwakking en versterking, en het bestaan van een universele voorkeursstrategie (geen kwantornegatie zonder predikaatnegatie) dat sprekers aan hun kwantornegatie een niet toevoegen. Maar er is ook een systeemexteme verklaring mogelijk. Sprekers kunnen hun systeem ook aanpassen omwille van interferentie van een ander systeem. In deze optiek is het en niemand niet gebruik analyseerbaar als een mengvorm van en niemand en niemand niet. Het gaat om sprekers die conservatief waren en in het derde stadium aan en niemand toe waren of in hun vierde aan (en) niemand, maar die uit het progressieve systeem van hun buren, meer bepaald uit het niemand niet van hun vijfde stadium, het niet overnamen. De stappen van een dergelijk extern gestuurde ontwikkeling zijn al in de cyclus voorzien. In Figuur 8 duiden we ze aan met een omkadering. Ook vanuit dit systeemextem perspectief is en niemand niet een intermediaire constructie, een conservatieve constructie met een uit een ander systeem gedropt progressief element. Figuur 8. Ontwikkeling van predikaat-en kwantornegatie - Stadia 3-4
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ConclusieIn dit artikel hebben we een schets gegeven van de ontwikkeling van predikaat- en kwantornegatie. Deze schets integreert de klassieke Jespersen cyclus voor predikaatnegatie, alsook drie cycli voor kwantornegatie. Er wordt op die manier een plaats voorzien voor een driedubbele constructie, die typisch is voor Oost-Vlaamse dialecten en die binnen het typologische werk over negatie nog niet beschreven, laat staan verklaard was. Van deze driedubbele negatie - type en niemand niet - hebben we beweerd dat ze een tussenstadium is tussen en niemand en niemand niet. We hebben laten zien hoe het intermediaire karakter gereflecteerd wordt in de dialectgegevens. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|