Taal en Tongval. Jaargang 53
(2001)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hugo Ryckeboer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InleidingIn de jaren 50 en 60 van de 20ste eeuw werd in Vlaanderen met alle macht het gebruik van het Algemeen Nederlands gepromoot. Intuïtief ging men zich daarbij afzetten tegen het dialect en daarbij werden dikwijls lexicale exogenismen ingevoerd. Een mooi voorbeeld daarvan in Vlaanderen was het vervangen van het dialectische kerremelk, dat beantwoordt aan het standaardtalige karnemelk, door botermelk. Botermelk werd beter of correcter geacht, omdat het uit het Brabantse centrum kwam, waarvan de taalvariant meer prestige had. Dat verschijnsel is genoegzaam bekend onder de door Goossens (1970) gesmede term Brabantse expansie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Zuid-Nederlandse kaartbeeldHoe de zaken zich in dezen in de oorspronkelijke dialecten van het zuiden verhouden, weten we nu alle afleveringen over de woordenschat van het rund van zowel WBD, WLD als WVD. klaar gekomen zijn. Ik wil dan ook graag de lemma's ‘karn’, ‘karnen’ en de hierbij horende samenstellingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en afleidingen samen met de kaarten even bekijken en ze voor een verdere commentaar in een interlinguaal verband plaatsenGa naar voetnoot2.
Bij het voorbereiden van de aflevering Rund 2 van het WVD werd mij duidelijk dat karn, karnen, karnemelk en andere afleidingen of samenstellingen inderdaad thuis zijn in de Vlaamse dialecten behalve in een oostelijke strook van Oost-Vlaanderen langs de Schelde en de Dender (WVD dl. I afl. Rund 2, 381 en vv.), die aanleunt bij de Belgisch-Brabantse dialecten (WBD dl. I, afl. 6, 1037 en vv.). Het kaartbeeld van het Nederlandse taalgebied (zie kaart 1), voor het zuiden getekend aan de hand van de gegevens uit de drie grote regionale woordenboeken van het zuidelijke Nederlands, ziet er dan uit als volgt: in het westen en noorden hebben we ‘kern, karn’ (uitspraak kèè&rn, kaern of ka(a)rn). In het zuid-oosten krijgen we voor de ‘karn’ hoofdzakelijk samenstellingen met boter-, zoals boterkuip, botervat, boterstand e.d.; voor de handeling van het ‘karnen’ het werkwoord boteren of vaste verbindingen als boter stoten, boter stampen, boter slaan, boter draaien of nog algemener boter maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kaart van ‘karnemelk’ levert een analoog beeld op. Alleen is in Noord-Brabant de isoglosse tussen karnemelk en botermelk niet goed zichtbaar, doordat ‘karnemelk’ er kortweg melk, mulk genoemd wordt. Hiervoor heeft Weijnen (1966, 136-137) al een afdoende verklaring gegeven.
De oudste directe aanduiding over de geografische verdeling in het Nederlandse taalgebied vinden we bij Kiliaan. Die noemt ‘kerne’, en ‘kernen’ Saksisch, Sicambrisch, Fries, Hollands en Vlaams; m.a.w. de huidige verspreiding vinden we al terug in de 16e eeuw. Ook andere bronnen wijzen erop dat kern, kernen in het Brabants en Limburgs Middelnederlands ontbreken: karn, kern ontbreken in De Man (1956); wel komt botervat hier voor. De bronnen van het Mnl. Wdb. waarin kerne met samenstellingen en afleidingen voorkomen, zijn evenmin Brabants of Limburgs, met uitzondering dan van de ‘Geschiedenis van Antwerpen’. Antwerpen en omgeving ligt trouwens volgens de moderne dialectkaart dicht bij de isoglosse tussen karnen en boteren. Die isoglosse blijkt in de laatste eeuwen wat verschoven te kunnen zijn, waarbij boteren, botermelk etc. in de laatste eeuwen nog expansief zijn geweest. Goossenaerts (1956-1958: 357-358) zegt dat voor Kalmthout ke(e)ren, keirne, keiren alleen in 18e eeuwse bronnen voorkomt. In verband met de ouderwetse stampkarn noemt hij als onderdelen karnekleed en karnescheel. Voor het overige alleen boterstaf, boterhond en botermelk. Hij vermeldt uitdrukkelijk dat het werkwoord in het dialect uitsluitend boteren luidt. Dat boteren in die regio vanuit het zuiden expansief was, moge ook blijken uit de opmerking van Hoeufft (1836: 80) i.v.’ boteren’ ‘zeggen sommige landslieden in deze streken voor: karnen, boter maken, en: boter-melk situeert hij ‘aan de kant van Zuid-Brabant’. Dat die Brabantse expansie reeds oud is mag blijken uit het Naembouck van de Gentenaar Joas Lambrecht van 1562 (Verdeyen: 1945,116): hij vermeldt kerne daer men boter in kerent en kernstaf maar (ibidem p. 50) ook botermelc naast kernemelc.
Alle idiotica en woordenlijsten van het Nederlandse taalgebied, die ik er heb op nageslagen bevestigen voor het zuiden de gegevens van de drie grote woordenboeken. Daarbij dringt de samenstelling botermelk soms even binnen in het karn-gebied. Dat is b.v. het geval in Meerlo-Wanssum (Nederlands Limburg) (Van de Voort, 1973: 81). Voor het meer noordelijk gelegen onderzoeksgebied zijn alle bronnen eensluidend: daar komt alleen kern(e), karn, kaarn voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als men zich beperkt tot de verdeling van karn, karnen versus botervat, boteren en andere samenstellingen met of afleidingen van boter- in het zuidelijk Nederlands taalgebied, dan lijkt de problematiek vrij eenvoudig: karn, c.s. ontbreekt in het zuidoostelijke deel van het Nederlandse taalgebied.
De vraag is dan waarom zou karn, c.s. hier ontbreken? Aangezien de isoglosse in de aangrenzende Duitse dialecten doorloopt, moeten we voor een verklaring van het ontbreken van karn c.s. in Brabant en Limburg ook verder naar het oosten gaan kijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het westelijk Duitse kaartbeeldEr is voor deze begrippen geen kaart getekend voor het hele Duitse taalgebied, niet in de Deutsche Wortatlas en ook niet elders. Niettemin kan men aan de hand van de Duitse regionale dialectwoordenboeken en een aantal monografieën de verspreiding van de tegenhangers van karnen versus boteren vrij goed traceren. Het meest relevante voor onze vraagstelling hierbij is vast te stellen waar nog varianten van het Nederlandse karn en karnen voorkomen. En dan blijkt karn, kaarn in het noorden en zuidelijker kern, kirn voor te komen grosso modo in het westelijke Nederduits, namelijk in het Oost-Fries (Buurman, 1962: 618), in Sleeswijk-Holstein (Mensing, 1927-1935, III, 56), in de omgeving van Lüneburg (Kück, 1962: II, 85) in de westelijke helft van Niedersachsen (Seidensticker, 1964: Karte 15), in het grootste deel van Westfalen (Foerste 1957: 1863 - Karte 17 en Foerste 1958: 91 - Karte 31), voorts in Hessen (Reichman, 1966: 240-242 en de daar vermelde literatuur), in de westelijke helft van Nassau (Kehrein, 1872: 221) en in het noordelijke Rijnland (Müller/Dittmaier 1928-1971) I, 1461 en IV, 544 en kaart IV, 17 en VIII, 764). De uitspraakvarianten zijn ka(a)rn in het noorden, kern(e) in het midden en kirn(e) in het zuiden van dit westelijk Nederduits areaal.
Op te merken hierbij is dat kirnen en varianten nergens in het Opperduitse gebied voorkomen en evenmin in het oosten, ook niet in het oostelijke Nederduits. Afgaande op de studie van Teuchert (19722) naar de Nederlandse resten in Brandenburg en meer speciaal in de Fläming zou het aldaar ook niet ingevoerd zijn vanuit de zuidelijke Nederlanden in de 11de-12de eeuw, of indien wel, dan heeft het er in elk geval niet overleefd. Er zijn voor de oostelijke Duitse dialecten slechts twee uitzonderingen te noteren, en wel in twee oostelijke taaleilanden, nl. in Siebenbürgen in Roemenië, waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog in de 60er jaren keremältch wordt opgegeven (Schullerus u.a., 19752: V, 146) voor ‘Buttermilch’ en in de Zips (een voormalig taaleiland in Slowakije) waar ook het werkwoord ‘kirnen’ voorkwam. (Dat samen met andere fenomenen wordt trouwens aangehaald om te verwijzen naar de Vlaamse, Nederlandse of Rijnlandse herkomst van de oorsponkelijke kolonisten aldaar. Schwarz, 1957) Toch kan men uit de dialectverschuiving van de 20ste eeuw in de Nederduitse dialecten opmaken, dat de westgrens van karn, kern, kirn c.s. vroeger wat oostelijker gelegen kan hebben. Zowel het Lüneburger Wörterbuch (Kuck 1962: II, 85), als de studies van R Seidensticker (1964, kaart 15) en W. Foerste (1958, kaart 31 van ‘karnemelk’) geven aan dat de woorden van de karn, kern, kirn-familie vanuit het oosten verdrongen worden door butter-woorden, zodat er aan de oostelijke rand van het karn-, kern-gebied een mengzone ontstaat. Dat is een beweging die allicht samenhangt met de uitstraling van het Hoogduits vanuit Berlijn en omgeving. Ze is te vergelijken met de Brabantse uitstraling bij ons naar Vlaanderen toe, maar ze is veel grootschaliger. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De etymologie en het kaartbeeld.In de Zuid- en Oost-Duitse dialecten kent men het woord kirn, kern uitsluitend in de betekenis van ‘graan’ of ‘vruchtenpit’. Dat is een algemeen Germaans woord, dat in die betekenis ook ruim in de Noord-Duitse en Nederlandse dialecten voorkomt. In sommige Middelduitse dialecten, nl. in de Oberpfalz (de streek rond Nürnberg) betekent volgens het Grimmsche Wörterbuch (V, 595) kirn zoveel als ‘room’ in het bijzonder de zoete room die boter geeft. Dat is natuurlijk een totum pro parte, waarbij men uit moet gaan van kirn, kern in de betekenis van ‘korreltje boter, die bij het schudden van de room ontstaat’. Parallellen daarvan vinden we in de Zuid-Nederlandse dialecten: kern, kerntje komen we tegen in de betekenis van ‘korreltje zich vormende boter’ in Zuid-Oost-Vlaanderen beoosten de Schelde (Ryckeboer, De Tier, 2001, 403) en in Vlaams-BrabantGa naar voetnoot3. (Dit begrip is evenwel niet opgenomen in Crompvoets et al., 1980). Noord-Oost-Vlaanderen kent hiervoor de verwante vormen karrel en kerrel (Ryckeboer, De Tier, 2001, 403).
Het Südhessisches Wörterbuch (Maurer, Mulch: 1973-1977, III, 1263) kent hiervoor de sammenstelling Butterkern. Het vernoemt ook (ibidem 1265) de afleiding kernig: ‘die Butter wird kernig: beim Buttern bilden sich kleine Buterklümpchen’. Hetzelfde woordenboek vermeldt (ibidem, 1341) bij het werkwoord kirnen, dat het alleen in reflexief gebruik voorkomt (sich kirnen) en wel in de betekenis van ‘kleine boterkorreltjes vormen, gezegd van de room die in het botervat gestoten wordt’. Dat is semantisch te vergelijken met het Vlaams ‘granen’ (opgegeven in Kapellebroek, Frans-Vlaanderen) en zowel semantisch als formeel parallel met ‘kerrelen, karrelen’ (elk één keer opgegeven in Oost-Vlaanderen, resp. in Erwetegem en Stekene) in de betekenis van ‘boterkorreltjes vormen’ (Ryckeboer, De Tier 2001, 407). Van het reflexieve sich kirnen is de stap niet groot naar een transitief werkwoord kirnen in de betekenis van ‘boter maken’. Wat allicht als een tussenstap beschouwd kan worden, wordt opgegeven in het Wörterbuch der deutsch-lothringischen Mundarten (Follmann, 19712: 288): kirnen betekent er eveneens ‘Kerne ansetzen’ (naast ‘Körner geben’), maar de transititive tegenhanger wordt er met een bijkomend suffix gevormd: kirnlen ‘kirnen, zu Butter rühren’. Daarmee en met de eerder aangehaalde 19de-eeuwse opgave in het Oberpfälzisch bevinden we ons wel net buiten het gesloten kirn-, kern-, karn-gebied. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze opgaven illustreren daar wellicht de oudste voorstadia van het werkwoord kirnen, kernen, karnen. Immers, het werkwoord kirnen, kernen, karnen moet als primair worden beschouwd, en kirn, kern, karn als een deverbatief substantief afgeleid van het werkwoord. Precies in Süd-Hessen, waar de kern-, kirn-isoglosse zijn zuidelijkste verloop kent, komt wel het werkwoord kirnen voor, althans in zijn oudste betekenis ‘boterklonters vormen’, maar niet het substantief kirn in de betekenis van ‘botervat’. Dat bevestigt weer eens de regel dat men aan de periferie (hier van het verspreidingsgebied) de oudste vormen of ontwikkelingen ontmoet. Het Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache (Kluge-Mitzka, 195717, 370) aarzelt niet om van werkwoord en substantief te poneren: ‘beides Ableitungen von germ. *kerna, dass sich früh zu “Milchrahm” entwickelt hat, wie das Zusammentreffen von nhd. (oberpfälz.) kern, mnd. kerne, isl. kjarna in dieser Bedeutung beweist’. Alle etymologische woordenboeken van de Germaanse talen waarin voor karn, karnen een woord van dezelfde stam voorkomt, verwijzen naar het Grimmsche Wtb., waar deze etymologie voor het eerst is voorgesteld. Toch durven ze niet allemaal deze etymologie met evenveel stelligheid poneren. Het Oxford English Dictionary (II, 410) schrijft ‘the ulterior etymology of kirn- is uncertain’ maar verwijst niettemin naar het Grimmsche Wörterbuch i.v. kernen. Ook het Etymologisch Woordenboek (De Vries/De Tollenaere, 1997) blijft voorzichtig en schrijft: ‘misschien verwant met kern en koren’. M.i. neemt de Duitse dialectkaart - naar het aloude adagium ‘des historischen Nacheinander des räumlichen Nebeneinander’ - hier alle twijfel weg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Noordwestgermaanse taalkaart.Als we de verspreiding in het Nederlandse en het Duitse taalgebied naast elkaar plaatsen, zien we een merkwaardigheid, die op zich zelf weer niet zo uitzonderlijk is: ten westen van de Rijn is er een corridor die het Limburgs - Zuid-Brabants gebied verbindt met het Zuid-Duitse, waar kirnen, kernen c.s. evenmin voorkomen. Dat is een kaartbeeld dat aangeeft hoe de Rijn - Maasweg een doorgang heeft geschapen voor Duits taal- en cultuurgoed naar de Nederlanden. (De opkomst van verken, varken vanaf de vroege Middelnederlandse overlevering, die het oude zwijn in het hele centrale Nederlandse gebied verdrongen heeft, levert daar een ander mooi voorbeeld van. Goossens 1999). In zijn Oude woordlagen in de zuidelijk centrale dialecten geeft Weijnen (1999: 97) nog meer voorbeelden van deze Duitse invloed, die vanuit de Rijnstreek ‘met de Keulse kar’ zijn meegekomen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoals hij het uitdrukt. Dat kern, karn c.s. uit het ruime zuidelijk Brabantse en Limburgse gebied reeds lang is verdrongen, is allicht te danken aan deze Rijnlandse expansie. Die innovaties in Limburg en Brabant dateren allicht nog uit de Oudnederlandse periode; ze konden er zich handhaven en later enigszins uitzwermen, eventueel ten koste van ‘Ingweoons’ of ‘Noordzeegermaans’ taalgoed.
Nu dat woord gevallen is, stelt zich inderdaad de vraag of we de kirn, kern, karn-woordfamilie inderdaad tot de Noordwestgermaanse woordenschat, eventueel zelfs tot de Ingweoonse woordenschat mogen rekenen, zoals b.v. O. Reichmann (1966, 241) doet. Het kaartbeeld rechtvaardigt dat m.i., ook al zijn die woorden aan de aandacht van Gotthard Lerchner (1965) ontsnapt.
De kirn, kern, karn-familie blijft trouwens niet beperkt tot het continentaal Westgermaans. Het Oxford English Dictionary (noemt het gewoon ‘common Teutonic’. We vinden woorden van dezelfde stam terug in het Engels en in Engelse en Schotse dialecten (Survey of English Dialects V,5,5), evenals in de Skandinavische talen en dialecten (vgl. het Oxford English Dictionary i.v. churn). We vinden ook ontleningen in de Baltische talen, het Lets, het Estnisch en het Fins (volgens het Grimmsche Wtb V, 605). We kunnen hier geredelijk ontlening vanuit het Zweeds veronderstellen, al is invloed vanuit de vroeger Nederduits sprekende steden van Noord-Duitsland niet uit te sluiten. Ik acht mij niet bevoegd om de ouderdom van deze ontleningen in de Baltische talen te bepalen, maar ik veronderstel dat ze oud zijn.
Dat het substantief kern voor ‘botervat’ inderdaad oud is, kan aan nog meer fenomenen herkend worden. Ten eerste is daar de ontwikkeling van het vocalisme en de geografische spreiding van i, e, a en lange aa voor r en consonant in het Nederlands en Nederduits (vgl. Kirche, kerk, kaark).
Ten tweede getuigt daarvoor de ontlening in het noordelijke Romaans. Céraine, chéraine en varianten voor ‘boterkarn’ komen voor in het Normandisch, het Picardisch (ALF carte 1455, partie nord) en ALPic I, krt. 176) en het Waals (ALW 11 in voorbereidingGa naar voetnoot4). Mocht het woord alleen Normandisch en Picardisch zijn, dan zou men nog aan verwantschap met het Oudengelse ‘cyrin’, en dus aan Ingweoonse palatalisering kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
denken. Maar de meer oostelijke verspreiding ten zuiden van de taalgrens, met name in Wallonië tot in het Luikse toe en vooral de vroege palatalisering van de k tot tj en de latere regionale ontwikkeling tot s of sj wijzen volgens Von Wartburg ondubbelzinnig op Romaanse klankevolutie (FEW 16, 313). M.a.w. de ontlening moet dateren van voor de Gallo-Romaanse palatalisering, die men in de 7de, uiterlijk in de 8ste eeuw kan plaatsen (Pope 1952: 127)). Voor Von Wartburg (FEW) is er in Noord-Frankrijk en Wallonië dan ook geen sprake van ontlening aan het Oudengels maar wel aan het Oudnederfrankisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verklaring van het kaartbeeldAls de kirn, kern, karn-familie al zo oud is, hoe is dan haar afwezigheid in de zuidelijke en oostelijke Duitse dialecten te verklaren? Of kan er een verklaring zijn voor het feit dat deze woordfamilie beperkt is tot het Noordwestgermaans. Misschien kan de oude Wörter und Sachen-benadering hier nog eens van pas komen. Ik waag de volgende hypothese: De streken langs de Rijn en de Donau, waar deze woordfamilie ontbreekt, zijn het vroegst blootgesteld aan contact met de Romeinse cultuur. Nu blijkt uit historisch onderzoek dat het product boter, zoals wij het kennen, aan de barbaren, in casu aan de Kelten en de Germanen onbekend was. Volgens Pauly-Wissowa (III, 1089) kenden zij boter uitsluitend ‘in flüssiger Form’, m.a.w. niet bewerkt en gekneed tot een min of meer vaste substantie. Die vloeibare boter werd trouwens vooral als smeermiddel gebruikt en had veeleer een medicinale of een curatieve functie dan een alimentaire. Ik vermoed dus dat er in het begin van onze jaartelling in Europa een duidelijk regionaal verschil heeft bestaan in de boterbereiding. In de streken die in contact kwamen met de Romeinse cultuur, had men de substantie leren kennen in de vorm van vaste, geknede boter en men nam daarvoor het woord van de Romeinen over, die het trouwens zelf uit het Grieks hadden ontleend. In de streken waar men alleen nog maar de oude ‘barbaarse’ boterbereiding kende, volstond het om boterschuim met boterkorreltjes te bekomen als eindproduct. Daar kon men dan makkelijk bij het oude woord kirnen, kernen blijven om ‘boter maken’ te benoemen.
De huidige verspreiding van woorden van de kirn-, kern, karn-familie tegenover die van de boter-familie zou dan het resultaat zijn van ten eerste een zeer vroege ontlening van de boter-woorden bij de eerste ontmoeting van de Germanen met de Romeinse taal en cultuur langs de Limes van het Romeinse Rijk en ten tweede alle latere bewegingen weerspiegelen van zowel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verhuizende volksstammen uit het Germaanse kernland als de latere cultuurhistorische invloeden en bewegingen vanuit bepaalde centra. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotHet werk aan de regionale woordenboeken kan de indruk wekken dat men gestaag langs platgetreden paden loopt en dat dit weinig vandoen heeft met de zo geroemde methodologische vernieuwingen in de taalkunde. Deze interlinguale dialectgeografische verkenning toont evenwel aan dat de resultaten van het geduldig verzamel- en redactiewerk nog altijd nieuwe stukjes aanbrengen voor de taalgeografische puzzle en tot nieuwe inzichten kan leiden, uiteraard vooral voor de historische taalkunde. Zonder dat werk zouden de onmisbare basisgegevens ontbreken, die straks niet meer te achterhalen zullen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|