Taal en Tongval. Jaargang 50
(1998)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. Ryckeboer en H. Scholtmeijer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingWat is de stand van zaken in de Nederlandse dialectologie aan het einde van de twintigste eeuw? Zonder enige twijfel is deze eeuw voor de dialectologie, als voor zoveel takken van wetenschap, van onvoorstelbaar grote betekenis geweest. Na een begin in de negentiende eeuw, en enkele incidentele studies die nog verder terugreiken, heeft de wetenschappelijke dialectkunde in onze eeuw haar volle bloei bereikt. Toch is het niet altijd hoogconjunctuur geweest. Om dat te illustreren kunnen we op twee tijdstippen een doorsnede maken: de ene in het midden van de eerste helft van de eeuw, de tweede in het midden van de tweede helft. Rond het midden van de eerste helft, dus zo rond 1925, stonden de sterren ongekend gunstig. In dat jaar was in Vlaanderen de Dialect-atlas van Klein-Brabant verschenen, het eerste deel van de Reeks Nederlandse Dialektatlassen, kortweg rnd(a) genoemd, of, naar de initiator, ‘Blancquaert’ (zie Daan 1998). Die rnd zou het grootste gedeelte van de twintigste eeuw, tot en met 1982, het gezicht van de Nederlandse dialectologie in belangrijke mate blijven bepalen. Toen verscheen het laatste deel, Zuid-Drente en Noord-Overijsel, waarvoor de opnamen in 1975, dus precies in het midden van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tweede helft van de twintigste eeuw, afgerond werden. Die lange produktiefase is de rnd wel als kritiek aangerekend (zie o.a. Goossens 1997: 66, Goeman & Taeldeman 1996: 42), maar dat is nu uitgerekend iets wat we niet de werkers van 1925 kunnen verwijten. Juist omdat de meeste opnamen voor de rnd nog altijd in een relatief vroeg stadium (ten opzichte van andere opnamen) van erosie en nivellering plaatsvonden, is er een werk ontstaan waar ook de huidige generatie dialectologen, en ongetwijfeld de toekomstige generaties, alleen maar zeer dankbaar voor kan zijn. De Noordnederlandse dialectologie bereikte haar finest hour kort na 1925, in 1927, met de publicatie van Kloekes al even monumentale werk over de weerspiegeling van de Hollandse expansie in de huidige Nederlandse dialecten (zie Kloeke 1927). Ook dit werk is, om het maar zacht uit te drukken, niet zonder kritiek gebleven. Maar beoordeelt men werken naar de mate waarin zij de wetenschappelijke discussie op gang hebben gebracht (zoals bijv. Gerritsen & Jansen 1979: 65), dan ‘kan er geen waardevoller dialektologisch werk over het Nederlands genoemd worden dan dat van Kloeke’ (idem). Vijftig jaar later, rond 1975, hing de vlag er geheel anders bij. Er bestond in de Nederlandse dialectologie een gevoel van crisis, een gevoel dat tot uitdrukking werd gebracht in het artikel van Weijnen ‘Crisis in de dialectkunde’, in de 27ste jaargang van dit tijdschrift (Weijnen 1975), en in een conferentie die een inmiddels danig gemarginaliseerde groep van dialectologen hield in het Amsterdamse Trippenhuis, in dat jaar: Kleine Tak van de Letteren, wat nu?Ga naar voetnoot2 Halverwege die twee tijdstippen 1925 en 1975 valt 1950, en dat is ongeveer de tijd waarin de eerste aflevering van Taal en Tongval verscheen. Ter gelegenheid van het tiende lustrum van Taal en Tongval hebben wij, op verzoek van de redactie, een inventaris aangelegd van de huidige dialectologische activiteit in het Nederlandse taalgebied. Daarbij hebben we ons niet beperkt tot de traditionele dialectologie, maar gepoogd ook een beeld op te hangen van de andere aspecten van de variatielinguïstiek, zoals die in de laatste decennia grotendeels uit de dialectologie is ontwikkeld. Met name doelen we op de socio-dialectologie en de sociolinguïstiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We hebben dat gedaan door een enquête rond te sturen aan 52 instantiesGa naar voetnoot3 in Nederland, België en Duitsland, die zich op de een of andere manier met de Nederlandse variatielinguïstiek bezighouden, of dat in een recent verleden - globaal gesproken: de afgelopen tien jaar - hebben gedaan. Van 29 instanties hebben we een bericht terug ontvangen.Ga naar voetnoot4 Dat betekent niet, dat men zich op al die instituten nog altijd daadwerkelijk met dialectologie bezighoudt. Bijvoorbeeld de afdeling Fonetiek van de Utrechtse vakgroep Linguïstiek, waar ooit studies vandaan kwamen over het Zeeuws, het Limburgs, het Utrechts en het Nederlands van de IJsselmeerpolders, meldde, dat de dialectologische activiteit er ondertussen geheel stil is gevallen. De antwoorden op de vragen worden hieronder behandeld.Ga naar voetnoot5 Niet alle informatie die binnengekomen is, kon aan bod komen. Voor geïnteresseerden is het volledige materiaal ter inzage bij de auteurs van dit artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. InstitutionaliseringIn deze paragraaf proberen we een globaal overzicht te geven van de instanties die direct of indirect betrokken zijn bij onderzoek en onderwijs op het gebied van de dialectologie of variatielinguïstiek in het algemeen. We hebben die instanties in de onderstaande drie categorieën onderverdeeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Niet-universitaire academische instellingen2.1.1. NederlandDe knaw-instituten waar aan dialectonderzoek wordt gedaan, zijn het Amsterdamse Meertens Instituut (verder mi), en de te Leeuwarden gevestigde Fryske Akademy (fa) (die overigens binnen de knaw een andere status heeft dan de Akademie-instituten zoals het mi). Het aantal dialectonderzoekers aan het mi is voor Nederlandse begrippen groot: 10 medewerkers, die niet allemaal in full time dienst zijn (totaal 8.2 fte), en die zich ook niet allemaal met uitsluitend dialectonderzoek bezighouden. Het dialectonderzoek aan de fa is vele malen kleiner: 0.2 fte. In 1930 begonnen als bureau van de Dialecten-commissie der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, vormt het Meertens Instituut nog steeds de dialectencentrale voor het Nederlandse taalgebied. Om een paar redenen neemt het mi een bijzondere plaats in binnen het Nederlandse, en soms ook Europese, dialectologische landschap. Ten eerste vormt het mi niet een onderdeel van een universiteit. Een gevolg daarvan is, dat het instituut ook geen vaste onderwijstaak heeft. In plaats daarvan, kan men zeggen, is er de documentatieve taak: het mi heeft onder meer tot taak de per definitie veranderende (en vaak verdwijnende) dialecten vast te leggen, niet alleen ten eigen bate, maar voor de hele dialectologische gemeenschap. Een dienstverlenende instelling ten behoeve van alle dialectologen legt het instituut ook in andere opzichten aan de dag, bijvoorbeeld als plaats waar het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschrift Taal en Tongval geproduceerd wordt, of van waaruit de verzending van de jaarlijkse vragenlijsten - waarvoor iedereen vragen kan indienen, en waarvan de antwoorden voor iedereen raadpleegbaar zijn - verzorgd wordt. Geautomatiseerde registers op vragenlijsten en taalkaarten zijn in wording en ten dele al raadpleegbaar. Het mi kent drie onderzoeksafdelingen en een afdeling die zich richt op documentatie en informatievoorziening, waaronder de bibliotheek. Binnen twee van de drie onderzoeksgroepen wordt aan dialectologie en/of sociolinguïstiek gedaan: groep 1 (taalstructureel en geografisch onderzoek van ontwikkeling van variatie in dialecten en naamgeving) en groep 2 (sociolinguïstisch, literair en musicologisch onderzoek van ontwikkeling en betekenis van verscheidenheid in orale cultuur en taalgebruik). Naast het mi en fa kent de knaw overigens ook nog één individuele onderzoeker die zich bezighoudt met dialectonderzoek, t.w. J. van Marle. Tamelijk gering van omvang is het dialectologische onderzoek aan de Fryske Akademy, die in zoverre als de Friese tegenhanger van het mi beschouwd kan worden, dat de fa aan de knaw gelieerd is. De vakgroep Taalkunde is weliswaar groter dan de 0.2 fte die voor dialectonderzoek gereserveerd staat, maar alle overige onderzoekers zijn lexicograaf of houden zich (net als sommige onderzoekers op het mi) bezig met grammaticaonderzoek, dat niet dialectologisch is, maar wel raakvlakken heeft met de dialectologie. Tot 1997 verzorgde ook de fa een jaarlijkse schriftelijke enquête. Het werkgebied wordt gevormd door de Friestalige en Fries-Nederlandstalige gebieden (de eilanden, de gemeente Het Bildt, de gemeente Kollumerland, de steden) van Friesland. Ten dienste van lexicografen, dialectologen en grammatici worden registers op literatuur, woordstudies en dialectkaarten opgebouwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. BelgiëEen echte tegenhanger van het Nederlandse Meertens Instituut te Amsterdam kent Vlaanderen niet. Wel bestaat sedert 1926 de tweetalige Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (Commission Royale de Toponymie & Dialectologie) die ressorteert onder de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Ze geeft jaarlijks haar Handelingen/Bulletin uit, waarin de lijst van de leden (15 Vlamingen en 15 Walen) vermeld wordt. De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie is een van de weinige niet gefederaliseerde taalwetenschappelijke instanties in België en ze krijgt haar kredieten van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diensten van de eerste minister, dienst Wetenschapsbeleid. Aangezien die niet toereikend zijn om hiermee wetenschappelijk onderzoek op te zetten, is terzake voor de Commissie ook geen sturende of coördinerende functie weggelegd. De kredieten volstaan om de vier jaarlijkse vergaderingen van de Vlaamse en van de Waalse sectie te bekostigen, een jaarlijks colloquium te organiseren en een publicatieserie in stand te houden. De lijst van de publicaties vindt men in de jaarlijkse Handelingen.Ga naar voetnoot6 De Vlaamse afdeling van de Commissie bestudeert in principe de Vlaamse, Brabantse en Limburgse dialecten. Het archief van de Commissie betreft de organisatie en de werking van de afdelingen en is niet van dialectologisch-wetenschappelijke aard. Het wordt bewaard in de Bibliotheek van de Academie. Evenmin heeft de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent voor de dialectologie in Vlaanderen een rol vervuld die vergelijkbaar zou zijn met die van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Nederland. De rol van de Vlaamse Academie in de bevordering van de dialectologie bestond tot op heden vooral in het uitschrijven van prijsvragen, het publiceren van al of niet bekroonde werken en het verschaffen van publicatieruimte in haar Verslagen en Mededelingen (vanaf 1998 Mededelingen van de kantl). Nu de financiële ruimte van de Academie onlangs iets groter geworden is, bestaat in principe de mogelijkheid om samen met haar onderzoeksprojecten op te zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Universiteiten2.2.1. NederlandDe twee universitaire instituten die zich expliciet richten op dialectonderzoek zijn, net als de knaw-instituten, te onderscheiden in klein en groot. Groot is de vakgroep Algemene Taalwetenschap en Dialectologie in Nijmegen, met vijf dialectologische/dialectlexicografische medewerkers en zes medewerkers op het gebied van de variatielinguïstiek (daarnaast zijn er bij atd nog vier medewerkers voor het programma Algemene Taalwetenschap). De omvang van het Nedersaksisch Instituut in Groningen is met twee dialectonderzoekers aanmerkelijk kleiner. Daarnaast zijn er aan verschillende universiteiten individuele onderzoekers en docenten in de dialectologie, binnen bijvoorbeeld een vakgroep Nederlands of Alfa-Informatica. Vanaf 1953 bestaat het Nedersaksisch Instituut (ni), onderdeel van de Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen, en daarbinnen participe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rend in het Onderzoeksinstituut clcg (Centre for Language and Cognition Groningen). Het Bureau Groninger Taal en Cultuur wordt grotendeels extern gefinancierd. Het onderzoeksterrein van het ni wordt gevormd door het Nedersaksische taalgebied tussen Lauwers en Wezer. Onderzoek naar de vergelijking en classificatie van dialecten vindt plaats aan de vakgroep Alfa-Informatica van de Rijksuniversiteit Groningen. Verder vindt er dialectonderzoek plaats bij de Vakgroep Taalwetenschap van de Groningse universiteit. De Afdeling Algemene Taalwetenschap en Dialectologie van de Faculteit der Letteren, Katholieke Universiteit Nijmegen omvat twee oude ‘bloedgroepen’:
Binnen de ncdn wordt dialectlexicografische werk aan de Limburgse en Brabantse woordenboeken verricht, die de Belgische en Nederlandse provincies Limburg resp. Noord-Brabant, Antwerpen en Vlaams Brabant bestrijken (sinds 1992 werkt Leuven mee aan het Woordenboek van de Limburgse Dialecten, sinds 1995 ook aan het Woordenboek van de Brabantse Dialecten). Binnen atw wordt experimenteel/empirisch onderzoek aan Nederlandse taalvariëteiten (inclusief het Standaardnederlands) verricht. Het werkterrein omvat het gehele Nederlandstalige gebied (Nederland, inclusief Friesland, en Vlaanderen), alsmede de Rijnlandse dialecten en het Neger-Hollands. De sociolinguïstiek heeft hier vanouds veel aandacht gekregen. Al het onderzoek van de ncdn en het dialectologische/sociolinguïstische onderzoek van atw is vanaf 1998 ondergebracht in het Center for Language Studies, een onderzoeksinstituut van de Katholieke Universiteit Brabant, het Max-Planck Instituut voor Psycholinguïstisch onderzoek in Nijmegen en de kun, in het programma Variatie en Standaard (vast) waaraan ook A. Neijt-Kappen en W. Haeseryn van de vakgroep Nederlands deelnemen. In de opleiding atw (nu nog een bovenbouwstudie, in de toekomst een afstudeervariant van de volledige opleiding (inclusief propedeuse) taalwetenschap), zit een verplichte component sociolinguïstiek/dialectologie, naast cursussen als psycholinguïstiek, fonologie, typologie, syntaxis etc. De vaste staf, de aio's en deels de lexicografen worden betaald vanuit de eerste geldstroom. Verder wordt het onderzoek gefinancierd vanuit de tweede geldstroom (nwo: oio's en deels de lexicografen) en ook vanuit de derde geldstroom (provincies: deels de lexicografen). De lexicografen zijn georganiseerd binnen het rewo, samen met de dialectlexicografen die aan de universiteiten van Leuven en Gent zijn aange- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steld, en de dialectlexicograaf verbonden aan het Staring Instituut. Aan de Universiteit Utrecht wordt sinds 1994 geen college in de dialectologie meer gegeven, maar er wordt nog wel eens afgestudeerd op een dialectologisch onderwerp, bij atw en bij Nederlands. Er worden geen dialectologische onderzoeksprojecten uitgevoerd. Binnen de Faculteit der Letteren van de Vrije Universiteit Amsterdam wordt zowel bij de Opleiding Nederlands als bij de Studierichting atw college gegeven in, en onderzoek verricht naar dialecten. Het vak komt aan bod in de colleges Historische Taalkunde resp. Computerlinguïstiek en Corpuslinguïstiek, en ook bij de opleiding tot veldwerker, waarvan het leren beheersen van het ipa deel uitmaakt. In de doctoraalfase worden jaarlijks werkcolleges Dialectologie aangeboden. Aan de Universiteit van Amsterdam worden dialectologische colleges gegeven, en vindt dialectologisch onderzoek plaats binnen het Instituut voor Neerlandistiek. Aan de Universiteit Leiden vindt onderzoek en onderwijs in de dialectologie plaats binnen de Opleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2. BelgiëIn Vlaanderen is de beoefening van de variatielinguïstiek hoofdzakelijk gebonden aan universitaire onderzoekscentra. Eén daarvan draagt traditioneel de naam ‘instituut’, nl. het Instituut voor Naamkunde en Dialectologie. Het is sedert 1975 een onderdeel is van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Katholieke Univeristeit (ku) Leuven. Het heeft echter een langere traditie, want het kan beschouwd worden als de opvolger van de vroegere Zuidnederlandse Dialectcentrale van L. Grootaers (later Instituut voor Dialectologie) en van het Instituut voor Naamkunde van H.J. Van de Weyer. De onderzoeksgroep van het Instituut voor Naamkunde en Dialectologie telt momenteel negen wetenschappelijke onderzoekers, het herbergt twee dialectlexicografische deelprojecten, nl. deelredacties van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten en van het Woordenboek van de Limburgse dialecten. Daarnaast lopen momenteel twee promotieonderzoeken. De ku Leuven herbergt een tweede onderzoeksgroep, gemakshalve de onderzoeksgroep Geeraerts genoemd, omdat ze onder de leiding staat van D. Geeraerts. Ze neemt vooral lexicale aspecten van het verschillend lopende standaardiseringsproces in Nederland en Vlaanderen onder de loep en onderzoekt de methodologie van het onderzoek naar convergentie of divergentie hierbij. Deze natie-overschrijdende onderzoeken van de variatie in het Standaard-Nederlands worden hier zoals aan de andere Vlaamse univer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siteiten in een interuniversitair Vlaams-Nederlands kader georganiseerd. De onderzoeksgroep Geeraerts bekijkt de problematiek van de lexicale variatie verder niet alleen vanuit een onomasiologisch, maar ook vanuit een semasiologisch perspectief: specifieke aandacht wordt gewijd aan het ontwikkelen van methodologische modellen voor bestudering van semantische variatie. De variatielinguïstiek van het Nederlands is in Gent ingebed in de Vakgroep Nederlandse Taalkunde. De variatielinguïstische onderwijs- en onderzoeksitems die in de vakgroep hoofdzakelijk aan bod komen zijn: fonologische en morfologische beschrijving van de Nederlandse dialecten, dialectlexicografie, dialectresistentie en standaardisering in Vlaanderen, historische dialectologie en naamkunde, dialect en taalsituatie in Frans-Vlaanderen. De vakgroep is met twee leidinggevenden en acht onderzoekers betrokken bij o.a. de vnc-atlasprojecten van de fonologie en morfologie van de Nederlandse dialecten, bij het vnc-convergentie- en divergentieonderzoek, en bij de grensoverschrijdende Zuid-Nederlandse dialectwoordenboeken. Voorts zijn er individuele onderzoeken. Aan de Vrije Universiteit Brussel (vub) gebeuren het onderwijs en onderzoek van de variatielinguïstiek onder de koepel van twee onderzoekscentra, het eerste is het Centrum voor Linguïstiek onder de leiding van R. Willemyns, het tweede is het Centrum voor Interdisciplinaire studie van Brussel, onder de leiding van E. Witte. Onder het eerste onderzoekscentrum ressorteert nu het overkoepelende onderzoeksproject naar de ontwikkeling en de standaardisering van het Nederlands in Vlaanderen in de 19de eeuw. Eveneens onder de koepel van het Centrum voor Linguïstiek loopt in samenwerking met de ru Groningen een van de interuniversitaire onderzoeken naar de standaardtaalvariatie tussen Noord en Zuid. Het Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel is een onderzoeksgroep die afhangt van de vakgroep geschiedenis van de vub. In samenwerking met dit Centrum lopen momenteel twee sociolinguïstische projecten. Variatielinguïstiek van het Nederlands is in de Universitaire Instelling Antwerpen (uia) thuis onder de koepel van het Centrum voor Taal en Spraak (onder leiding van G. De Schutter) Het onderzoekscentrum telt naast twee docenten drie onderzoekers. Het belangrijkste overkoepelende onderzoeksproject verloopt samen met de ku Nijmegen en betreft convergentie en divergentie in verband met de uitspraak van het Standaard-Nederlands. Daarin situeert zich naast het interuniversitair onderzoek ook een individueel promotieonderzoek. Door een convenant met de Universiteit Nijmegen is de coördinator van het Département de néerlandais van het Institut des Langues Vivantes et de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phonétique, van de Université Libre de Bruxelles (ulb) betrokken bij het uitspraakonderzoek dat in Nijmegen gezamenlijk met de uia is opgezet (zie hierboven). Daarnaast loopt er aan de ulb een individueel promotieonderzoek. Ook aan de Université de Liège wordt onderwijs verstrekt en onderzoek verricht in verband met de Nederlandse variatielinguïstiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3.3. Regionale instituten en verenigingenNaast het dialectologische onderzoek aan de universiteiten en academies wordt er ook aan enkele regionale instituten door betaalde krachten streektaalkunde bedreven, een nieuwe en gunstige ontwikkeling ten opzichte van de situatie van zo pakweg 25 jaar geleden. Het Staring Instituut in Doetinchem telt één dialectologische medewerker, de Stellingwarver Schrieversronte in Oldeberkoop twee, en de IJsselacademie in Kampen ook twee (waaronder één consulent); bovendien heeft een medewerkster van het Project Grensoverschrijdende Streektalen (gos) haar bureau op de Kamper IJsselacademie. Ook aan het Van Deinse Instituut in Enschede is een streektaalconsulent verbonden. De Nedersaksische streektaalorganisaties hebben zich verenigd in de Federatie van Streektaalorganisaties in het Nedersaksisch Taalgebied (sont). Buiten de instituten speelt het dialectologische onderzoek zich ook nog af in tal van grotere en kleinere verenigingen, oudheidkundige kringen, werkgroepen etc. De Vlaams-Nederlandse Stichting Nederlandse Dialecten publiceert in haar tweejaarlijkse Dialectenboek een vademecum met de namen en adressen van de grootste van die verenigingen (zie ook de rewo-website: http://dialect.rug.ac.be). Eén van de grotere is sedert jaren zeer actief in de provincie Zeeland, nl. de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek, met als bekendste resultaat het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, voor het eerst verschenen in 1974. Op dit moment is de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek bezig met het interactief digitaliseren van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, samengesteld door dr. Ha.C.M. Ghijsen. Binnen de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek is daartoe een Stichting Zeeuwse Taele opgericht, waarbij één onderzoeker werkzaam is. Als voorbeeld van een getalsmatige kleine vereniging kan gewezen worden op het eiland Schiermonnikoog, waar naar schatting nog zo'n honderd actieve dialectsprekers wonen (dat is 10% van de eilandbevolking), maar waar wekelijks zo'n vijftien mensen bij elkaar komen om te zingen, voor te lezen en te verhalen in het dialect. Van de omvang van de ongeorganiseerde dialectstudie valt uit de aard der zaak al helemaal geen voorstelling te maken, maar in hoeveel studeerkamers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal er niet aan een dialectwoordenlijst worden gewerkt, hoevelen verlenen er niet op afroep hun medewerking aan een dialectonderzoek? Weer een voorbeeld: uit de provincie Utrecht, die maar een paar lokale dialectclubs kent, kwamen meer dan 100 reacties op de jongste enquête van de Stichting Nederlandse Dialecten in de regionale dagbladen. Hoewel in Vlaanderen het dialect nog veel meer in gebruik is dan in Nederland - of misschien juist daarom - is de locale dialectstudie door amateurs veel minder georganiseerd dan in Nederland. Dat is tenminste de indruk die men krijgt uit het overzicht dat in het tweejaarlijkse Dialectenboek van de Stichting Nederlandse Dialecten wordt gepubliceerd. Toch is ook in Vlaanderen het vlugge dialectverlies voor veel amateurs aanleiding om het dialect te gaan registreren en inventariseren. Heel wat heemkundige tijdschriften hebben dan ook een rubriek met dialectwoordenschat. Sommige daarvan zijn in de loop der jaren uitgegroeid tot locale woordenboeken. (Voor een recente lijst zie Taal en Tongval 48, blz. 163 e.v. en de rewo-website). Een bundeling en begeleiding van de amateursbelangstelling door wetenschappelijke beoefenaars bestaat voor de beide Limburgen in de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde (met jaarlijks congres en reeks Mededelingen) en de Vereniging Veldeke-Limburg (met het tijdschrift Veldeke). In het Brabantse dialectgebied zijn er zowaar vier ‘academies’ voor dialectstudie werkzaam, met name de Academie voor het Leuvens Dialect, de Academie van het Brussels, de Tiense Academie (Tienen), en de Academie voor het Westbrabantse Dialect. Daarnaast is er de overkoepelende Stichting Brabantse Dialecten. Zij organiseert om de twee jaar een Brabantse dialectendag (1996 in Leuven, 1998 in Brussel). In de grote steden Antwerpen, Gent (‘De Geintse Sossjeteit’) en Brugge hebben in de laatste jaren enkele dialectverenigingen van zich laten horen, maar hun continuïteit lijkt niet verzekerd. Voor een grote provinciale vereniging voor dialectliefhebbers in de provincies Oost- en West-Vlaanderen lijkt de tijd nog niet rijp te zijn. Daar fungeren de gespreksgroepen en medewerkersbijeenkomsten van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten als catalysator bij de dialectinventarisering. In Zeeuws-Vlaanderen verloopt een en ander in samenwerking met de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. In Frans-Vlaanderen zijn een paar locale initiatieven te vermelden. Er is de vereniging Yserhouck (Volkerinkhove) met een maandelijkse dialectgespreksgroep in Rubroek en ook in Coudekerque-Branche (bij Duinkerke) wordt een dergelijk initiatief gemeld. Daarnaast organiseert de Duinkerkse vereniging Het Reuzekoor wekelijks een cursus Vlaams in Duinkerke en in Warrem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
snd en vdw De hierboven al genoemde Stichting Nederlandse Dialecten (snd) richt zich vooral op de liefhebbers, bijvoorbeeld met de enquêtes in de regionale dagbladen, waarvan de resultaten overigens wel weer door vakdialectologen verwerkt worden tot bijdragen die verschijnen in Het Dialectenboek, en die dan ook weer via krantenpublicaties hun weg vinden naar het grote publiek. Het Dialectenboek verschijnt ter gelegenheid van de Dialectendagen, om de twee jaar gehouden (de eerste dagen in Den Bosch, de vijfde dag in Zwolle). De dialectendag heeft hetzelfde karakter als het boek: lezingen en workshops door vakwetenschappersGa naar voetnoot7 voor het geïnteresseerde publiek, dat overigens door soms in klederdracht te verschijnen het geheel het karakter van een toogdag geeft. De Vereniging voor Dialectwetenschap (vdw) richt zich niet op het liefhebberspubliek, maar op degenen die zich op wetenschappelijke wijze met het dialect bezighouden, en in negen van de tien gevallen betreft dat mensen die van het dialect (een deel van) hun beroep hebben gemaakt. De opheffing van deze Werkgemeenschap Dialectologie door nwo deed bij de leden de behoefte ontstaan aan de voortzetting van een forum waarin nieuwe projecten en projectvoortgang besproken kunnen worden. Na een intermezzo met de wat ongelukkig afkortende naam Vereniging Van Dialectologen is de vdw in februari 1997 van start gegaan, met een ledental dat cirkelt rond de 100. Gemeenschappelijk aan de snd en de vdw is dat ze het hele Nederlandse taalgebied voor hun rekening nemen. De snd publiceert om de twee jaar op haar Dialectendag het hierboven al genoemde Dialectenboek, met daarin een wegwijzer op het gebied van de belangrijkste literatuur en adressen voor geïnteresseerden in dialectonderzoek (De Tier en Reker 1998). vdw-berichten, dat twee keer per jaar verschijnt, informeert de leden over de stand van zaken in het lopend onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Onderwijs3.1. NederlandIn Groningen (Nedersaksisch Instituut) worden de colleges Algemene dialectologie en Nedersaksische taalgeschiedenis gegeven (docent Niebaum, 5 studenten) en Variatie in het Gronings (Reker, 7 studenten) gegeven. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle gevallen gaat het om hoor- en werkcolleges die zich in de doctorale fase afspelen. Recentelijk waren er geen doctoraalscripties, wel één dissertatie. Bij Alfa-Informatica werd één dialectologische scriptie voltooid. In Nijmegen worden de volgende colleges gegeven, met telkens R. van Bezooijen als docent:
Tussen 1993 en 1997 werden er in Nijmegen vijf doctoraalscripties geschreven, en negen proefschriften verdedigd. In Utrecht zijn er als gezegd geen dialectologische colleges meer. Wel overgebleven is een onderdeel dialectologie in de inleiding sociolinguïstiek, voor tweede- en/of derdejaarsstudenten. Wat in vorige jaren is gezaaid, wordt geoogst in de vorm van drie scripties en een groot aantal werkstukken. Aan de Opleiding Nederlands van de Vrije Universiteit te Amsterdam komt dialectologie in het tweede-jaarscollege Historische Taalkunde (docent J.A. van Leuvensteijn) nadrukkelijk aan de orde. Voorts is er een doctoraal werkcollege ‘Dialectologie’, met elk jaar een ander onderwerp. Behandelde onderwerpen zijn bijvoorbeeld ‘Werken met de rnd’ en ‘Het Jordaans’. In de periode 1993-1997 voltooiden twee studenten een scriptie op een dialectologisch onderwerp; er waren geen dialectologische proefschrif- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten. De Studierichting atw kent colleges in de computerlinguïstiek en de corpuslinguïstiek, beide met P.Th. van Reenen als docent. Het gaat hier om werkcolleges in het derde en vierde jaar, met twee studenten. Daarnaast worden jaarlijks veldwerkers opgeleid. In de afgelopen jaren zijn er hier diverse dialectologische werkstukken gemaakt, waarvan enkele tot een publicatie hebben geleid. In september 1999 zal een proefschrift worden verdedigd. Verder speelt dialect een rol in de colleges ‘taalverandering’ van J. van Marle. Aan de Universiteit van Amsterdam worden specialisatiecolleges gegeven, voor gemiddeld drie à vijf studenten, over onderwerpen als woordgeografie of fonologische variatie binnen het Nederlands. Docent is J.P.A. Stroop. Er zijn recentelijk geen scripties of proefschriften voltooid, maar wel worden de colleges afgesloten met een nota, soms in de vorm van een taalkaart. Bij de opleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde te Leiden zal volgens het nieuwe programma in het voor alle studenten verplichte gedeelte in het eerste semester van het tweede jaar een inleiding in de regionale en sociale taalvariatie worden gegeven (hoorcollege). In het keuzeprogramma zijn b-groepen taalvariatie voorzien (onderzoeksgroepen, gemiddeld 10 tot 15 studenten). In de periode 1993-1997 kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: dialect in het grensgebied van Noord- en Zuid-Holland, adposities in het Nederlandse taalgebied, possesieve constructies, veranderingen in de 20e eeuw, dialectverlies in Roermond, noordelijke syntaxis. Verwant is een a-groep norm en taalvariatie (voorbereidende groep, gem. 20 studenten). In de periode 1993-1997 kwamen in Leiden veertien dialectologische afstudeerscripties tot stand. De volgende docenten zijn bij het onderwijs betrokken: C. van Bree (gastdocent), A. van Santen, A.A. Sneller, C.L. de Vink. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. BelgiëTot in de jaren '50 beheerste de dialectologie grotendeels het onderzoeksveld van het Nederlands in de Vlaamse academische en universitaire wereld. Hoewel keuzevak, was het vak dialectologie het belangrijkste opleidings- of vormingsmedium voor taalwetenschappelijk onderzoek van studenten Nederlands. De universitaire docenten dialectologie waren in de regel dezelfde personen die de leerstoelen Nederlandse taalkunde en vaak ook aspecten van de algemene taalkunde, met name de fonetiek of historische taalkunde doceerden. Dat was b.v. het geval met Ph. Colinet, L. Grootaers en J.L. Pauwels in Leuven, met A. Van Loey in Brussel, met E. Blancquaert, W. Pée en V.F. Vanacker in Gent. Die traditie wordt nu nog aan de ru Gent voortgezet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door J. Taeldeman en gedeeltelijk aan de vu Brussel door R. Willemyns. Aan de drie oudste universitaire centra in Vlaanderen is de dialectologie daarom ook traditioneel een keuzevak in de tweede cyclus van de opleiding van de licentiaatsstudenten in de Germaanse Filologie. Dat is zo in Leuven met achtereenvolgens Ph. Colinet, L. Grootaers, J.L. Pauwels en J. Goossens als docenten, in Gent sedert 1925 met achtereenvolgens E. Blancquaert, W. Pée, V.F. Vanacker en J. Taeldeman als docenten (zie: Devos 1992), in Brussel met de opeenvolgende docenten A. Van Loey en R. Willemyns. In Leuven is met het emeritaat van J. Goossens in 1996 aan die toestand een feitelijk einde gekomen. Het betrof daar tot dan toe een hoorcollege met oefeningen over twee semesters. Aan de Universiteit Gent wordt het keuzevak elk jaar gedoceerd. Het betreft een hoorcollege afgewisseld met werksessies, waarbij de studenten (gemiddeld een 25-tal) een seminariewerk maken gewijd aan één of ander topic, b.v. een contrastieve beschrijving van het diminutiefsysteem van twee dialecten, een geografie van de dubbele negatie, de representatie van wgm. sk in de hedendaagse dialecten, een woordgeografische studie van de benamingen voor de kruiwagen, idem van fietsonderdelen e.d., onderzoek naar dialectnivellering, enz. Aan de Vrije Universiteit Brussel is de dialectologie eveneens een keuzevak in de licenties; het is een werkcollege over één semester, waarbij de studenten een praktische taak (b.v. het tekenen van een of meer kaarten, het uitwerken van een vergelijkende enquête of de analyse van dialectlexicografisch materiaal) uitvoeren naast het schrijven van een seminariewerk over een dialectologisch onderwerp naar keuze. In sommige Waalse universiteiten bestaat in het curriculum Nederlands sedert jaar en dag een gelijkaardig keuzevak dialectologie. Met name na het aantreden van W. Pée als hoogleraar Nederlands in Luik heeft hij er een keuzevak Nederlandse dialectologie geïntroduceerd, dat vandaag de dag, weliswaar verbreed naar de variatielinguïstiek in het algemeen, nog verder leeft in het keuzevak voor de licentiaatsstudenten: Étude des variétés régionales et sociales du néerlandais contemporain (30 uur). Het is een hoorcollege, dat in de laatste jaren gemiddeld een vijftal studenten trekt. Docent is G. Janssens. Ook aan de Université Catholique de Louvain (Louvain la Neuve) doceert R. Jongen Contrastieve dialectstudie van de Nederfrankische dialecten (nadere informatie over de aard van de cursus ontbreekt). In de jaren '60 is die dominante positie van de dialectologie als universitair studie- en onderzoeksveld in Vlaanderen geleidelijk verminderd en tegelijk is de dialectologie vanaf de jaren '70 meer en meer methodologisch en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inhoudelijk beïnvloed door de sociolinguïstiek. Zodoende is de traditionele descriptieve en op de historische taalkunde georiënteerde dialectologie steeds meer ingebed in de sociolinguïstiek. Daarmee is de aandacht ook gericht op fenomenen als dialectbehoud versus dialectverlies, regiolectisering en taalstandaardisering. Deze verschillende aspecten van de varatielinguïstiek komen nu ook voor in het onderwijsaanbod van de Vlaamse universiteiten. Aan de vu Brussel wordt reeds in de kandidatuur een hoorcollege variatielinguïstiek gedoceerd door R. Willemyns: Inleiding tot de sociolinguïstiek en dialectologie. In de licenties zijn naast Dialectologie ook Sociolinguïstiek en Maatschappelijke tweetaligheid een volwaardig keuzevak met als respectieve docenten R. Willemyns en H. Baetens-Beardsmore. Aan de ku Leuven worden diverse aspecten van de historische taalkunde en taalvariatie inleidend behandeld in het hoorcollege Algemene Taalkunde (voor alle studenten van de Germaanse en Romaanse talen in de eerste en tweede kandidatuur) door D. Geeraerts. De kandidatuurstudenten Nederlands krijgen in het vak Nederlandse Taalkunde en Nederlandse taalbeheersing een inleiding tot de taalgeschiedenis en taalvariatie van het Nederlands door J. van der Horst. Dezelfde docent biedt voor de studenten Nederlands in de licenties het vak Taalgeschiedenis en Taalgeografie aan, waarin ingrediënten van het vroegere keuzevak dialectologie verwerkt zijn. D. Geeraerts behandelt af en toe aspecten van de variatielinguïstiek voor de licentiaatsstudenten in het werkcollege capita selecta uit de algemene taalwetenschap, vooral aspecten die aansluiten bij het onderzoek van zijn onderzoeksgroep. Voorts worden in Leuven in de tweede cyclus het vak Sociolinguïstiek aangeboden door K. Jaspaert en het vak Diachrone Linguïstiek door J. van der Horst. Van 1993 tot 1997 zijn in Leuven 5 licentiaatsverhandelingen en 1 proefschrift geschreven. In Gent wordt de variatielinguïstiek eveneens behandeld in de Inleiding tot de Algemene Taalkunde in de kandidaturen door J. Taeldeman. In de licentiecursus(sen) Nederlandse Taalkunde staat er om de twee jaar een werkcollege Sociolinguïstiek (30 u.) op het programma. Na een theoretische inleiding bereiden de studenten een werkstuk voor over taalattitudes, (sub)standaardisering, dialectnivellering, taalvariatie in relatie tot taalverandering, e.d. Daarbij hoort altijd een portie veldwerk. Ook in het keuzevak Dialectologie is het sociolinguïstisch variatieonderzoek volwaardig geïntegreerd. Van 1993 tot 1998 zijn in Gent op het gebied van de variatielinguïstiek 30 licentiaatsverhandelingen geschreven, waarvan 9 zuiver dialectologische, 14 sociolinguïstische en 7 i.v.m. regionale of nationale aspecten van de standaardtaal. Eén onderzoeker is gepromoveerd in Nijmegen op aspecten van het Nederlands in Noord-Frankrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de Universitaire Instelling Antwerpen worden in de licenties in de capita selecta aspecten van de synchrone taalvariatie behandeld door G. De Schutter. Het betreft een hoor- en werkcollege van 30 uur voor gemiddeld een 15-tal studenten, waarbij aan materiaalverzameling wordt gedaan, materiaal dat wordt verwerkt en besproken bij voorkeur in vergelijking met oudere vakliteratuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Onderzoek4.1. Grensoverschrijdende samenwerking4.1.1. Vlaams-Nederlands4.1.1.1. WoordenboekprojectenDe wetenschappelijke dialectwoordenboekprojecten worden gecoördineerd door het rewo, een overlegorgaan in de schoot van de Nederlandse Taalunie. Drie grote regionale dialectwoordenboeken zijn momenteel nog aan de gang in drie universitaire centra: in de Vakgroep Nederlandse Taalkunde van de ru Gent het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (wvd) in het departement Algemene Taalkunde en Dialectologie van de ku Nijmegen en aan het Instituut voor Dialect- en Naamkunde van de ku Leuven het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (wbd) en het Woordenboek van de Limburgse Dialecten (wld), het laatste in samenwerking met het Sociaal Historisch Centrum van Maastricht. De projectleiding en de redacties werken nauw samen om planning, methode en output op elkaar af te stemmen. Naast de genoemde woordenboeken participeren ook het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (wald) en het project Grensoverschrijdende Streektalen (gos) in het rewo. wld, wbd en wvd zijn naar het oorspronkelijke concept van A. Weijnen thematisch geordende, onomasiologische woordenboeken die elk een deel van het Zuid-Nederlandse dialectlandschap bestrijken, respectievelijk het Vlaamse, het Brabantse en het Limburgse. Ze tellen elk drie delen (i Landbouwterminologie, ii Beroepstalen, iii Algemene Woordenschat), die telkens uit een serie afleveringen bestaan. Naast een gedrukte presentatie van het woordmateriaal bevatten ze ook heel wat woordkaarten en encyclopedische illustraties. Het project Woordenboek van de Brabantse Dialecten (wbd), dat werd opgezet in 1959 door A.A. Weijnen en werd voortgezet door A.M. Hagen, staat nu onder de leiding van R. van Hout (ku Nijmegen) en W. van Langendonck (ku Leuven); L. Draye en J. Goossens (beiden ku Leuven) zijn wetenschappelijke begeleiders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van deel i en ii verschenen er samen reeds 16 afleveringen, met deel iii werd in 1995 gestart. In Nijmegen zijn er twee redacteurs, in Leuven sinds 1995 één, vanaf oktober 1998 drie. Het wbd wordt gesubsidieerd door de provinciebesturen van Noord-Brabant, Vlaams-Brabant en Antwerpen; het Nederlandse (nwo) en het Vlaamse (fwo-Vlaanderen) Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek via hun vnc-fondsen; de Onderzoeksraad van de ku Leuven, de ku Nijmegen en zwo voor publicatiesubsidies. Het zal in de eerste jaren van het nieuwe millennium afgerond worden. Het Woordenboek van de Limburgse Dialecten (wld) is eveneens opgezet door A.A. Weijnen en voortgezet door A.M. Hagen en J. Goossens. De projectleiding berust momenteel bij L. Draye (ku Leuven) en R. van Hout (ku Nijmegen); J. Goossens en W. Van Langendonck (beide ku Leuven) zijn wetenschappelijke begeleiders. De wld-redactie is deels aan de ku Nijmegen (drie redacteuren) en deels aan de ku Leuven (één redacteur) gehuisvest. Deel iii van het wld zal vermoedelijk in de eerste jaren van het nieuwe millennium afgerond kunnen worden. Het wld wordt gesubsidieerd door de ku Nijmegen, het Provinciebestuur van Nederlands Limburg, het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Impulsprogramma Humane Wetenschappen) en door zwo voor publicatiesubsidies. Het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten is naar de opzet van het wbd en wld begonnen in 1972 met de materiaalverzameling onder de leiding van W. Pée en V.F. Vanacker. Het verzamelt en beschrijft systematisch de dialectwoordenschat van de Belgische provincies West- en Oost-Vlaanderen en voorts van Frans-Vlaanderen (département de Dunkerque, Nord) en Zeeuws-Vlaanderen (provincie Zeeland). De Inleiding verscheen in 1979. Momenteel staat het wvd onder de leiding van M. Devos en J. Taeldeman. Er zijn vijf redacteuren aan verbonden. Sedert 1979 zijn een Inleiding en 15 afleveringen verschenen (8 van deel i, 6 van deel ii en 1 van deel iii); in 1999 worden van deel i en iii telkens één aflevering in het vooruitzicht gesteld. Het wvd wordt momenteel gefinancierd door kredieten van de Vlaamse Gemeenschap (Impulsprogramma Humane Wetenschappen), door de provinciebesturen van Oost- en West-Vlaanderen en Zeeland, het Onderzoeksfonds van de Universiteit Gent, en een bijzonder initiatief van het Ministerie van Onderwijs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.1.2. Overige projectenSedert de oprichting in 1994 van het Vlaams-Nederlands Comité (vnc), dat de samenwerking tussen het nwo en het fwo-Vlaanderen organiseert op het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebied van het wetenschappelijk onderzoek naar gemeenschappelijke aspecten van taal en cultuur, zijn in vnc-verband ook op het gebied van de dialectologie en de variatielinguïstiek een aantal projecten geëntameerd, die hieronder beschreven worden. Voorts zijn enkele dialectlexicografische projecten eveneens door het vnc mogelijk gemaakt. Zie daarvoor blz. 79 Woordenboekprojecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fonologische en morfologische atlas van de Nederlandse dialecten, partim fonologie (FAND)Projectleiders: J. Taeldeman Universiteit Gent, J. Goossens, ku Leuven, P. van Reenen, vu Amsterdam, J. Stroop, Univ. van Amsterdam, A. Goeman, Meertens Instituut, Amsterdam. In een eerst fase is in Vlaanderen materiaal verzameld vanaf 1991 door R. Belemans (ku Leuven) en V. De Tier (u Gent), in Amsterdam al in de loop van de jaren tachtig door studenten van de Vrije Universiteit en door medewerkers van het Meertens-Instituut en in Friesland door medewerkers van de Fryske Akademy. De informatisering van het omvangrijke project is tot stand gekomen op initiatief van P.Th. van Reenen van de vu Amsterdam, aan het begin van de jaren tachtig. De huidige uitvoerders zijn G. Verleyen in Gent en Th. de Jong in Amsterdam. De atlasredactie berust bij J. Taeldeman en J. Goossens. Zij zijn verantwoordelijk voor de selectie van en het commentaar bij de kaarten. Momenteel is de eerste aflevering verschenen: fand Aflevering i: Wgm. korte vocalen in gesloten syllabe (127 kaarten + commentaar), kantl, Gent, 1998. Voorts zijn de volgende afleveringen gepland:
In totaal zullen die vijf afleveringen ongeveer 400 becommentarieerde klankkaarten bevatten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fonologische en morfologische atlas van de Nederlandse dialecten, partim morfologie (MAND)Projectleiders: P. van Reenen, vu Amsterdam, A. Goeman, Meertens Instituut Amsterdam, G. De Schutter, ui Antwerpen. Uitvoerders zijn op dit moment A. Goeman en B.L. van den Berg (Meertens Instituut). De eerste publicatie in de vorm van een atlasdeel is in 2000 voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lexicale variatie in het Standaardnederlands. Convergentie/divergentie en standaardisering/substandaardisering in het Nederlandse en Belgische Nederlands. Projectleiders: D. Geeraerts, ku Leuven, J. Taeldeman, u Gent, J. van Marle, vu Amsterdam, P. Van Sterkenburg, Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden (inl). Uitvoerders: V. Van Den Heede (u Gent), K. Deygers (inl Leiden, met standplaats in Gent), S. Grondelaers (ku Leuven), H. Van Aken (vu Amsterdam). Het in dit kader uitgevoerde onderzoek zal leiden tot drie methodologische promotieonderzoeken. V. Van Den Heede onderzoekt onder leiding van J. Taeldeman en J. De Caluwe de methode tot vaststelling van lexicale convergentie/divergentie toegespitst op werkwoorden, terwijl K. Deygers onder leiding van P. van Sterkenburg en J. Taeldeman de uitwerking van een geschikte labeling voor Belgisch-Nederlandse woorden uitzoekt, die bruikbaar zou zijn in lexicografische producten van het Nederlands. H. Van Aken onderzoekt de variatie in het gebruik van voorzetsels onder leiding van J. van Marle.
De uitspraak van het Standaard-Nederlands. Projectleiders zijn G. De Schutter (uia) en R. van Hout (ku Nijmegen). Effectieve directeurs/werkleiders van het onderzoek zijn naast de projectleiders: S. Gillis (uia) en R. van Bezooijen (ku Nijmegen), coördinator is H. Van de Velde (Un. Libre de Bruxelles in een convenant met de ku Nijmegen). Uitvoerders zijn van 01-01-98 tot 31-10-98 E. De Crom en van vanaf 01-01-99 H. Kloots in de uia en de oio's P. Adank en W. Huinck op de ku Nijmegen. Het project loopt van 1998 tot 2001.
Modale partikels in het Nederlands. Projectleiders: F. Zwarts (ru Groningen) en P. Van de Craen (vu Brussel). Dit project maakt eveneens deel uit van het overkoepelende vnc-project over variatie in het Nederlands. Doel is een overzicht te geven van de modale partikels in het Nederlands, de betekenis en de gebruiksmogelijkheden op te helderen en aspecten van variatie te onderzoeken. De te verwachten resultaten over 4 jaar zijn een proefschrift en een lexicografisch product. Uitvoerders zijn: Inge Callebaut (vub) en Ton van der Wouden (vub). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2. Nederlands-DuitsMomenteel wordt in Overijssel een deel van het gos (= Grens-overschrijdende streektalen)-project uitgevoerd. Projectleiding en uitvoering berusten bij M. Schoorlemmer, die een werkplek heeft bij de IJsselacademie, en die zich voor de uitvoering laat bijstaan door de Overijsselse streektaalconsulenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. van Vilsteren en G. Kraa. Het doel van het gos-project is het beschrijven van de streektalen van Overijssel, Gelderland en de aangrenzende delen van Duitsland in systematische woordenboeken en grammatica's. Voor de realisering van dit plan is een stichting gos opgericht, waarin de IJsselacademie, het Van Deinse Instituut, het Staring Instituut, en het Landeskundliches Institut Westmünsterland participeren. Subsidiënt voor het Overijsselse gedeelte van het onderzoek is de provincie Overijssel. Tot nu toe is er geld voor de eerste drie jaar van de 10 à 11 die het project naar schatting zal gaan duren. Het Amt für rheinische Landeskunde in Bonn, het Landeskundliches Institut Westmünsterland en het Staring Instituut werken aan een vervolg op het project Dialekt à la carte, namelijk een cd met fragmenten van een zestigtal dialecten uit plaatsen in Westmünsterland, Achterhoek, Liemers en Niederrhein (waln) die van commentaar voorzien, uitgegeven zal worden. Uitvoerders van dit project zijn G. Cornelissen (Bonn), T. Sodman (Vreden) en A.H.G. Schaars (Doetinchem). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Nederland4.2.1. WoordenboekenAan de Fryske Akademy te Leeuwarden lopen de volgende twee dialectwoordenboekprojecten:
Bij de Stellingwarver Schrieversronte wordt gewerkt aan het Stellingwarfs Woordeboek. De leiding wordt gevormd door H. Niebaum, J. van der Kooi, A. Moerdijk en K. van der Veen, die tezamen met anderen ook zitting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben in de Raad van Advies. Het project wordt uitgevoerd door H. Bloemhoff (uitvoerder/auteur) en S.A. Bloemhoff (ondersteunend veldwerk, correctie). De looptijd van het project is 1991-1999; in 2000 verschijnt deel 1, dat door de bijzondere publicatie-volgorde tevens het laatst-verschijnende deel is (deel 2 en 3 zijn inmiddels verschenen, deel 4 volgt in 1999). Er zijn vele subsidiënten, waaronder het Prins Bernhard Fonds, de gemeenten Oost- en West-Stellingwerf, de provincie Fryslân en nwo. Naast het Stellingwarfs Woordeboek verschenen in een apart, langlopend project uitgevoerd door S.A. Bloemhoff vaktaalkundige publicaties over de imkerstaal en de terminologie van de klokkestoel. Op het Staring Instituut te Doetinchem wordt gewerkt aan het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (wald). De wald-commissie, - bestaande uit J.B. Berns, Jo Daan, S. Grit, W. van Keulen, H.G. Lettink, G.M. Rabeling en A.H.G. Schaars - begeleidt het project, dat uitgevoerd wordt door A.H.G. Schaars (uitvoerder/auteur). Het wald is een systematisch woordenboek dat, uitgaande van woorden, een beschrijving wil geven van het leven van de bewoners van Achterhoek en Liemers. Aan de Universiteit Leiden wordt sinds 1 januari 1998 gewerkt aan het Algemeen en Vergelijkend Woordenboek van het dialect van Katwijk aan Zee (avwk) door C.L. de Vink in samenwerking met C. van Bree. Dit woordenboekproject heeft een tweeledig doel: 1. de herziening en uitbreiding van Overdieps Woordenboek van de volkstaal van Katwijk aan Zee (1949) (om een completer beeld van het dialect te verkrijgen zullen nog ontbrekende woorden worden toegevoegd; waar nodig worden de woorden van taalkundig commentaar voorzien); 2. de vergelijking van het Katwijkse woordmateriaal met dat van de omringende en langs de kust voorkomende Hollandse dialecten. Bij de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek (Zeeuwse Taele) lopen twee projecten, nl. het maken van een supplement op het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en het project Zeeuws-Vlaanderen, waarbij de vereniging in Zeeuws-Vlaanderen de materiaalverzameling organiseert voor het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten in Gent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2.2. Overige projectenAan het Nedersaksisch Instituut te Groningen wordt één project uitgevoerd, t.w. Historisch Stadstaalonderzoek, door H. Niebaum. Dit project hangt samen met projecten in Duitsland, Tsjechië, Slowakije, België en Oostenrijk, die losjes zijn verbonden in de Arbeitskreis Historische Stadsprachenforschung. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij Alfa-Informatica in Groningen wordt het project Vergelijking & Classificatie van Dialecten uitgevoerd. Doel van het onderzoek is een antwoord te kunnen geven op de vraag: op welke manier wordt de meest betrouwbare dialectindeling verkregen? Projectleider is J. Nerbonne, uitvoerder van dit promotie-onderzoek is W. Heeringa. De looptijd is 1998-2003. Aan de Fryske Akademy te Leeuwarden worden de volgende niet-lexicografische projecten uitgevoerd:
Bij de Stichting Stellingwarver Schrieversronte vervaardigt H. Bloemhoff deelgrammatica's van het Stellingwerfs. Bij de IJsselacademie in Kampen wordt het volgende project uitgevoerd:
De Katholieke Universiteit Nijmegen kent op dit moment buiten de al genoemde grensoverschrijdende projecten, nog negen onderzoeksprojecten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het Meertens Instituut in Amsterdam worden buiten de reeds genoemde grensoverschrijdende projecten de volgende projecten uitgevoerd:
De studierichting atw van de Vrije Universiteit Amsterdam kent de volgende dialectologische projecten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet-projectgebonden onderzoek is de morfologische en syntactische analyse van 16de en 17de-eeuwse corpora. Uitvoerder van dit onderzoek is J.A. van Leuvensteijn. Aan de Universiteit Leiden wordt één dialectologisch project uitgevoerd: Structuurverlies in het dialect van Katwijk aan Zee. De projectleiding berust bij C. van Bree en M.J. van der Wal, en de uitvoerder is C.L. de Vink. Het doel van het onderzoek is de ontwikkeling van de stabiliteitshiërarchie voor het dialect van Katwijk aan Zee. Ter verfijning van de structuurverlies-theorie zal het zich niet alleen richten op globale categorieën van taal en taalgebruik (inhoudswoorden, bijwoorden, functiewoorden, fonologie, morfologie, constructies, woordvolgordes) maar ook op subcategorieën en afzonderlijke elementen die daarbinnen te onderscheiden zijn. De looptijd van het project is 1996-2001, uitmondend in een promotie. Niet-projectgebonden activiteiten te Leiden zijn:
De onderzoeker bij de vier bovengenoemde projecten is C. van Bree. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. BelgiëAan de ku Leuven, afdeling Kortrijk (kulak) loopt een promotieonderzoek ‘Structurele en sociaal-pragmatische aspecten van dialectverlies. Een onderzoek naar de vitaliteit van het Deerlijkse dialect’. Uitvoerder is Reinhild Vandekerckhove. Het project wordt begeleid door prof. dr. Jan Goossens. Het project loopt ten einde in 1999. De bedoeling van het promotieonderzoek is te registreren of het klanksysteem van het Deerlijkse dialect bepaalde veranderingen ondergaan heeft sinds het begin van deze eeuw, in welke mate het aan veranderingen onderhevig was en hoe die zich voltrokken. Op basis van de geconstateerde tendenzen wordt een typologie van taalveranderingen opgesteld. Aan de vu Brussel loopt een overkoepelend onderzoeksproject naar de 19de-eeuwse taalstandaardiseringsmechanismen in Vlaanderen. Dit project is het eerste onderzoek überhaupt naar de ontwikkeling en de standaardisering van het Nederlands in Vlaanderen in de 19de eeuw. Aan de basis ligt een case study van Brugse teksten uit de tweede helft van die eeuw. De volgende ‘domains’ worden in het onderzoek betrokken: de bestuurstaal, de taal van burgerlijke cultuurverenigingen, de taal van arbeidersverenigingen, de taal van de taalactivisten (bv. de particularisten) en natuurlijk ook de rol van het Frans. Het koepelproject staat onder de leiding van R. Willemyns. Uitvoerders zijn hijzelf en W. Vandenbussche. Het wordt wordt gefinancierd door het fwo-Vlaanderen en de Onderzoeksraad van de vub.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de Universitaire Instelling Antwerpen (uia) loopt een promotieonderzoek ‘De norm van de uitspraak van het Nederlands in Nederland en België’. Het wordt uitgevoerd door L. Op 't Eynde (uia) onder de leiding van G. De Schutter. De looptijd is van 1998 tot 2001 en het wordt gefinancierd door het fwo. Aan de Université Libre de Bruxelles (ulb) loopt het promotieonderzoek van S. Van Geijn: ‘Statuut en structuur van tussentaal in Aalst. Onderzoek naar variatie in het tussentaal gebruik in Aalst’. Het onderzoek wordt begeleid door H. Van de Velde en startte in het najaar van 1998. Bij dit onderzoek worden syntactische, lexicale, morfologische en fonologische verschillen bestudeerd tussen tussentaal van dialectsprekers die een poging doen om Standaard-Nederlands of tussentaal te spreken en tussentaal van sprekers die deze variëteit (Verkavelingsvlaams) als moedertaal hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Depots en archivering5.1. Schriftelijke enquêtes5.1.1. GrensoverschrijdendIn Nijmegen bevinden zich ongeveer 120 vragenlijsten met antwoorden die in de loop der jaren van daaruit zijn verstuurd. Enige jaren geleden is men begonnen met het invoeren van dit materiaal in een database. Ook de in Nijmegen aanwezige enquête Schrijnen-Van Ginneken-Verbeeten uit 1914 (sgv; in het archief van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (Gent) bevindt zich een kopie), over het zuidoosten van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taalgebied, wordt op dit moment in een databank ingevoerd. Verwacht wordt, dat dit werk in 1999 gereed zal zijn. In Nijmegen aanwezige archieven zijn het Archief Van Ginneken (veel dialectmateriaal en vooral kaarten), het Archief Baader en het archief van de ale (Atlas Linguarum Europae), met al het tot 1986 verzamelde materiaal. Het Nijmeegse ale-archief is een papieren archief; de electronische versie bevindt zich in Marburg, en is niet voor publiek toegankelijk. Ten slotte zijn er in Nijmegen de deelarchieven van de woordenboeken, soms ook eerder met het karakter van een kleine verzameling. Al deze materiaalverzamelingen zijn beschreven in de inleidingen van wbd en wld. Het Meertens Instituut bewaart naast de 74 gewone dialectvragenlijsten die er jaarlijks vanaf 1931 en soms ook vaker dan één keer per jaar zijn uitgestuurd, ook 26 proeflijsten, 25 zogeheten speciale lijsten (beperkt in hun onderwerp of verzendingsgebied), en 16 navraaglijsten. Zowel de enquête van het Aardrijkskundig Genootschap uit 1879 als die van 1895 zijn in originele vorm en in voor het gebruik bedoelde fotokopie aanwezig. Andere enquêtes op het instituut zijn Kloekes Dialectgeographie in Zakformaat, en de Phonologische lijst 1941, die het Dialectbureau op verzoek van de toenmalige Phonologische Werkgemeenschap uitzond en het materiaal verzameld voor de ale. Van de vele kleinere en regionale enquêtes die zich in persoonlijke archieven op het mi bevinden (bijv. Van Schothorst, Van Veen) is nog geen begin van een beschrijving gemaakt; uiteraard valt het buiten het kader van dit artikel om dat hier alsnog te doen. De schriftjes van de enquête Willems (1885) (zie Goossens 1989) worden bewaard in de bibliotheek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Bij het Meertens Instituut te Amsterdam, en bij de afdelingen Nederlands of Dialectologie van de vu Brussel, de ku Nijmegen, de ku Leuven en de ru Gent bestaat hiervan een versie op microfiches. De enquêtes van de snd (1994 en 1998) worden op verschillende plaatsen in Nederland en België bewaard.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.2. NederlandOp het Nedersaksisch Instituut in Groningen bevindt zich, in de vorm van fiches, het materiaal voor het Drents Woordenboek. Over de wijze en omvang doet Kocks in deel i van zijn woordenboek verslag. De Fryske Akademy bewaart naast de vragenlijsten die deze instelling uitzond tussen 1978 en 1996 de vragenlijsten-Kapteijn (ong. 1937), en de enquêtes-Hof, en de enquête-Botke (vooral de landbouwterminologie, heeft een dun net). Ten slotte is er een enquête naar de aanspreekvormen. Naast dit enquête-materiaal zijn er in de Friese hoofdstad ook kaartsystemen met dialectmateriaal, is er correspondentie over dialectwoorden, en zijn er papieren, alfabetische taaldatabanken voor het Fries, het Schiermonnikoogs, het Oost-Terschellings, het Hindelopers en het Bildts. Deze databestanden zijn gebaseerd op (voor een groot deel gedrukte) teksten. Thematische woordverzamelingen zijn er met betrekking tot verschillende onderwerpen (voor details zie de bronnenlijst W.F.T. in deel 1). In 1998 is het dialectmateriaal aanwezig in het Coulonhüs door een werkgroep geïnventariseerd. De Stellingwarver Schrieversronte bewaart de antwoorden op de schriftelijke enquête die gehouden is tussen 1975 en 1991 ten behoeve van het Stellingwarfs Woordeboek. De IJsselacademie in Kampen bewaart het materiaal van de Westoverijssele en Noordveluwse dialectenquête die in de jaren 1978 tot 1981 onder leiding van de toenmalige dialectmedewerker H. Bloemhoff werd uitgevoerd. Het Staring Instituut bewaart de antwoorden op de wald-vragenlijsten. Betreffende de algemene woordenschat zijn dat 90 vragenlijsten en betreffende de vakterminologieën zijn dat er 10. De vragenlijsten (en antwoorden) lopen van 1980. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.3. BelgiëHet Instituut voor Naamkunde en Dialectologie van de ku Leuven beheert de 52 vragenlijsten van de voormalige Zuid-Nederlandse Dialectcentrale. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Vakgroep Nederlandse Taalkunde (onderzoeksproject Woordenboek van de Vlaamse Dialecten) van de ru Gent bewaart de voor Vlaanderen ingevulde vragenlijsten Luik 1-8, Gent 1-4 en de wvd-vragenlijsten (momenteel 100). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. Audio-materiaal5.2.1. NederlandHet Nedersaksisch Instituut heeft in 1978 een omvangrijke verzameling van plaatopnamen met gesproken dialect (afgevraagde zinnetjes, stukjes dialoog, te vertalen verhaal en een vrij gesprek) uit de periode 1949-1954 ontvangen. De plaatopnamen zijn overgezet op cassettebandjes. Over de opnames is verslag uitgebracht in Driemaandelijkse Bladen 33 (1981) 108-114. In het Coulonhüs van de Fryske Akademy worden de cassette-banden van het Friese deel van het Goeman-Taeldemanproject bewaard. Verder zijn er enige tientallen banden met opnamen van volksverhalen, gedeeltelijk gepubliceerd (en gestileerd) door Poortinga. Deze banden bevatten materiaal dat ook voor de dialectoloog interessant is. Het Staring Instituut beschikt sinds september 1985 over 96 geluidsbanden bevattende gesprekken met ruim 70 timmerlieden uit Achterhoek en Liemers. Deze opnamen zijn gemaakt door L. van Prooije voor zijn doctoraalscriptie in Nijmegen. Het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad bewaart 302 banden met interviews die P. Dorleijn vissers, botterbouwers etc. uit Wieringen, Enkhuizen, Hoorn, Volendam, Marken, Huizen, Bunschoten-Spakenburg, Elburg, Harderwijk, Urk, Vollenhove en Lemmer afnam ten behoeve van zijn boekenreeks Van gaand en staand want. De zeilvisserij voor en na de afsluiting van de Zuiderzee. Deze voor het grootste deel (niet-fonetisch) getranscribeerde banden vormen een voor dialectologische doeleinden nog onontsloten bron van kennis op het gebied van de Zuiderzeedialecten. Het Meertens Instituut bewaart in totaal 4250 banden (speelduur circa 3300 uur), 330 grammofoonplaten (speelduur ca 275 uur), 400 muziekcassettes (speelduur ca 400 uur) en 60 dimafoonplaten - een combinatie van dictafoon en grammofoonplaat - (speelduur ca 25 uur): in totaal ca 4000 uur dialecten op de band. De grotere deelcollecties hieruit zijn de banden met opnamen voor het Goeman-Taeldeman-project (gtp), de banden met opnamen van eersteklassertjes (Daan/Heikens), de elite-taal (Voortman), opnamen uit IJmuiden, Maastricht en Millingen, het corpus Delft, het corpus Katwijk, het corpus Leiden en het corpus Spreektaalonderzoek Amsterdam (soa). Verder zijn er corpora met Nederlands en Nederlandse dialecten die in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
diverse buitenlanden (Frankrijk, Brazilië en Verenigde Staten) gesproken worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2. BelgiëDe Vakgroep Nederlandse Taalkunde (afdeling Dialectologie) van de ru Gent bewaart 760 banden met vrije conversaties van gemiddeld 40 min. opgenomen in de jaren '60 in 487 plaatsen in Frans-Vlaanderen, Belgisch Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Zij vormen het Zuid-Nederlandse deel van een gelijkaardige collectie opgenomen gesprekken in Nederland, waarvan de geluidsbanden zich in het Meertens-Instituut bevinden (Vanacker & De Schutter: 1967, Heikens en Van der Schaaf: 1970). In het wvd-archief worden voorts een 600-tal bandopnemingen bewaard van mondelinge opvragingen in het wvd-onderzoeksgebied i.v.m. landbouw- of vakterminologie en over de algemene woordenschat. Voorts worden er 105 bandopnames bewaard, gemaakt voor het gtp-project (zie Goeman & Taeldeman 1996) tussen 1991 en 1993 in Frans-Vlaanderen en de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Het Instituut voor Naamkunde en Dialectologie van de ku Leuven beheert de overige 111 dialectopnamen, die voor het Goeman-Taeldeman-Project (gtp) ter voorbereiding van de Fonologische en Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten tussen 1991 en 1993 gemaakt werden in de provincies (Belgisch) Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant. De transcripties zijn in het kader van de vervolgprojecten op gtp tijdelijk aan de Vakgroep Nederlandse Taalkunde ru Gent overgedragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Belangrijkste informatiebronnen6.1. Tijdschriften
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2. Websites
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzingen
|
|