Een mooi historisch voorbeeld vinden we in de Simplicissimus (1. Buch, 30. Kapitel) van Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen (± 1622-1678): Ich sahe einmal, daß diese Gäste die Trachten fraßen wie die Säue, darauf soffen wie die Kühe, sich dabei stellten wie die Esel und alle endlich kotzten wie die Gerberhunde. ‘Ik zag eens hoe die gasten schrokten als varkens, zopen als koeien, zich gedroegen als ezels en ten slotte allemaal kotsten als beesten’.
Zelfs het lexicon van H.J. Grimm over het gebruik van het lidwoord behandelt de vergelijking met een bepaald lidwoord in het meervoud niet. Wel geeft hij voorbeelden van een bepaald lidwoord bij een vergelijking in het enkelvoud ‘Wenn das Substantiv im Phraseologismus in generalisierender Weise gebraucht wird’ (blz. 84):
Wie die Katze um den heißen Brei herumgehen.
Dastehen wie die Kuh vorm neunen Tor.
Sich wohlfühlen wie die Made im Speck.
We kunnen er nog de uitdrukking weiß wie die Wand aan toevoegen.
In elk geval is het bepaald lidwoord meestal onmogelijk als er al een andere determinant voor het substantief staat, zoals blijkt uit de voorbeelden bij Grimm (blz. 136):
Die Kinder sahen aus wie kleine Schornsteinfeger.
Sie klettern schon wie richtige Bergsteiger.
Het is duidelijk dat naast Ihr benehmt euch wie die Kinder niets anders kan staan dan: Ihr benehmt euch wie kleine Kinder. Maar blijkens de voorbeelden bij Kieft (Ihr benehmt euch wie die richtigen Schafsköpfe) en Postma (wie die wilden Tiere) is het bepaald lidwoord zelfs dan niet onmogelijk.
Dit gebruik van het bepaald lidwoord was oorspronkelijk niet beperkt tot het Duits. Het kwam ook voor in het Middelnederlands. Weijnen: 62 constateert in het Middelnederlands ‘in vergelijkingen na gelijk: gelyc den steen, waar wij nog een lidwoord van onbepaaldheid kiezen’. Weijnen is hier ongetwijfeld schatplichtig aan Stoett: 52, die al vroeger op het gebruik van een bepaald lidwoord gewezen heeft ‘na gelijc, waar thans het lidwoord van onbepaaldheid gebruikt wordt’. En hij gaf de voorbeelden: gelijc den steen; gelijc den stiere; wel es de mensche ghelijc den scepe; ghelijc den brande waren si roet. In het Middelnederlands Woordenboek van Verwijs-Verdam: I, 363 vinden we daar dan ook talrijke voorbeelden van: alse die wise (Rijmbijbel), alse die vroede (Walewein, Lekenspiegel, Stoke), alse die dove, als de domme, alse die coene, als die boude, als donvervaerde (Reinaert), als die blode, alse die vrie, alse die fiere, alse die rasse, als die vervaerde, alse die keytive, als donwerde. Alleen is in die voorbeelden niet duidelijk of het