Taal en Tongval. Jaargang 49
(1997)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vicky Van Den Heede en Johan Taeldeman
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0 InleidingDe Nederlandse wielertaal is een domein binnen het Nederlands dat - ook voor de niet-taalkundige observator - een aantal in het oog springende kenmerken bezit. Ten eerste is er de duidelijk Franse oriëntering. Die leidt men niet alleen af uit de talrijke aanwezigheid van Franse woorden zoals soigneur, peloton en demarrage, maar ook uit de vele leenvertalingen zoals sportdirecteur (naar directeur-sportif) en hergroepering (naar regroupement). Verder lijkt een groot deel van de wielerwoordenschat via de Vlaamse dialecten en het zuidelijk Nederlands in de noordelijke standaardtaal binnengedrongen te zijn. Woorden als afzien, lossen en aankomst zijn dus wellicht als aanvankelijk Vlaamse ingrediënten in het an terecht gekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze twee kenmerken kunnen gemakkelijk verklaard worden via de historische achtergrond van de wielersport. Het grote aantal Franse woorden is toe te schrijven aan de Franse oorsprong van het wielrennen. De dominantie van het Zuiden in de vorming van een Nederlands wielerlexicon heeft te maken met het feit dat de sport vroeger ingang vond in Vlaanderen dan in Nederland. Veel Nederlandse renners kwamen zelfs in Vlaanderen ‘de stiel’ leren: vanaf het einde van de jaren '20 kwamen Nederlandse jongeren in Vlaanderen (soms ook in Wallonië) koersen omdat er in Nederland zelf nauwelijks koersgelegenheid was. Soms logeerden de jonge renners een heel seizoen bij een Vlaams gezin. Later kochten ze dan een optrekje net over de rijksgrens. Doordat het wielrennen in Nederland trager op gang kwam, moest Vlaanderen wel een eigen lexicon ontwikkelen buiten het Noorden om. Samen met het wielrennen waaide ook een groot deel van de Vlaamse wielertermen de rijksgrens over. Dewitte 1991 bracht voor zijn licentiaatsverhandeling een corpus gesproken en geschreven Nederlands bijeen waarin hij wou nagaan of de boven geformuleerde intuïties m.b.t. het wielerjargon ook uit een uitgebreidere corpusanalyse zouden blijken. In het corpus zijn drie variëteiten van het Nederlands vertegenwoordigd: twee variëteiten van Standaardnederlands, nl. zuidelijk Nederlands of Belgisch-Nederlands en noordelijk Nederlands, en dialect uit Zuid-West-Vlaanderen. De eerste twee variëteiten moeten gedefinieerd worden als intentionele standaardtaal; de Vlaamse en Nederlandse sprekers / schrijvers (in het corpus allemaal wielerjournalisten) willen bewust een bovengewestelijke variëteit van het Nederlands gebruiken. Dewitte 1991 presenteert zijn materiaal als een systematisch geordend lexicon van de wielertaal. Het lexicon bevat 166 begrippen, die op allerlei aspecten van de wielertaal betrekking hebben. In totaal zijn er 8 hoofdstukken. Niet alle begrippen zijn voor alle onderzochte variëteiten van het Nederlands gedocumenteerd. Als bronnen voor het geschreven materiaal werden kranten, tijdschriften en wedstrijdreglementen uit Noord en Zuid gebruikt. Bij de kranten werd gekozen voor twee kranten per onderzoeksgebied in Noord en Zuid, één populaire krant en één kwaliteitskrant. Voor Nederland waren dat De Telegraaf en De Volkskrant; voor Vlaanderen Het Volk en De Morgen. In elke krant werden 1000 zinnen wielerjournalistiek geëxcerpeerd; er werd daarbij gestreefd naar een zo groot mogelijke verscheidenheid aan auteurs. Voor de tijdschriften werd een onderscheid gemaakt tussen algemene wielertijdschriften en meer technische tijdschriften over de fiets. Voor Nederland waren dat respectievelijk Wieler Revue en Fiets; voor Vlaanderen Wielerfavoriet en Fietsmagazine. In de algemene tijdschriften werden telkens 1000 zinnen geëxcerpeerd; in de technische | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschriften waren het er 500. Dewitte 1991 geeft geen informatie over welke taalkundige norm op de redacties van de geëxcerpeerde bronnen gehanteerd werd. Nochtans kan het feit dat de eindredactie bij een Belgische krant in handen is van een Nederlander, of het feit dat men specifiek zuidelijke woorden bewust weert of net omgekeerd, de ingrediënten van een corpus grondig beïnvloeden. Het gesproken corpus bevat voor beide variëteiten van de standaardtaal tv- en radioreportages van wielerwedstrijden. Er werd telkens 3 uur tv-materiaal en 2 uur radiomateriaal verwerkt. Het dialectmateriaal is afkomstig uit mondelinge interviews, uitgevoerd door Jan Dewitte. Hij ondervroeg 20 informanten uit zijn geboortestreek, uit het zuid(oosten) van West-Vlaanderen. Bij de keuze van de informanten werd rekening gehouden met de leeftijd en het sociale profiel; er is gestreefd naar een evenwichtige verdeling tussen jonge en oude renners, beroeps en amateurs, renners en fietsenhandelaars, enz. De enquête zelf bestond uit 94 begrippen die onomasiologisch opgevraagd werden. De manier waarop het materiaal verwerkt is, maakt het soms wat moeilijk om de gegevens achteraf opnieuw te interpreteren. De frequentie van de geattesteerde termen wordt immers enkel relatief aangegeven. Af en toe gebeurt dat door middel van procenten; in de meeste gevallen echter blijft de aanduiding beperkt tot ‘zelden’, ‘regelmatig’ en ‘komt het vaakst voor’. Op die manier kan de onderzoeker niet meer achterhalen hoeveel attestaties er voor één begrip waren, of hoeveel van die attestaties uit eenzelfde bron afkomstig zijn.Ga naar voetnoot1 Dat neemt niet weg dat op basis van het corpus-Dewitte 1991 in elk geval interessante tendensen afgeleid kunnen worden met betrekking tot de Nederlandse wielertaal. In wat volgt presenteren we een typologie van de Nederlandse wielertaal. We gaan ervan uit dat elk woord met betrekking tot zijn geografische en pragmatische distributie in het corpus-Dewitte positief of negatief kan scoren voor de features noord (noordelijk Nederlands), zuid (zuidelijk Nederlands) of dia (Vlaams dialect).Ga naar voetnoot2 Zo komen we tot acht mathematisch mogelijke categorieën, waarvan er slechts zes relevant zijn: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de hand van die zesledige subcategorisering willen we, met behulp van voorbeelden uit het corpus-Dewitte 1991, het karakter en de oorsprong van de Nederlandse wielertaal nader belichten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Gemeenschappelijke woorden in Noord en ZuidTot deze groep rekenen we de woorden uit de categorieën (1) [+noord/+zuid/ +dia] en (2) [+noord/ +zuid/ -dia], We constateren dat heel wat woorden in de drie onderzochte variëteiten voorkomen. Voorbeelden zijn coureur, soigneur, combine, col, demarrage / demarreren, peloton, sportdirecteur, inlopen, ontsnapping, beroepsrenners, afzien, op kop rijden, lossen, aankomst, nieuwelingen, ploegleider en verzorger. Opvallend is het grote aantal Franse woorden. De intuïtie in verband met een sterke Franse oriëntering van de wielertaal wordt hier meteen bevestigd. De Franse invloed manifesteert zich trouwens niet alleen direct, door het ontlenen van woorden, maar ook door de aanwezigheid van leenvertalingen. Sportdirecteur bijvoorbeeld is duidelijk een leenvertaling van directeur-sportif. Woorden uit deze categorieën kunnen langs drie verschillende paden in de noordelijke standaardtaal terecht gekomen zijn. Ten eerste (eerste pad) kunnen ze via het zuidelijke dialect en zo via het zuidelijk Nederlands in het noordelijk Nederlands zijn beland. Een andere mogelijkheid (tweede pad) is dat een (journalisten)woord vanuit het zuidelijk Nederlands zowel in het noordelijk Nederlands als in de zuidelijke dialecten is terecht gekomen. Een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derde mogelijkheid (derde pad) is infiltratie vanuit het Noorden naar het zuiden. Schematisch voorgesteld komt het hierop neer: Een goede indicator om gemeenschappelijke woorden bij één van die paden onder te brengen kan frequentie zijn. Het is aannemelijk dat woorden die duidelijk frequenter zijn in een van de drie variëteiten, vanuit die variëteit in de andere twee zijn binnengedrongen. Een bijkomend criterium om woorden als aanvankelijk zuidelijk te karakteriseren is het oordeel van oudere woordenboeken en taalzuiveringswerken. Uit die informatie kan echter zelden afgeleid worden of een woord oorspronkelijk uit het zuidelijke dialectGa naar voetnoot3 of uit het zuidelijk Nederlands afkomstig is.
Afgaand op het criterium van de frequentie kunnen we woorden als coureur, demarrage / demarreren, lossen en op kop rijden onderbrengen bij pad (1). Coureur bijvoorbeeld heeft in het dialect geen echte concurrent, maar wordt in de noordelijke en de zuidelijke standaardtaal gedomineerd door renner. Hetzelfde geldt voor demarrage, dat het zowel in de noordelijke als in de zuidelijke standaardtaal moet afleggen tegen aanval. Lossen en op kop rijden zijn in het dialect zowat de enige mogelijke vormen. Ook in het noordelijk en het zuidelijk Nederlands zijn die woorden het frequentst Lossen heeft echter behoorlijk wat concurrentie van afhaken, terwijl op kop rijden tal van andere - weliswaar minder frequente - woorden naast zich moet dulden. De zuidelijke oorsprong van op kop rijden en lossen wordt bevestigd door commentaar in verschillende woordenboeken. Zo wordt kop, dat onder meer in op kop rijden voorkomt, door De CosterGa naar voetnoot4 1989: 98 als ‘Zuid-Nederlands’ (= Belgisch-Nederlands) gemarkeerd. Lossen, in de betekenis ‘het tempo van een renner of een groep renners niet meer kunnen volgen en daardoor moe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten achterblijven’ is pas in de elfde druk van Van Dale 1984: 1610 opgenomen, met het label (sportt). In Van Dale 1976: 1388-1389 (tiende druk) vinden we enkel de overkoepelende betekenis ‘losgaan, loslaten’, met het label (Zuidned.). Ook voor afzien vinden we aanwijzingen voor een zuidelijke oorsprong. In de tiende druk van Van Dale 1976: 136 wordt het nog als (Zuidned.) gelabeled; vanaf Van Dale 1984: 147-148, de elfde druk, valt het label weg en wordt het woord ook in zijn sportspecifieke betekenis vermeld. Uit de frequentie van afzien kunnen we echter niet afleiden of het woord ook uit de dialecten afkomstig is. Wel hebben we vastgesteld dat het woord in zijn ‘Vlaamse’ betekenis ‘lijden’ ook al voorkomt in verschillende oudere Vlaamse idiotica.Ga naar voetnoot5 In het corpus zijn ook voorbeelden aanwezig van zuidelijke woorden waarvoor het Vlaamse dialect geen aangever geweest is voor de Noord-Nederlandse wielertaal, en die op basis van hun frequentie bij pad (2) ondergebracht kunnen worden. Het duidelijkste voorbeeld is ongetwijfeld aankomst. Het meest frequente dialectwoord is immers arrivée (80%), naast aankomst (10%) en finish (10%). In het zuidelijk Nederlands haalt aankomst een frequentie van 70%; daarnaast wordt vooral finish gebruikt. Eén enkele keer vinden we ook arrivée. In het Noorden haalt finish de hoogste score (77%); in alle andere gevallen vinden we aankomst. We constateren dat het Franse én dialectische arrivée uit het zuidelijk Nederlands geweerd wordt. In plaats daarvan gebruikt men liever aankomst, een leenvertaling die we wellicht als purisme mogen karakteriseren. Het Noorden kiest vooral voor een Engels leenwoord; tegelijk zien we echter dat ook de Franse leenvertaling nog relatief goed scoort. Nochtans zijn leenvertalingen uit het Frans in Nederland veeleer zeldzaam; in Vlaanderen daarentegen zijn ze een erg courant verschijnsel. Voor het woord aankomst vinden we dus voldoende argumenten om het bij pad (2) onder te brengen, bij de woorden die via de zuidelijke standaardtaal in de wielertaal geïnfiltreerd zijn. Hetzelfde lijkt te gelden voor woorden als beroepsrenners en sportdirecteur. Beroepsrenners is vooral een schrijftalig woord, en mag wellicht beschouwd worden als een purisme voor profs / professionals, termen die in de gestandaardiseerde spreektaal van nu een erg hoge frequentie halen. Met sportdirecteur botsen we opnieuw op een leenvertaling die - weliswaar zelden - ook in het noordelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands gebruikt wordt. Pad (1) en pad (2) hebben samen geleid tot een erg ‘zuidelijke’ kleur van de wielertaal in het Noorden.
Woorden als ploegleider, finish en nieuwelingen, die op basis van hun frequentie bij het derde pad gerekend mogen worden, kunnen er echter op wijzen dat ook het Noorden wel degelijk de Nederlandse wielertaal meegebouwd heeft. In het noordelijke materiaal zijn er voor de bijhorende begrippen immers geen andere woorden geattesteerd. In de Vlaamse dialecten en in het zuidelijk Nederlands komen ze weliswaar ook voor, maar ze moeten veel concurrentie van andere woorden dulden. Zo wordt ploegleider in de zuidelijke variëteiten vaak overtroefd door sportdirecteur (cfr. supra). Finish is duidelijk de uit het Noorden komende pendant van aankomst (zuidelijke standaard) en arrivée (zuidelijke dialecten). In de zuidelijke variëteiten is het woord veel minder frequent dan de genoemde concurrenten. Ook nieuwelingen is vermoedelijk van noordelijke herkomst, maar bekleedt ook in de zuidelijke standaardtaal al bijna een monopoliepositie; het alternatieve beginnelingen (lett. vertaling van Fra. débutants) raakt steeds meer gemarginaliseerd in het dialect. In zulke gevallen lijkt de welbekende dominantie van het Noorden ook al voor de wielertaal te geldenGa naar voetnoot6 Een diachroon onderzoek zou hier interessante gegevens in verband met convergentie van Noord en Zuid onder impuls van het Noorden kunnen opleveren. Pad (3), nl. noordelijke invloed, is ook heel waarschijnlijk bij de woorden van categorie (2) [+noord/+zuid+/-dia], alleen is de noordelijke infiltrant (voorlopig?) nog niet tot het Vlaamse dialect doorgedrongen. Voorbeelden zijn (wiel)renner, veldrijden, (wieler)baan, veldrit, aanval, afhaken. Hierbij valt op dat de meeste standaardtalige woorden de Nederlandse pendanten van Franse dialectwoorden zijn. Wij vermoeden dat in deze gevallen de anti-Franse en anti-dialectreflex de opname van de aanvankelijk Noord-Nederlandse term van Nederlandse makelij in de zuidelijke standaardtaal vergemakkelijkt en bespoedigd heeft. Voor woorden uit categorie (2) [+noord/+zuid+/-dia] is in principe nog een ander verspreidingspad denkbaar, nl.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het lijkt ons echter weinig waarschijnlijk dat een zuidelijk standaardwoord wel voldoende levenskracht had om vanuit de Vlaamse wielerpers tot dé noordelijke standaardtaalterm uit te groeien maar helemaal niet naar het eigen dialectachterland kan afdalen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Exclusief zuidelijke woordenIn deze paragraaf behandelen we de woorden die thuishoren in de categorieën (4) [-noord/ +zuid/ +dia], (6) [-noord/ +zuid/ -dia] en (7) [-noord/ - zuid/ +dia]. Woorden die in de eerste groep thuishoren zijn beginnelingen, cyclosportieven (voor ‘liefhebbers’ ‘een categorie van niet-professionele renners die aan competitiewielrennen doen op een niveau dat duidelijk lager is dan dat van de amateurs.’ Dewitte 1991: 42) en liefhebbers (voor ‘amateurs’ ‘de categorie van wielrenners die de wielersport niet professioneel beoefenen.’ Dewitte 1991: 38). In het Noorden gebruikt men respectievelijk (en exclusief) nieumelingen, liefhebbers en amateurs. Nieuwelingen is overigens wel de frequentste term geworden in de twee zuidelijke variëteiten (vooral in de standaardtaal). Amateurs in de noordelijke betekenis van het woord is enkel in de zuidelijke standaard de frequentste term; opvallend is trouwens dat het Franse woord vooral in het gesproken zuidelijk Nederlands vrijwel algemeen gebruikt wordt. In de drie gevallen gaat het om categorieën van wielrenners. Voor ‘amateurs’ kiezen de Nederlanders voor een Frans leenwoord; in het Zuiden is hiernaast - vooral in de geschreven taal - een leenvertaling uit het Frans gangbaar. We mogen hier wellicht een puristische tendens aannemen. Hetzelfde zien we bij het zuidelijke beginnelingen, waarschijnlijk een leenvertaling van het Franse débutants. Bij ‘cyclosportieven’ neemt men in het Zuiden de Franse term over, terwijl men in het Noorden voor liefhebbers kiest, dat hier echter niet als leenvertaling gezien kan worden. Er is namelijk geen equivalentie met cyclosportieven. Andere voorbeelden van woorden die we enkel in de zuidelijke variëteiten vinden zijn pisteseizoen, volgwagen (wellicht naar het Franse voiture suiveuse) en blauwe band (‘het blauwe gedeelte onder aan het ovaal [van de piste] waarop de renners tijdens de wedstrijd niet mogen rijden’ Dewitte 1991: 80). Het zijn telkens de enige of overduidelijk de dominantste vormen in het zuidelijk Nederlands. In het Noorden vinden we respectievelijk baanseizoen, materiaalwagen en côte d'azur. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2·1 Categorie (4): [-noord/ +zuid/ +dia]Bij woorden uit deze categorie zijn er twee mogelijkheden wat de oorsprong betreft: woorden kunnen via de Vlaamse dialecten in de zuidelijke standaard | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terechtgekomen zijn, of omgekeerd. Opnieuw kan de frequentie van een woord hier als indicator gelden. Op basis van de frequentie kan de aanwezigheid van volgwagenGa naar voetnoot7 en blauwe band in het dialect wellicht aan infiltratie vanuit het (geschreven) zuidelijk Nederlands toegeschreven worden; het omgekeerde geldt voor de aanwezigheid van arrivée en beginnelingen in de zuidelijke standaard. Voor andere woorden uit deze groep geeft het materiaal in het corpus-Dewitte 1991 helaas weinig uitsluitsel: de frequentie van die woorden is doorgaans nogal gelijklopend in de twee variëteiten. Op basis van de voorbeelden die het corpus-Dewitte 1991 oplevert is het trouwens ook niet mogelijk om algemene tendensen vast te stellen in verband met de woorden die het in het Noorden blijkbaar niet konden maken. Vooral sommige zuidelijke leenvertalingen lijken de doorbraak naar het Noorden gemist te hebben, doordat het Noorden wellicht al vrij vroeg voor de Franse term zelf geopteerd heeft (zie in dat verband sub 3: bijvoorbeeld blauwe band vs. côte d'azur, liefhebbers vs. amateurs). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2·2 Categorie (7): [-noord/ -zuid/ +dia]Voorbeelden van woorden die (vrijwel) enkel in het dialect gebruikt worden zijn arrivée (‘finish’), délégué (‘wedstrijdcommissaris’), interclub (‘interclubwedstrijd’), domestiek (‘knecht, renner die rijdt in dienst van een andere renner’), slag (‘een samenwerking van renners om de kansen van een concurrent te breken’ Dewitte 1991: 75), trein (‘ontsnapping’), koersebaai (‘tricot’), een gat toerijden (‘een kloof tussen verschillende renners overbruggen’), derbij komen (‘inhalen’). Arrivée, délégué, interclub en domestiek zijn afkomstig uit het Frans. Op domestiek (10%) en trein (15%) na zijn alle genoemde woorden de meest gangbare dialectvormen. Wat de standaardtalige tegenhangers betreft stellen we een vrij grote eensgezindheid vast in Noord en Zuid: we vinden wedstrijdcommissarisGa naar voetnoot8 als frequentste vorm tegenover délégué, interclubwedstrijd tegenover interclub, combine tegenover slag, ontsnapping tegenover trein, een kloof dichtrijden tegenover een gat toerijden, inlopen tegenover derbij komen. Combine, ontsnapping en inlopen zijn overigens ook in het dialect vrij courant. Minder overeenkomst vinden we bij de tegenhangers van arrivée, domestiek en koersebaai. Aankomst en finish vinden we zowel in Noord als in Zuid tegenover het dialectische arrivée. Zoals gezegd geniet aankomst echter de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkeur in het Zuiden, terwijl men in het Noorden vooral finish gebruikt. Voor domestiek vinden we in Noord en Zuid knecht en helper. Helper is in het Noorden echter veeleer marginaal. Voor koersebaai vinden we in het Zuiden overwegend trui; tricot is de populairste vorm in het Noorden.Ga naar voetnoot9 Hoewel trui in zijn algemene betekenis in Nederland even goed gangbaar is als in Vlaanderen, verkiest men voor de wielerspecifieke betekenis blijkbaar het Franse tricot. De genoemde dialectwoorden slagen er, in tegenstelling tot woorden als pisteseizoen, cyclosportieven en inlopen, niet in om toegang te krijgen tot de (sub)standaard. Het is echter niet evident om hiervoor een oorzaak aan te wijzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2·3 Categorie (6): [-noord / +zuid/ -dia]In categorie (6) vinden we woorden als wegrit (‘wegwedstrijd’), rittenwedstrijd (‘ronde, etappewedstrijd’), puntenrit (‘puntenwedstrijd’), eindstrijd (‘finale’), baanrenner, waterdrager (‘knecht’), aan het commando rijden / het commando in handen nemen / het commando nemen. Opvallend is de aanwezigheid van woorden met -rit, soms in de betekenis ‘wedstrijd’ zoals in wegrit en puntenrit, soms in de betekenis van ‘etappe’. In het Noorden geeft men meestal de voorkeur aan wedstrijd en etappe. In geen van de geraadpleegde naslagwerken wordt rit echter als typisch zuidelijk gekarakteriseerd. In de dialecten wordt koers gebruikt om de betekenis ‘wedstrijd’ uit te drukken; rit is wel het gewone woord voor ‘etappe’. Voor ‘etappewedstrijd’ is echter vooral het woord ronde gangbaar. Waterdrager en de uitdrukkingen met commando zijn leenvertalingen van respectievelijk porteur d'eau en prendre le commandement. In het Noorden vinden we hiervoor knecht (en in mindere mate helper, cfr. supra) en op kop rijden (dat trouwens ook in het Zuiden erg courant is). Tegenover baanrenner en eindstrijd staan in het Noorden dan weer de ‘echte’ Franse woorden pistier en finale. Pistier is overigens ook in de Vlaamse dialecten vrij frequent. In de zuidelijke standaardtalige variëteit heeft men blijkbaar vaker de neiging Franse woorden te weren dan in het Noorden. Nochtans klinkt een woord als eindstrijd nogal artificieel, en zelfs wat gezwollen. Dat geldt trouwens ook voor termen als rittenwedstrijd en wegrit. Opvallend is dat die woorden telkens uitsluitend in het geschreven corpusmateriaal voorkomen. Het is interessant die vaststelling in verband te brengen met de conclusies van De Muynck 1995, die een (diachroon) stijlonderzoek uitgevoerd heeft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de wielerverslaggeving in de Vlaamse geschreven pers. Ook zij stelt vast dat in de Vlaamse wielerverslaggeving weliswaar veel Franse leenwoorden gebruikt worden, maar ook veel leenvertalingen en purismen; het vernederlandsen van leenwoorden hangt in sommige gevallen samen met het puristische streven van een krant (De Muynck 1995: 95). Zo is het grotendeels aan de peetvader van de Vlaamse wielerjournalistiek Karel Van Wijnendaele toe te schrijven dat termen als ontsnappen en renner erin geslaagd zijn demarreren en coureur van hun troon te stoten. Sommige verslaggevers geven dus bewust de voorkeur aan leenvertalingen of purismen, zelfs als die wat bombastischer overkomen dan hun Franse equivalenten. Net dat bombastische effect is trouwens wat sommige journalisten in hun verslag willen bereiken: ‘De sportverslagen moeten iedereen aanspreken, zowel de mensen die gestudeerd hebben als de man in de straat. Sportverslaggeving heeft haar aantrekkelijkheid voor een groot deel te danken aan beeldspraak. Metaforen en hyperbolen maken de verslagen kleurrijk en levendig, ze spreken daardoor veel mensen aan.’ (De Muynck 1995: 110). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Categorie (5): [+noord/ -zuid/ -dia]. Exclusief noordelijke woordenTot slot zijn er ook een aantal woorden die enkel in het noordelijk Nederlands lijken voor te komen en dus thuis horen in categorie (5). Voorbeelden zijn professionals (‘beroepsrenners’), finishlint (‘eindstreep’), wedstrijdleider, baanwedstrijd, circuit (‘het parcours in de vorm van een ronde die door de renners één of meer keren moet worden afgelegd’ Dewitte 1991: 51) cyclisme (‘wielersport’), maillot jaune (‘gele trui’), chef d'équipe (‘ploegleider’). Een aantal van die woorden zijn uit het Frans overgenomen: circuit, cyclisme, maillot jaune en chef d'équipe. Die zijn allemaal wel relatief weinig frequent en komen voor naast andere vormen zoals respectievelijk parcours (dat ook in het Zuiden voorkomt), wielersport, gele trui en ploegleider. Het lijkt aannemelijk dat die woorden, in tegenstelling tot algemeen voorkomende woorden zoals soigneur (‘verzorger’), col, piste, demarreren enz., niet vanuit een primaire behoefte aan het Frans ontleend zijn, namelijk om een lexicale leemte op te vullen, maar om stilistische redenen: men heeft behoefte aan stilistische variatiemogelijkheden en wil door middel van Franse woorden het verslag wat meer couleur locale meegeven, zeker in bijdragen over ‘de’ wedstrijd van het jaar: de Tour de France (die in Vlaanderen overigens bijna altijd Ronde van Frankrijk genoemd wordt). Professionals en finishlint zijn Engelse leenwoorden. Die zijn blijkens het corpus-Dewitte 1991 in de wielertaal nogal zeldzaam. Dat wekt weinig verwondering gezien de Franse oorsprong van het wielrennen. Opvallend is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat in het zuidelijk Nederlands zo mogelijk nog minder Engelse woorden voorkomen dan in het Noorden. Als dat al eens het geval is, zoals met sprint en cross, is de kans erg groot dat die Engelse woorden er via een omweg langs het Frans terechtgekomen zijn. Wellicht moeten we hier wel een uitzondering maken voor relatief recente technische snufjes die met wielrennen verband houden. Zo zien we scott-bar opduiken voor ‘triathlonstuur’, toeclips voor ‘de kleine metalen beugels waarin het voorste van de schoen gestoken wordt, en die de renner toelaten om ook een trekkende kracht uit te oefenen op de pedalen’ (Dewitte 1991: 149) en clipless pedalen voor ‘pedalen zonder toeclips die toch toelaten dat de renner een trekkende kracht uitoefent op de pedalen. De schoenen worden erin geklemd en zijn er met een buitenwaartse draaibeweging uit los te maken.’ (Dewitte 1991: 150). Het feit dat dergelijke begrippenGa naar voetnoot10 met een Engels woord benoemd worden, kan erop wijzen dat het Engels toch greep begint te krijgen op de Nederlandse wielertaal. Ook hierover zou een diachroon onderzoek uitsluitsel kunnen geven. Voor de exclusief noordelijke wielertaal valt algemeen op dat de neiging om vreemde woorden te weren minder sterk is dan in het Zuiden. Zo nemen de Nederlanders probleemloos het Franse etappe over, terwijl de Vlamingen hier vrijwel altijd de voorkeur geven aan rit (cfr. supra). Ook leenvertalingen zijn in het Noorden veel minder aanwezig: in plaats van het zuidelijke koersdirecteur vinden we in het Noorden wedstrijdleider; het zuidelijke omloop heeft in het Noorden twee Franse tegenhangers, namelijk parcours en circuit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 BesluitAlgemeen kunnen we besluiten dat de intuïties in verband met de aard en de oorsprong van de Nederlandse wielertaal door het corpus-Dewitte 1991 in grote lijnen bevestigd worden. Zo is de sterke Franse oriëntering in de drie onderzochte variëteiten van het Nederlands overvloedig gebleken. Woorden die in de drie variëteiten voorkomen, lijken doorgaans via de Vlaamse dialecten in de wielertaal beland te zijn. De meeste van die woorden zijn ont- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leend vanuit een primaire behoefte, om een lexicale leemte in de wielertaal op te vullen. Hetzelfde geldt trouwens in grote mate voor Franse woorden die enkel in het Zuiden voorkomen. Franse leenwoorden in het noordelijk Nederlands daarentegen, lijken veeleer om secundaire motieven ontleend te zijn, namelijk omdat men nood heeft aan stilistische diversificatie. Voor de zuidelijke variëteiten valt het grote aantal leenvertalingen op. In sommige gevallen, zoals bij aankomst, mag een puristische reflex aangenomen worden. Zulke leenvertalingen komen in de eerste plaats in de schrijftaal voor. Invloeden uit het Engels zijn in de wielertaal slechts in beperkte mate aanwezig. Voor sommige van deze woorden kan daarbij nog een omweg via het Frans vermoed worden. Uitzondering zijn enkele woorden zoals finish, en de benamingen voor enkele technische snufjes, die vrij recent zijn. Hiervoor blijkt de meest gangbare term dikwijls een Engels leenwoord te zijn. Op basis hiervan rijst het vermoeden dat de infiltratie vanuit het Engels recent wellicht groter geworden is en zich vooral via het Noorden voltrekt. Ten slotte hebben we vastgesteld dat veel van de woorden die in de drie variëteiten voorkomen, wellicht via het zuidelijk Nederlands in de Nederlandse wielertaal zijn binnengedrongen. Dat leiden we vooral af uit de frequentie van de woorden. Nochtans zijn er aanwijzingen dat ook het noordelijk Nederlands zijn invloed laat / heeft laten gelden. Diachroon onderzoek zou kunnen uitwijzen of dit verschijnsel van recentere aard is, en of we, na een periode van dominantie van het zuidelijk Nederlands, moeten gewagen van een toenemende convergentie van de wielertaal in Noord en Zuid in de richting van het noordelijk Nederlands. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|