Taal en Tongval. Jaargang 49
(1997)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roxane Vandenberghe, Filip Devos en Yves Serbruyns
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0 InleidingSinds het moderne voetbal in het midden van de negentiende eeuw in Engeland is ontstaan, is het uitgegroeid tot één van de populairste en meest beoefende sporten ter wereld. Ook in de Lage Landen heeft het voetbal sedert zijn introductie rond 1880 enorm veel succes en is het, zowel in België als in Nederland, tot een nationale sport uitgegroeid. Gezien de enorme populariteit van het voetbal is het niet verwonderlijk dat de media er ook zeer veel aandacht aan besteden. Zowat alle Vlaamse en Nederlandse kranten hebben een uitgebreide sportrubriek (lees: voetbalrubriek) en dagelijks worden er ettelijke pagina's gewijd aan onder meer wedstrijdverslagen, transferberichten, faits divers over het leven van de spelers, omkoopschandalen, nieuwe reglementeringen of gerechtelijke discussies. Sinds enkele tientallen jaren zijn er ook gespecialiseerde voetbaltijdschriften op de markt, en ook de audiovisuele media hebben een uitgebreide voetbalberichtgeving. Het wereldkampioenschap in Frankrijk van juni 1998 bewijst nog maar eens hoe nauw deze sport de Vlamingen en de Nederlanders aan het hart ligt, mede door een loting die ervoor zorgde dat er een nieuwe ‘Derby der Lage Landen’ op het voetbalprogramma stond. Over de voetbalsport is in het verleden al heel wat geschreven, maar deze bijdragen hadden een overwegend historisch, beschrijvend-speltechnisch of (auto)biografisch karakter. Over voetbaltaal - wat we in dit artikel definiëren als het taalgebruik van voetbalverslaggevers die een wedstrijd becommentariëren of hierbij voor- en nabeschouwingen geven, en dit zowel in de geschreven als in de gesproken pers - is tot nu toe echter betrekkelijk weinig grondig wetenschappelijk onderzoek verricht, al spreken verschillende al dan niet populariserende bijdragen van een specifiek ‘voetbalverslaggevers-register’ met eigen lexicale en grammaticale aspecten (Appel 1989, 1990, 1991, 1994; Beheydt, 1991; Ferguson, 1983; Janssens, 1997; Onrust, 1994; Overdiep, 1937). Op grammaticaal-syntactische verschijnselen in de gesproken voetbalverslaggeving, zoals deletie (vooral van functiewoorden), het veelvuldig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden, ingrepen in de deixis, markering door vooropplaatsing van constituenten, werkwoordvrees en vervoegingsangst, werd onder meer in bovenvermelde studies herhaaldelijk gewezen. De zuiver lexicaal-semantische aspecten van voetbaltaal daarentegen zijn pas vrij recent in de wetenschappelijke belangstelling gekomen. Er zijn in dat onderzoek twee zwaartepunten te onderscheiden: (1) de invloed van vreemde talen - vooral van het Engels - op de Nederlandse voetbaltaalGa naar voetnoot1, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en (2) Noord-Zuid-verschillen in de Nederlandse voetbaltaal en de mate van convergentie of divergentie tussen het Belgisch Nederlands en het Nederlands Nederlands (Geeraerts et al., 1997; Gevaert, 1995; Nyssen, 1994; Nyssen en Hiligsmann, 1995). In dit artikel proberen wij een bijdrage te leveren tot een synchrone analyse van de lexicale en semantische kenmerken van voetbaltaal. Het is dus niet onze eerste bekommernis om uitspraken te doen over de mate van convergentie of divergentie tussen Noord en Zuid. Dergelijke uitspraken kunnen namelijk enkel gebaseerd zijn op een diachrone analyse van de voetbaltaalverslaggeving in Vlaanderen en NederlandGa naar voetnoot2. We beperken ons onderzoek bovendien tot de terminologie, i.e. het geheel van termen en uitdrukkingen die in de voetbalverslaggeving in Nederland en Vlaanderen verwijzen naar de belangrijkste voetbalbegrippenGa naar voetnoot3. Uitgaande van Serbruyns (1991), die op basis van een uitgebreid corpus een terminologische studie schreef over voetbaltaal, confronteren we onze bevindingen ten slotte met die van Nyssen (1994). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Doelstellingen van het onderzoekMet ons lexicaal-terminologische onderzoek hebben we vier doelstellingen voor ogen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Materiaalverzameling en -verwerkingOns corpus werd samengesteld aan de hand van 7 bronnen uit Nederland en 7 bronnen uit Vlaanderen. Van die 14 bronnen zijn er 10 schrijftalig (6 kranten en 4 sporttijdschriften) en 4 spreektalig (zowel radio- als televisie-verslaggeving). Voor Vlaanderen werden de volgende schrijftalige bronnen gekozen: de dagbladen De Gentenaar, Het Volk en De Morgen, en de tijdschriften Sport '90 en Voetbalmagazine. Voor Nederland werden de kranten De Telegraaf, Het Algemeen Dagblad en De Volkskrant, en 2 nummers van het voetbalmagazine Voetbal International geselecteerd. Uit elk van die bronnen werden uit wedstrijdverslagen en voor- en nabeschouwingen bij voetbalwedstrijden 1000 zinnen geëxcerpeerd. Concreet betekent dit dat uit een corpus van 10.000 zinnen (5.000 Vlaamse en 5.000 Nederlandse) alle woorden werden gelicht die betrekking hebben op wat we later de ‘kernconcepten’ van het voetbalspel zullen noemen. Voor de 4 mondelinge bron- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen werden van de Vlaamse radio, de Vlaamse televisie, de Nederlandse radio en de Nederlandse televisie telkens anderhalf uur voetbalreportages opgenomen, die dan op dezelfde manier geëxcerpeerd werden als de schrijftalige bronnen. De verzamelde woorden werden vervolgens semantisch geanalyseerd en geordend naar concepten. Op die manier kwamen we tot 28 kernbegrippen uit de voetbalsport, i.e. de belangrijkste en meest gebruikte (prototypische) concepten, waar tijdens de verslaggeving het meest naar verwezen wordt. Die centrale concepten zijn: ‘wedstrijd’, ‘voetbalveld’, ‘voetbal’, ‘doel’, ‘scheidsrechter’, ‘grensrechter’, ‘toeschouwer’, ‘supporter’, ‘rust’, ‘ploeg’, ‘trainer’, ‘trainen’, ‘hoekschop’, ‘buitenspel’, ‘strafschop’, ‘vrije schop’, ‘counter’, ‘overtreding’, ‘doelman’, ‘verdediging’, ‘verdediger’, ‘middenveld’, ‘middenvelder’, ‘voorhoede’, ‘aanvaller’, ‘doelpunt’, ‘keepen’ en ‘scoren’. De materiaalverzameling leverde in totaal 519 simplexe woorden of types op (i.e. 53,4% van het totale corpus) naast 453 samenstellingen met één van die simplexe vormen als lid (i.e. 46,6% van het totale corpus). Alles samen waren er 9585 tokens. De verschillende types onder één concept werden vervolgens inhoudelijk en vormelijk nogmaals ingedeeld in verschillende categorieën: (1) algemene termen die verwijzen naar de zaak, de persoon of de handeling zelf (waaronder neutrale, metaforische en metonymische), (2) betekenisspecifieke termen (waaronder samenstellingen met een algemene term als determinatum) en (3) samenstellingen met algemene of betekenisspecifieke termen als determinator. Voor het begrip ‘wedstrijd’, dat in het corpus 26 verschillende termen heeft, onderscheiden we bijvoorbeeld:
Van de courantste algemene termen per lemma (in het geval van wedstrijd zijn dat wedstrijd, match, duel en partij) werd daarna de distributie per bron en per taalgebied (Noord en/of Zuid) bestudeerd. Voor ons lexicografisch onderzoek ten slotte gingen we na welke van de geëxcerpeerde woorden in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de woordenboeken voorkomen en, zo ja, of ze ook in die betekenis opgenomen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Engels versus Nederlands?3·1 AlgemeenDe eerste doelstelling van ons synchroon onderzoek bestond erin na te gaan in welke mate de voetbalterminologie tegenwoordig ‘Nederlands’ is. Met de introductie van het voetbalspel op het einde van de negentiende eeuw zal ongetwijfeld ook een deel van de gebruikte terminologie ontleend zijn. De vraag luidt nu in welke mate het huidige woordgebruik van de voetbalverslaggevers (nog) Angelsaksisch getint is. Als uitgangspunt bij onze analyse geven we een tabel waarin de invloed van het Engels en van het Frans cijfermatig weergegeven wordt.Ga naar voetnoot7
In deze bijdrage houden we ons hoofdzakelijk bezig met de invloed van het Engels op de Nederlandse voetbaltaal. Met betrekking tot die Engelse inbreng in het woordgebruik van de voetbalverslaggevers kunnen we zowel in Noord als in Zuid globaal de volgende situaties onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3·2 Dominantie van het EngelsDe eerste situatie, waarbij de Engelse term domineert over de Nederlandse, komt in ons materiaal het minst vaak voor (ca. 25%). Voor slechts 6 van de 28 concepten uit ons onderzoek was het Engelse woord de frequentste opgave. Ter illustratie bespreken we hier even een paar van deze begrippen. Het Engelse woord supporter met de betekenis ‘aanhanger van een sportvereniging die bij een wedstrijd de spelers aanmoedigt’ komt in 51,5% van de gevallen voor en heeft blijkbaar nog geen geschikte Nederlandse pendant. De andere courante neutrale woorden waren fans (eveneens een ontlening) en aanhang(er) (beide met een frequentie van 16,9%). In de andere gevallen werd naar de supporters verwezen met metaforische termen, zoals legioen en achterban, of met betekenisspecifieke substantieven als spionkop of hooligans. De courantste woorden voor de persoon die de ploeg leidt, zijn eveneens uit het Engels ontleend: trainer (60,6%) en coach (25,5%). Nederlandse woorden of woordcombinaties zijn onder meer oefenmeester, technisch directeur en technisch verantwoordelijke man. Het is duidelijk dat geen van deze termen semantisch equivalent is aan de Engelse ontleningen en veeleer een omschrijvend of beschrijvend karakter heeft. De twee frequentste woorden voor het werk dat de trainer verricht (de handeling), zijn trainen (38,2%) en coachen (14,7%). Voor de rest gebruiken de verslaggevers nog een hele waaier van Nederlandse woorden of uitdrukkingen, die alle slechts één of ten hoogste enkele keren voorkomen (vb. leiden, begeleiden, de scepter zwaaien en het roer in handen nemen). Counter (80,6%) is duidelijk de voorkeurterm voor de handeling ‘een voorafgaande aanval beantwoorden.’ De Nederlandse pendant tegenaanval wordt in slechts 15,1% van de gevallen gebruikt. Voor het begrip ‘doelpunten maken’ wordt het Engelse bastaardwoord scoren (43,3%) het vaakst gebruikt. Daarnaast bestaat er opnieuw een uitgebreid gamma aan Nederlandse trefwoorden die individueel relatief ‘laag scoren’, zoals het synoniem doelpunten maken, het hyperoniem raak treffen, de metaforische uitdrukkingen productief zijn, meepakken, versieren of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
succesvol zijn, of een aantal uitdrukkingen die verwijzen naar een specifiek moment uit de wedstrijd, zoals afwerken, tegen de netten krijgen of in doel besluiten. Enkele andere duidelijke koppels waarbij de Engelse term overheerst, zijn winning goal (75%) tegenover winnend doelpunt (25%), own goal (70%) tegenover eigen doelpunt (30%), en return (65%) tegenover terugwedstrijd (35%). In een uitzonderlijk klein aantal gevallen heeft het Engels een absolute monopoliepositie: voor de leenwoorden target-man, derby, hattrick, goalgetter en dug-out hebben we helemaal geen Nederlandse pendant gevonden in het corpus. Opmerkelijk is dat die woorden alle verwijzen naar typische voetbalbegrippen en dat ze bovendien niet zo heel vaak gebruikt worden omdat de benoemde zaken in de realiteit weinig courant zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3·3 Dominantie van het NederlandsDe tweede situatie, waarbij de Nederlands term de Engelse domineert, is in ons corpus het courantst. Ook Appel (1991) wijst op het afnemend gebruik van Engelse woorden, vooral van centrale voetbalwoorden als corner (> hoekschop), free-kick (> vrije trap) of off-side (> buitenspel). Het woord match is bijvoorbeeld eveneens bijna totaal verdwenen in het Noord-Nederlands, maar niet, zoals verder zal blijken, in Vlaanderen. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse verslaggevers geven er de voorkeur aan om met een Nederlands woord te verwijzen naar een voetbalbegrip. Die voorkeur is soms erg uitgesproken. Zo wordt van de 1052 keer dat de voetbalverslaggevers het hebben over het concept ‘wedstrijd’, in 81% van de gevallen de term wedstrijd gebruikt, en slechts in 7,1% van de gevallen het Engelse substantief match (naast gemarkeerde woorden als duel en treffen). De courantste Nederlandse verzamelnamen voor de elf spelers op het veld zijn ploeg (47,8%) en elftal (11,6%). Het Engelse team is niet erg gebruikelijk (7,1%). De buitenspelsituatie wordt dan weer meestal buitenspel genoemd (98,6%), off-side is in het Standaardnederlands duidelijk ‘out’ (1,4%). Nog duidelijker zijn die begrippen waarvoor de verslaggevers enkel een Nederlandse term gebruiken: een speler die aanvalt, is eenspits (40,8%) of een aanvaller (24,8%), maar nooit een forward. Ook referee wordt niet gebruikt om te verwijzen naar de man die de wedstrijd leidt. Scheidsrechter (77,8%) en arbiter (15,5%) zijn hier de meest gebruikte termen. De 15 minuten rust tussen de twee speelhelften wordt meestal rust (82%) genoemd. Andere termen zijn het neutrale pauze (10,3%) en onderbreking, het metonymische koffie (vooral in Vlaanderen) of thee (vooral in Nederland) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en het metaforische intermezzo. De Angelsaksische term half time is in de huidige standaardtaal blijkbaar niet (meer) gebruikelijk. Naar het begrip ‘overtreding’ wordt verwezen met overtreding (54,9%), fout (39,4%) of een betekenisspecifieke term naargelang van de soort fout. Het Engelse foul komt noch in het Nederlandse, noch in het Vlaamse corpus voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3·4 Simplex versus samenstellingZoals blijkt uit de tabel in § 3.1., is de dominantie van het Nederlands niet zo uitgesproken in hybride samenstellingen. Het vreemde woord keeper bijvoorbeeld komt in slechts 22,3% van de gevallen als simplex voor (versus doelman: 69%), maar in samenstellingen maakt het 41,6% van het totaal uit (vb. keepersbal, keepershandschoenen, keeperstrainer, keeperskwaliteiten, keeperswerk). Ook de term match heeft een lage frequentie, namelijk 7,1%, maar in samenstellingen loopt dat aandeel op tot 26,4% (vb. competitiematch, matchpunt, matchverloop, uitmatch, vierpuntenmatch, voorbereidingsmatch). Hetzelfde geldt van de ontlening goal, dat als simplex een frequentie van 22,3% heeft. Als lid van samenstellingen maakt het 39,5% van alle types uit. Voor samenstellingen grijpen voetbalverslaggevers dus vaker terug naar de vreemde term. Een mogelijke verklaring hiervoor vinden we (mede) in de (taaleconomische) geschiktheid van die ontleende woorden voor samenstellingen. Zo ligt counterdoelpunt of countergoal makkelijker in de mond dan tegenaanvalsdoelpunt of tegenaanvalsgoal (vergelijk ook: derbyscore, counterbrigade, counterkans, countermogelijkheid, counterploeg, counterwapen). Tekenend voor die tendens is het feit dat in ons corpus een woord als match in zijn simplexe vorm maar twee keer voorkomt in het Noorden, terwijl samenstellingen met match er helemaal niet ongewoon zijn.Ga naar voetnoot8 Het corpusonderzoek van Nyssen (1994) bevestigt onze bevinding: match komt in zijn Noord-Nederlandse corpus niet voor als simplex, maar het wordt wel gebruikt in een aantal hybride samenstellingen, met name in matchwinnaar, openingsmatch en vriendenmatch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3·5 Besluit en vergelijking met Nyssen (1994)Uit het bovenstaande mogen we besluiten dat de voetbalterminologie in de geschreven en gesproken pers in Noord en Zuid in betrekkelijk hoge mate Nederlands is: meestal overheerst de Nederlandse pendant de ontlening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts in een viertal gevallen wordt uitsluitend een Engels woord gebruiktGa naar voetnoot9. Op het eerste gezicht lijkt er geen eenduidig verband te bestaan tussen de dominantie van de Nederlandse of de Engelse term enerzijds, en de specificiteit of de frequentie van het begrip anderzijds. Zeer algemene zaken en termen die ook in andere sporten voorkomen, als wedstrijd, ploeg, scheidsrechter, trainen, trainer, aanvallen of scoren, worden ofwel met een Nederlands ofwel met een Engels woord benoemd. Hetzelfde geldt voor heel specifieke voetbaltermen als buitenspel, hattrick, derby, spits of hoekschop. Veel hangt onzes inziens af van de periode waarin de term werd ontleend. Op de vraag of een woord eind vorige eeuw mee ingevoerd werd samen met het betreffende concept, dan wel of het concept onmiddellijk met een Nederlands woord benoemd werd, en op de vraag of alle Engelse ontleningen uit dezelfde periode dateren, dan wel of er ook recente leenwoorden zijn, kan enkel een vergelijkend diachroon onderzoek antwoord geven. Onze bevindingen met betrekking tot de Engelse invloed op de voetbalverslaggeving in Nederland en Vlaanderen komen in grote lijnen overeen met de resultaten van Nyssen (1994), die voor de samenstelling van zijn corpus gebruik gemaakt heeft van een even groot aantal gelijkaardige bronnen, namelijk 12 geschreven bronnen (in Vlaanderen en in Nederland elk 5 dagbladen en één tijdschrift), en een vijftigtal uren gesproken bronnen (radio- en TV-reportages). Nyssen (1994) heeft zich voor zijn materiaal-verzameling echter niet beperkt tot alle termen die betrekking hebben op de kernbegrippen van het voetbalspel, zoals Serbruyns (1991) dat wel deed, maar heeft alle woorden geëxcerpeerd die ook maar iets met voetbal te maken hebben. Zo worden bijvoorbeeld ook woorden als aankoppen, doeltreffendheid, anticipatie, krachtpatser, amateur, nul, onopgewarmd en bank in zijn uitgebreid corpus van 2364 verschillende trefwoorden opgenomen. Daarbij gaat het vaak om woorden die uit een ander woordveld komen, maar die in de voetbalcontext een bijzondere betekenis krijgen (vb. de betekenisspecialisatie van bank van ‘smal, lang zitmeubel op poten bestemd voor meer dan één persoon’ naar ‘bank waar de reservespelers en de trainer plaatsnemen gedurende een wedstrijd’). Op die manier bevat Nyssens (1994) corpus vier keer zoveel verschillende woorden als dat van Serbruyns (1991). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit Nyssens kwantitatieve onderzoek naar het aandeel van de Engelse woordenschat blijkt alvast dat er zeker geen sprake is van een ‘overkill’ aan ontleningen in het woordgebruik van de voetbalverslaggevers (Nyssen, 1995: 35). Niet eens 10% van alle geëxcerpeerde types is uit het Engels overgenomen. Ook in zijn corpus werden de termen counter, trainer, trainen en scoren frequenter gebruikt dan één of ander equivalent uit de Nederlandse taal. De ontleningen derby, hattrick, goalgetter en target-man hadden eveneens geen Nederlandse tegenhanger. Op basis van ons corpusmateriaal (zie de tabel in § 3.1.) kunnen we 21% van de voetbalterminologie toeschrijven aan Engelse invloed, en slechts 6,3% aan invloed van het Frans. Met uitzondering van arbiter, gaat het daarbij in het laatste geval praktisch altijd om niet-specifieke voetbaltaal (vb. fabriceren, pareren, produceren). In ieder geval tonen onze gegevens aan dat de invloed van het Engels op de huidige Nederlandse voetbaltaal opmerkelijk groter is dan uit de studie van Nyssen (1994) naar voren komt.Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Noord versus Zuid?De tweede doelstelling van ons onderzoek bestond erin na te gaan in welke mate de Noord- en Zuid-Nederlandse voetbalterminologie van elkaar verschilt. Aangezien er ook in het dagelijkse woordgebruik varianten bestaan in de Nederlandse en Vlaamse geschreven en gesproken media, mogen we verwachten dat er ook op het specifieke domein van de voetbalverslaggeving duidelijke voorkeuren tot uiting zullen komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4·1 Uitgebreidheid en aard van de woordenschatWat de uitgebreidheid van de terminologie voor de kernbegrippen betreft, is er weinig verschil tussen Noord en Zuid waar te nemen. Een Vlaamse bron heeft per begrip gemiddeld 4,6 termen en dat is wel meer dan een Nederlandse bron, die per concept 4,3 termen heeft, maar het verschil is niet significant. Ook het gemiddeld aantal verwijzingen is bijna gelijk: een Vlaamse bron refereert gemiddeld 24,1 keer naar een bepaald begrip, een Nederlandse bron 24,9 keer. De analyse van het materiaal leert ons echter dat er in Noord en Zuid soms wel een onderscheid in uitgebreidheid en in frequentie van refereren voor één begrip bestaat, dat lijkt samen te hangen met realiteitsverschillen in het voetbalspel. In Nederland wordt algemeen aanvallender gespeeld dan in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
België, waar men behoudender is en veeleer op de tegenaanval speculeert, wat de Derby's der Lage Landen al herhaaldelijk aangetoond hebben. Die situatie uit zich ook in het taalgebruik. Nederland heeft iets meer termen voor het begrip ‘aanvallen’ en de verslaggevers daar verwijzen er ook veel meer naar dan in Vlaanderen (33 keer tegenover 20 keer). Dat er in Vlaanderen veel meer op de counter wordt gespeeld, zou ook uit ons materiaal kunnen blijken: gemiddeld heeft een Vlaamse bron er meer verschillende termen voor en er wordt ook meer naar verwezen. Van België wordt gezegd dat het traditioneel uitstekende doelmannen voortbrengt. Wellicht zijn er daarom in Vlaanderen veel meer termen voor het begrip ‘keepen’ in omloop (gemiddeld 14,6 per bron tegenover 6,4 in Nederland) en verwijst men er ook tweemaal zoveel naar. Uit het distributieve onderzoek naar de courantste woorden per concept lijken er binnen het gebruik van de verschillende types dan weer wel bepaalde voorkeuren te bestaan bij de Vlaamse en de Nederlandse verslaggevers. De cijfers voor het begrip ‘overtreden van de spelregels’ tonen dit duidelijk aan. In Nederland begaan de spelers een overtreding (86%), maar maken ze zelden een fout (7%). In Vlaanderen liggen de cijfers bijna totaal omgekeerd (respectievelijk 7,1% en 89,3%). In tegenstelling tot Vlaanderen (50%) komen vrijschoppen niet voor in Nederland, daar worden vrije trappen gegeven (85%).Ga naar voetnoot11 Deze voorkeuren lijken geheel willekeurig te zijn (zoals ook zal blijken uit het gebruik van de Engelse terminologie). Het opmerkelijkste verschil dat we konden vaststellen met betrekking tot de aard van de gehanteerde terminologie is dat de Zuid-Nederlandse voetbalverslaggeving beeldrijker is dan de Noord-Nederlandse. In de Vlaamse media, vooral in de geschreven pers, wordt meer gebruik gemaakt van figuurlijke taal en allerhande stijlfiguren, zoals kleurrijke vergelijkingen, metaforen of metonymieën. Het ronde voorwerp waartegen de spelers trappen, is voor de Vlaamse verslaggevers de bal (neutraal), het leder (metonymie), het ronde ding of het speeltuig (beide metaforen).Ga naar voetnoot12 Naar het doel wordt verwezen met de woorden doel, goal of tor (neutraal), met de metaforen kooi, heiligdom of muit, of met de metonymieën de netten, de touwen, de palen en de balken. Het terrein waarop de wedstrijd wordt gespeeld, noemt men niet alleen voetbalveld, terrein, grasmat of bodem (neutraal) maar ook mat, wei, biljarttafel of tapijt (metaforen) en zelfs het gekalkte kader of de lijnen (metonymieen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend hierbij zijn de vele metaforen en metonymieën die afkomstig zijn uit de militaire sfeer. Dit geldt trouwens ook voor de Noord-Nederlandse verslaggeving. Voetbal wordt beschouwd als oorlog en de spelers vormen de gerangen, de troepen of manschappen. Ze vallen aan, verdedigen, schieten, knallen en treffen doel. Een wedstrijd is een strijd, een kamp, een confrontatie, een duel of een treffen. Een doelman wordt verslagen omdat hij de bal niet heeft kunnen afweren. ‘Voetbal is oorlog,’ heeft Rinus Michels ooit beweerd. Daarnaast levert ook de scheepvaart een bijdrage in de voetbalterminologie met termen als skipper, de man achter het roer, achterdek of voorplecht. Uit de wereld van de entertainment en het toneel komen onder meer nummertje, vertoning, pauze, publiek en affiche. Er zijn eveneens woorden uit de religieuze sfeer terug te vinden, zoals heiligdom, volgelingen en domineeGa naar voetnoot13 Ten slotte vermelden we nog enkele termen die het voetbaljargon binnengeslopen zijn via andere sporten: kamp en duel (boksen), sportdirecteur (wielrennen), prijsschutter (boogschieten) en biljarttafel (biljarten). Uit het onderzoek van Nyssen (1994) blijkt dat van zijn 2364 verschillende woorden er iets meer dan de helft (53,5%) zowel in het Nederlandse als in het Vlaamse corpus voorkomt, 15,5% uitsluitend in het Noorden en 31% enkel in het Zuiden.Ga naar voetnoot14 We constateren hier dus dat de voetbalwoordenschat van de Vlaamse verslaggevers veel uitgebreider is dan die van hun Nederlandse collega's, wat niet overeenstemt met onze eigen bevindingen (zie supra). Die grotere lexicale variatie in Vlaanderen verklaart Nyssen door de duidelijker invloed van het Frans en het Engels op de verslaggeving. Naast de A.N.-woorden gebruiken de Vlamingen, in tegenstelling tot de Nederlanders, met andere woorden veel meer Engelse en Franse leenwoorden en leenvertalingen en gallicismen (Nyssen, 1995: 35). Daar komen we in § 4.3. nog op terug. Het verschil tussen onze resultaten en die van Nyssen (1994) kan onzes inziens enkel verklaard worden door de manier waarop het materiaal werd verzameld. Zoals reeds aangegeven heeft Nyssen niet alleen de kemvoetbalwoordenschat geëxcerpeerd, maar ook alle woorden die in de verslagen voorkomen en gebruikt worden in verband met het voetbal (vb. amateur en bank). Gezien de overeenkomst tussen Nyssen (1994) en Serbruyns (1991) wat de aard en de omvang van de geselecteerde bronnen betreft, mogen we misschien besluiten dat de woordenschat die door de Vlaamse voetbalverslaggevers wordt gebruikt in geschreven en gesproken bronnen meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemd materiaal (i.e. Engelse en Franse ontleningen) bevat dan die van hun Nederlandse collega's. Dit doet echter niets af aan onze constatering dat de kernwoordenschat van het voetbal in Noord en Zuid even uitgebreid is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4·2 Vreemde woordenschatIn deze paragraaf willen we nagaan of het Engelse aandeel in de voetbalwoordenschat prominenter is in Vlaanderen of Nederland. Uit het distributieve onderzoek naar de courantste trefwoorden per begrip blijkt dat geen van beide regio's opvallend anglofieler te noemen is, en dat noch Noord noch Zuid systematisch meer gebruik maakt van Engelse ontleningen. De Vlaamse en Nederlandse journalisten verwijzen nu eens met een Engelse term, dan weer met een Nederlandse pendant naar een concept, en die voorkeur lijkt eveneens geheel willekeurig te zijn. We illustreren dit aan de hand van enkele voorbeelden. Om te verwijzen naar de handeling ‘aanval als antwoord op een voorafgaande aanval’ gebruikt de Noord-Nederlandse journalist uitsluitend het woord counter. De Vlaming doet dit in 67,9% van de gevallen en gebruikt in een kwart van de gevallen het exclusief Vlaamse tegenaanval. De Engelse ontlening save (redding) is een exclusief Vlaams woord, i.e. het komt niet voor in het Noord-Nederlandse corpus. In Nederland wordt vooral het woord redding gebruikt (80%), dat in Vlaanderen maar goed is voor 50%. Voor ‘scoren’ en ‘een doelpunt maken’ lopen de cijfers in Noord en Zuid zo goed als gelijk. In Nederland worden meer corners gegeven dan in Vlaanderen (respectievelijk 43,1% en 24,7%), waar dan weer vooral hoekschoppen getrapt worden (respectievelijk 56,9% en 75,3%). Strafschoppen zijn zowel in het Noorden als in het Zuiden erg courant (respectievelijk 73,8% en 63,9%), maar penalties worden iets meer gefloten in Vlaanderen (35,3%) dan in Nederland (22,3%). De ontlening match voor ‘wedstrijd’ komt in Nederland bijna niet voor (0,7%), terwijl ze in Vlaanderen toch in 15% van de gevallen gebruikt wordt. In dit verband dienen we op te merken dat sommige woorden, zowel Nederlandse als vreemde, typisch zijn voor één medium of zelfs voor één individu. Zo is voor het concept ‘wedstrijd’ duel een typisch schrijftaalwoord en match een (zuidelijk) spreektaalwoord.Ga naar voetnoot15 Zo ook hebben bepaalde journalisten een voorkeur voor één variant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de Angelsakische invloed op de kernwoordenschat van het voetbal betreft, komt Nyssen (1994: 454) in grote lijnen tot dezelfde conclusie: Een aantal Engelse woorden, die tot de Algemene Europese woordenschat van de voetbaltaal behoren, vinden we zowel in het Noord- als Zuidnederlands. Het is duidelijk dat de auteur met ‘Algemene Europese woordenschat van de voetbaltaal’ globaal die termen bedoelt die wij tot ‘kernwoordenschat’ gerekend hebben. Het zijn de woorden voor de belangrijkste en courantste zaken en handelingen van het spel, zoals keeper, coach, goal, trainer, penalty, corner en team. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4·3 Meer vreemde woorden in het Zuiden?We komen nog even terug op de resultaten van Nyssen (1994), omdat de combinatie van zijn twee reeds besproken conclusies met betrekking tot de voetbaltaal in Noord en Zuid, met name de grotere lexicale variatie in Vlaanderen (§ 4.1.) en het aandeel van vreemde woorden in de voetbaltaal in Vlaanderen en Nederland (§ 4.2.), nog een interessante bevinding oplevert. Zoals reeds vermeld, verklaart Nyssen (1994) de grotere variatie voor één begrip in het Zuid-Nederlandse taalgebied - wat hij de ‘heteronymie in het Zuiden’ noemt - door de grotere invloed van het Engels en het Frans (Nyssen 1994: 36). Er is in de eerste plaats het relatief grote aantal gallicismen, die de Vlaamse verslaggevers naast de A.N.-equivalenten gebruiken. Naast millimetervoorzet in Vlaanderen (naar het Franse centre millimétré) komt in beide taalgebieden aangesneden of afgemeten voorzet voor. Hetzelfde geldt voor de woorden daler en zakker (Franse descendant) die naast degradant (zowel in Noord als Zuid) worden gebruikt. In totaal komen in zijn Noord-Nederlandse corpus 77 Franse ontleningen voor en in zijn Zuid-Nederlandse corpus 125 Franse ontleningen. Enkele van de Franse woorden die enkel in het Zuid-Nederlandse corpus voorkomen zijn: doublure, inkannoneren, rendement, neutraliseren, valideren, portier, lokaal (subst) en vestiaire. Zoals ook al uit de voorbeelden blijkt behoren de meeste leenwoorden of bastaardwoorden uit het Frans bij Nyssen (1994) niet tot de kernwoordenschat van het voetbal, maar zijn het veeleer woorden met een algemene betekenis die in de voetbalcontext een betekenis-specificatie hebben ondergaan. Leenwoorden die in het onderzoek uitsluitend in het Noorden gebruikt worden zijn amateur, brigade, triomf en declasseren. De conclusie van Nyssen (1994) dat het Franse aandeel in de voetbalwoordenschat in Vlaanderen groter is dan in Nederland moet dus sterk gerelativeerd worden. De grotere invloed van het Engels lijkt op het eerste gezicht in tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spraak met wat eerder geconcludeerd werd over de invloed van het Engels op de voetbaltaal, namelijk dat geen van beide taalregio's anglofieler is dan de andere. Het Noord-Nederlandse corpus van Nyssen (1994) bevat 237 Engelse ontleningen, het Zuid-Nederlandse bevat er 288, waarvan er 185 gemeenschappelijk zijn (85 vreemde woorden, 87 hybride samenstellingen en 15 bastaardwoorden). De categorie van gemeenschappelijke termen komt in grote lijnen overeen met Serbruyns' (1991) kernwoordenschat (vb. counter, corner, trainen, team, supporter, penalty). Tegenover 52 exclusief Engelse woorden in Nederland staan er dus 103 exclusief Engelse woorden in Vlaanderen, wat bijna het dubbel aantal types is. Het aantal geëxcerpeerde vreemde woorden uit deze beide groepen ligt in beide gebieden min of meer gelijk: 19 referenten in Nederland tegenover 17 referenten in Vlaanderen. Opvallend is echter dat in het Zuiden (z) veel meer hybride samenstellingen gebruikt worden dan in het Noorden (n): 30 in Nederland tegenover 69 in Vlaanderen. Als we deze ‘Vlaamse’ samenstellingen gaan ontleden, merken we echter dat van de 69 woorden er 46 een Engels woord bevatten dat ook in de Noord-Nederlandse voetbalverslaggeving voorkomt maar dan vooral als simplex (zie ook § 3.4.). Voorbeelden daarvan zijn:
Enkele van die Engelse simplexen worden trouwens ook in Nederland gebruikt in hybride samenstellingen, zoals de volgende voorbeelden uit het corpus van Nyssen (1994) aantonen:frommelgoal (n), slotgoal (n), wereldgoal (n), eindpass (n) en clubtopscorer (n). Deze woorden komen enkel in het Noord-Nederlandse corpus voor. Van de 23 andere samenstellingen hebben er bovendien maar liefst 11 het leenwoord match als tweede lid, 4 het substantief save en 3 de term pocket. Volgens onze gegevens zijn match en save inderdaad twee ontleningen die men in het Noorden niet aantreft. Ze zijn wel mogelijk, maar komen in ons corpus in elk geval niet voor (cf. § 4.2.). Als we de optelsom maken blijkt dat van de Engelse termen in de hybride ‘Vlaamse’ woorden er slechts 7 zijn die niet in Nyssens Noord-Nederlandse corpus voorkomen. Uit de ontleding van de hybride samenstel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lingen die enkel in Nederland gebruikt worden, blijkt bovendien dat ook daar een aantal ontleningen worden gebruikt die niet in het Vlaamse corpus zijn opgenomen (noch enkelvoudig noch samengesteld). Uit het lexicon van Nyssen (1994) kunnen we afleiden dat de Vlaamse journalisten ook veel meer afleidingen van Engelse woorden gebruiken. Het zijn ontleningen die morfologisch (en eventueel ook fonologisch) aangepast zijn aan, en structureel ingebed zijn in, het Nederlandse taalsysteem. Tegenover 24 dergelijke bastaardwoorden in het Noorden vinden we er 38 in het Zuiden, en 21 ervan zijn gemeenschappelijk. Meestal gaat het om werkwoorden die het typische -en suffix gekregen hebben en die vervoegd worden volgens de Nederlandse regels (vb. tackelen (n/z), keepen (n/z), crossen (n), volleyen (z), saven (z), sjotten (z)). De ontleende substantieven hebben meestal een lichte morfologische aanpassing ondergaan (vb. dribbel (n/z) en pas (z)). Naar onze mening bewijst Nyssen (1994) niet dat de invloed van het Engels op de specifieke voetbalterminologie groter is in Vlaanderen dan in Nederland. Er worden evenveel typische voetbaltermen van de kernwoordenschat uit het Engels ontleend (zoals hij zelf ook al had geconstateerd) en ze worden in beide gebieden zowel enkelvoudig als in samenstellingen en afleidingen gebruikt. In de Zuid-Nederlandse verslaggeving komen er echter meer van die hybride samenstellingen en afleidingen voor, en dat verklaart de numerieke kloof tussen Noord en Zuid bij Nyssen (1994). Dit brengt ons terug bij de eerder vermelde constatering dat de Zuid-Nederlandse voetbalverslaggeving gevarieerder is dan de Noord-Nederlandse. Serbruyns (1991: 2) merkt trouwens terecht op dat het voetbal in Vlaamse kranten ook kwantitatief meer aan bod komt dan in Nederland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4·4 BesluitOp basis van ons onderzoek en dat van Nyssen (1994) kunnen we met betrekking tot de Engelse invloed op de Noord- en Zuid-Nederlandse voetbalverslaggeving in de geschreven en gesproken pers besluiten dat, althans voor de kernwoordenschat van het voetbalspel, geen van beide regio's opvallend anglofieler is dan de andere. De Vlaamse journalisten gebruiken vreemde woorden echter meer in hybride samenstellingen, in de niet-kern-woordenschat en in afleidingen dan hun Nederlandse collega's. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Schrijftaal versus spreektaal?Over het onderscheid tussen de geschreven en de gesproken voetbalterminologie in Noord en Zuid kunnen we vrij kort zijn. In de woordenschat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn er op het eerste gezicht geen noemenswaardige verschillen te constateren. Het feit dat veel geëxcerpeerde metaforen en metonymieën in feite uitgegroeid zijn tot clichés, en algemeen worden gebruikt door zowel journalisten als spelers (vb. grasmat, duel, het leer, kooi, achterban, manschappen en elfmeter), zal er ook wel toe bijdragen dat de verslaggeving op radio en TV op lexicaal vlak niet erg afwijkt van die in kranten en tijdschriften. Het is natuurlijk vrij logisch dat men in de schrijftaal een uitgebreider terminologie hanteert en dat men er meer gebruik maakt van figuurlijke taal. Er is ook meer variatie in het woordgebruik. Er wordt dus vaker geswitcht tussen verschillende, semantisch equivalente termen voor hetzelfde concept. In geschreven verslagen wordt immers tot het uiterste vermeden een woord of zelfs de naam van een speler of trainer te herhalen. Men gebruikt liever synoniemen, en dit vaak tot in het absurde toe. Bekend in dit opzicht is het stukje van oud-voetballer Jan Mulder over ‘de bal’. Tussen beide types pers is er ook een onderscheid merkbaar dat te wijten is aan het verschil in medium zelf. Dit onderscheid hangt samen met de voetbalrealiteit. In de gesproken pers wordt er bijvoorbeeld relatief meer verwezen naar de begrippen ‘buitenspel’ en ‘fout’, omdat die situaties zich in het verloop van de wedstrijd vaak voordoen en relevant zijn voor de toehoorders en toeschouwers. De pratende verslaggevers brengen rechtstreeks verslag uit en geven voortdurend commentaar bij wat er gebeurt op het voetbalveld of bij wat er te zien is op het scherm. Zij moeten elk moment of elke fase van de wedstrijd weergeven omdat zij de gevolgen ervan niet kennen. Een geschreven verslag daarentegen is in feite een subjectieve nabeschouwing bij de wedstrijd. De journalisten maken een selectie van de spannende en beslissende fases uit de wedstrijd en zijn minder geïnteresseerd in de onbelangrijke gebeurtenissen, zoals een banale overtreding. In de geschreven pers verwijst men bijvoorbeeld ook vaker naar het begrip ‘trainer’ omdat men achteraf altijd wel reacties van deze persoon wil loskrijgen. Nyssen (1994: 466) constateerde eveneens weinig lexicale verschillen tussen de geschreven en de gesproken media. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Algemeen woordenboek versus voetbalwoordenboek?Uit ons lexicografisch onderzoek blijkt dat de voetbalterminologie in twee algemene woordenboeken, namelijk Van Dale (1992; voortaan vd) en Grote Koenen (1986; voortaan: gk), zeer goed vertegenwoordigd is. Naast alle neutrale termen, die worden opgenomen met hun juiste betekenis (vb. voetbalveld, doel, voetbal, supporter), zijn ook sommige metaforen en metonymieën terug te vinden met hun specifieke voetbalbetekenis (vb. grasmat, kooi, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
netten, leder). In dit laatste geval gaat het logischerwijze om die figuurlijke taal die al volledig ingeburgerd is. Siekmann (1978; voortaan sm) ‘scoort’ in vergelijking met deze twee algemene woordenboeken niet bijster goed. Van een gespecialiseerd woordenboek hadden we verwacht dat het toch minstens de volledige neutrale terminologie zou bevatten en meer informatie zou verschaffen dan de algemene naslagwerken. Enkele woorden die misschien niet exclusief tot de voetbalterminologie behoren, maar er ongetwijfeld bij horen, zoals aanval, oefenmeester, supporter, overtreding en trainen, worden er eenvoudig niet in vermeld. Deze termen worden wel in hun voetbalbetekenis opgenomen in gk (1986) en vd (1992). Andere trefwoorden die helemaal niet zo evident zijn, komen dan weer wel in sm (1978) voor. Het substantief legioen illustreert dit. Het is opgenomen met de betekenis ‘eens de geweldige schare aanhangers van Feyenoord die per schip meereisde naar het verre Lissabon voor de match tegen Benfica.’Ga naar voetnoot16 sm (1978) kent blijkbaar niet altijd het verschil tussen een betekenisomschrijving en een anekdote. Niet alle metonymieën of metaforen uit ons corpus zijn terug te vinden in sm (1978) omdat sommige ervan maar één keer voorkwamen en duidelijk behoren tot het idioom van een individu. Van de volledige terminologie voor het begrip ‘keepen’ bijvoorbeeld, dat een heel uitgebreid en gevarieerd termen-arsenaal bevat, zijn er 148 insm (1978) opgenomen, 237 ingk (1986) en 262 in vd (1992). Het lijkt ons volkomen normaal datsm (1978) niet de volledige beeldspraak opneemt die behoort tot één concept. Uit een vergelijking van de twee algemene woordenboeken blijkt datvd (1992) iets meer informatie verschaft dangk (1986). Hiermee bedoelen we niet alleen dat vd (1992) meer trefwoorden opneemt dangk (1986) (vb. spionkop, save), maar ook en vooral dat vd (1992) vaker een specifieke sport- of voetbalbetekenis vermeldt bij een woord uit de omgangstaal (vb. topper, lobben). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Algemene samenvattingDeze bijdrage is gebaseerd op de terminologische studie van Serbruyns (1991), die een onderzoek verricht heeft naar de Noord- en Zuid-Nederlandse voetbalverslaggeving in de geschreven en de gesproken pers. Op basis van synchrone onderzoeksgegevens uit een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van een corpus van 548 woorden (types), die in totaal 9585 maal werden gebruikt (tokens), kunnen we de volgende tentatieve hypothe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ses formuleren met betrekking tot de Nederlandse voetbaltaal:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|