Taal en Tongval. Jaargang 48
(1996)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elma Blom en Eric HoekstraGa naar voetnoot1
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de relevante oordelen die we hier voor het Achterhoeks rapporteren niet karakteristiek zijn voor de oudere generatie, iets wat apart onderzocht dient te worden. Feiten van Deunk (1977) suggereren overigens dat tenminste een deel van de van het ABN afwijkende feiten ook bij de oudere generatie te vinden zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Achterhoekse werkwoordsgroepen zonder potentieel IPPGa naar voetnoot3In het Achterhoeks blijken er meer volgordemogelijkheden binnen de werkwoordsgroep te zijn. Wanneer er sprake is van een werkwoordsgroep bestaande uit twee werkwoorden valt dit niet op, want in dat geval zijn de twee mogelijke volgordes zowel in het ABN als in het Achterhoeks toegestaan:
Zoals uit de voorbeelden blijkt kent het Achterhoeks een perfectief prefix in de vorm van een schwa. De volgorde als in (1a), waarbij het hulpwerkwoord in zinsfmale positie staat, wordt in het Achterhoeks het meest gebruikt. Volgens de ANS (1984: 599) is er in het standaard Nederlands een verschil tussen schrijf- en spreektaal: de volgorde deelwoord-persoonsvorm komt meer voor in gesproken taal terwijl de volgorde persoonsvorm-deelwoord meer in de schrijftaal voorkomt. In hoofdzinnen met drie werkwoorden staat de persoonsvorm voorop. In de werkwoordsgroep achterin de zin staan dan twee werkwoorden, waarbij zich in de bijzin de persoonsvorm voegt. Over dit type zinnen meldt Deunk (1977: 155), schrijvend over het Achterhoekse dialect van Winterswijk: ‘wanneer aan het eind van een zin twee werkwoorden in de onbepaalde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen waarvan één een der hulpwerkwoorden blie:ven, gòòn, können, lòòten, möggen, willen of zöllen is, dan wordt het hulpwerkwoord achter het zelfstandig werkwoord geplaatst’. Dit wordt geïllustreerd door de zinnen in (2):
De volgorde is hier (1.)3.2., waarbij geldt: 1 is persoonsvorm, 2 is complement van persoonsvorm, 3 is complement van 2, enz.). Deze hoofdfinale volgorde van twee infinitieven is in het ABN niet mogelijk. Daar is slechts de volgorde (1.)2.3. toegestaan. De feiten van Deunk (meer geeft hij helaas niet) mogen we als karakteristiek beschouwen voor het dialect van de oudere generatie. Volgens Entjes (1977), in diens inleiding bij Deunk's grammatica, beschijft de auteur het dialect dat hij in zijn jonge jaren heeft leren spreken en op basis waarvan hij in 1935 een idioticon samenstelde. Ook in het taalgebruik van de jongere generatie zijn dergelijke zinnen mogelijk. Daar zullen we ons in het vervolg op richten. Uit de zinnen in (2) valt niet af te leiden welke positie de persoonsvorm binnen de werkwoordsgroep in kan nemen. In de zinnen in (3) wordt de bijzinsvolgorde gegeven:
Het blijkt dat er in het Achterhoeks drie mogelijke volgordes zijn: 1.2.3., 1.3.2. en 3.2.1. De volgordes 1.3.2. en 3.2.1. komen trouwens ook in het Duits voor (Van de Velde 1972), de volgorde 1.2.3. is er echter ongrammaticaal. Een systematische vergelijking van het Achterhoeks met het Duits of Duitse dialecten valt buiten het bestek van dit artikel. In het standaard Nederlands is alleen de exclusief hoofd-initiële 1.2.3. volgorde toegestaan, de exclusief hoofd-finale 3.2.1. volgorde en gemengde 1.3.2. volgorde worden afgekeurd:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overige volgordes (2.1.3., 2.3.1. en 3.1.2.) zijn zowel in het Achterhoeks als in het ABN ongrammaticaal. Zoals uit de vraagtekens in (3) blijkt, zijn werkwoordsclusters met een 1.3.2. en 3.2.1. volgorde in het Achterhoeks niet altijd even fraai. Wanneer de persoonsvorm van de modale hulpwerkwoorden zulln en mott'n in de zinnen (3b) en (3f) vervangen wordt door het hulpwerkwoord van tijd hebm, dan is het resultaat acceptabeler:
De aard van het hulpwerkwoord is hier dus, zij het marginaal, van belang. Nu is er in (5) meer aan de hand: er is namelijk in deze zinnen sprake van een zgn. Infinitivus pro Participio constructie (IPP): het hulpwerkwoord hebben (of zijn) zou een voltooid deelwoord moeten selecteren, maar in de IPP constructie is het complement van hebben/zijn een infinitief. In de volgende sectie zullen we onderzoeken wanneer IPP verplicht is, optioneel of verplicht afwezig is, en met welke volgordes dit gepaard gaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 IPP en woordvolgorde in het Achterhoeks3.1 InleidingIn een cluster van drie werkwoorden (zonder voltooid deelwoord) is de volgorde in het ABN 1.2.3. Zoals we hebben gezien kan de volgorde van de werkwoorden in het Achterhoeks variëren: naast 1.2.3. zijn ook 1.3.2. en 3.2.1. mogelijk. Per werkwoordsklasse en per mogelijke volgorde (resp. 1.2.3., 1.3.2. en 3.2.1.) zal nu aan de orde komen of en op welke manier er sprake is van IPP. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Modale hulpwerkwoordenIPP komt voor in hoofd-initiële (1.2.3.), hoofd-finale (3.2.1.) en gemengde volgorde (1.3.2). In hoofd-initiële volgorde is IPP in het Achterhoeks verplicht:
Dit is identiek aan de situatie in het ABN. Voor nader onderzoek is de vraag of het voorkomen van deze volgorde een recente ontwikkeling is in het Achterhoeks onder invloed van het ABN tot stand gekomen. Met recent bedoelen we zo'n 1 á 2 generaties oud, dus zo'n 30 á 50 jaar oud. Hiervoor zou o.a. het Achterhoeks met het aangrenzende en nauw verwante Westfaals | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergeleken dienen te worden. Als de hoofdinitiële volgorde namelijk oud is in het Achterhoeks dan zou die volgorde ook in het aangrenzende Westfaals moeten kunnen voorkomen, waarbij dan vooral het oudere Westfaals bestudeerd zou moeten worden. Mocht de hoofdinitiële volgorde daar helemaal afwezig zijn, dan valt voor het Achterhoeks inderdaad aan invloed van het ABN te denken. Mocht de hoofdinitiële volgorde in het Westfaals voorkomen dan is dat stellig geen recente vernieuwing. Aan invloed van het ABN valt namelijk voor het Westfaals niet te denken. Het Duits kan evenmin verantwoordelijk zijn voor hoofdinitiële volgordes in het Westfaals, aangezien een puur hoofdinitiële volgorde ongrammaticaal is in die taal. In zinnen met de volgordes 1.3.2. en 3.2.1. blijkt IPP verrassenderwijs optioneel te zijn, zoals hieronder getoond wordt:
Het is opmerkelijk dat de beide volgordes 1.3.2. en 3.2.1. zich identiek gedragen met betrekking tot volgorde en IPP. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Causatieve werkwoordenHet standaard Nederlands kent twee causatieve werkwoorden: doen en laten. Doen geldt in het Achterhoeks niet als causatief werkwoord, laten wel.
Voor werkwoordsclusters met causatieve werkwoorden geldt, dat IPP zowel bij hoofd-initiële als hoofd-finale volgorde verplicht is. Zoals de zinnen in (10) laten zien, is het niet zeker of de volgorde 1.3.2. toegestaan is, wanneer laotn de positie van de 2 vult. Het verschil in grammaticaliteit tussen (10a) en (10b) zegt echter genoeg: als de volgorde 1.3.2. gebruikt wordt, dan is IPP verplicht. We zien dus dat laotn zich anders gedraagt dan de modale hulpwerkwoorden: bij laotn is IPP verplicht, bij de modalen is het optioneel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 Perceptie-werkwoordenNet zoals bij de vorige klassen naar voren is gekomen, is bij de volstrekt hoofd-initiële volgorde IPP verplicht:
Als de gemengde 1.3.2. volgorde en de hoofd-finale 3.2.1. volgorde gebruikt worden, is IPP echter uitgesloten. De situatie zoals beschreven bij laotn lijkt bij de perceptieve werkwoorden precies omgekeerd te zijn:
We zien dat bij de volgorde 1.3.2., als deze mogelijk is, IPP niet toegestaan is. Voor de volgorde 3.2.1. geldt hetzelfde, zoals (14) laat zien. We zien dat in de groep van perceptiewerkwoorden de hoofdinitiële volgorde afwijkt van de andere volgordes met betrekking tot IPP. Deze tweedeling kan verklaard worden door aan te nemen dat de hoofdinitiële volgorde onder invloed van het ABN tot stand is gekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5 Aspectuele werkwoordenBinnen deze klasse worden twee subklassen onderscheiden: werkwoorden die een beweging uitdrukken en werkwoorden die een positie uitdrukken. Omdat de mogelijkheid bestaat dat deze subklassen een ander gedrag vertonen, worden ze apart aan behandeld.
Werkwoorden van beweging
Werkwoorden van positie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De werkwoorden van beweging en van positie blijken zich hetzelfde te gedragen. De aspectuele werkwoorden vertonen een gedrag dat afwijkt van het gedrag van alle andere klassen, in die zin dat de volgordes 1.3.2. en 3.2.1. niet toegestaan zijn. Alleen de volgorde 1.2.3. is mogelijk, en daarbij is IPP verplicht. De situatie is dus identiek aan die in het ABN, maar wijkt behoorlijk af van wat we bij modalen, causatieven en perceptiewerkwoorden hebben gezien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6 leren en helpenHier treffen we het volgende patroon van grammaticaliteitsoordelen aan:
Het gedrag van deze werkwoorden komt precies overeen met dat van de perceptie- werkwoorden: in een hoofd-initiële zin is IPP verplicht, in een hoofd-finale zin is IPP niet toegestaan. De volgorde 1.3.2. is in geval van IPP uitgesloten. De niet-IPP variant is verre van fraai, maar vergeleken met de IPP variant wel acceptabel. Ook hier geldt dat de tweedeling tussen de volgorde 1.2.3. en de volgordes 1.3.2./3.2.1. met betrekking tot IPP suggereert dat de volgorde 1.2.3. met IPP onder invloed van het ABN is ontstaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Generalisaties4.1 HoofdinitieelWanneer alle bovenstaande feiten op een rijtje gezet worden, tekent zich een nogal divers patroon af dat op een aantal punten behoorlijk afwijkt van het ABN. In de eerste plaats kent het Achterhoeks een relatief vrije woordschikking. Naast een hoofd-initiële werkwoordsvolgorde (1.2.3.) zijn een hoofd-finale (3.2.1.) volgorde een gemengde volgorde (1.3.2.) mogelijk. De hoofd-initiële volgorde geeft in het Achterhoeks een eenduidig beeld te zien, en de generalisatie die in dit geval afgeleid kan worden, geldt zowel voor het Achterhoeks als voor het ABN:
Alleen bij aspectuele werkwoorden is dit tevens de enig mogelijke woordvolgorde. (27) geldt in zeer veel dialecten. Het is moeilijk te zeggen of dit te maken heeft met taalstructurele factoren, of dat de geldigheid van (27) in zoveel dialecten gewoon toeval is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Overeenkomstig gedrag van 1.3.2. en 3.2.1. met betrekking tot IPPDe volgende generalisatie valt te maken:
Blijkbaar is de relatieve volgorde van 3. en 2. van groter belang dan de volgorde van 1. met betrekking tot 2. of 3. of de combinatie van 2. en 3. Dit is een interessante dialectspecifieke generalisatie, die bijvoorbeeld niet voor het Zaans geldt (Hoekstra 1994). In het Zaans is juist de relatieve plaatsing van 1. ten opzichte van 2. van belang. Op basis van dialecttypologisch onderzoek lijkt dan ook de conclusie gewettigd dat woordvolgorde binnen de werkwoordsgroep niet voorspelbaar is op grond van andere eigenschappen van werkwoorden maar simpelweg geleerd moet worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Falsificatie van enkele IPP-generalisatiesIn een boeiend overzichtsartikel over werkwoordsvolgorde en IPP in het nederlandse taalgebied concludeert De Schutter (1995: 37) dat IPP is uitgesloten bij de volgordes 3.2.1. en 2.1.3. Deze conclusie moeten we echter amenderen. We hebben gezien dat bij modalen en causatieven een volgorde 3.2.1. met IPP heel goed mogelijk is in het Achterhoeks. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Hoekstra (1994) werd geobserveerd dat in het Zaans juist de relatieve volgorde van 1. en 2. van belang was. Gesuggereerd werd dat dat misschien voor meer dialecten het geval was. Hiertegen bracht De Schutter (1995) een aantal tegenvoorbeelden in. Aan deze reeks kunnen we nu ook de Achterhoekse feiten toevoegen, aangezien relatieve plaatsing van 1. en 2. geen beslissende invloed heeft op IPP bij modalen en causatieven. Lange (1981), cf. ook Hoeksema (1980), maakt de generalisatie dat IPP alleen optreedt in dialecten die een perfectief prefix kennen (meer precies een circumfix dat werkwoordsclustering blokkeert). Hoewel er een link lijkt te zijn tussen een prefix (of circumfix) en IPP, is de verklaring die Lange hiervoor geeft niet zonder problemen. Zelf geeft hij de volgende uitzonderingen:
Volgens Lange blijven de uitzonderingen van deze soort beperkt tot de werkwoorden fühlen en spüren. In Hoeksema (1980: 241) worden echter een aantal Duitse zinnen zonder IPP gegeven met andere werkwoorden:
Verder keurt Lange zinnen van het onderstaande type voor het Duits af, maar in het Achterhoeks zijn ze wel toegestaan:
We zien dat in de bovenstaande zinnen een prefix de twee geclusterde werkwoorden scheidt, maar toch is het resultaat grammaticaal. Het blijkt eveneens dat deze mogelijkheid niet beperkt blijft tot modale werkwoorden, maar ook opgaat voor perceptiewerkwoorden en de groep leren/helpen. Voor het Achterhoeks, waar in bepaalde gevallen IPP optioneel (en dus niet verplicht) is, kan Lange's verklaring geen stand houden. Hetzelfde geldt voor verklaringen die uitgaan van de correctheid van Lange's generalisatie zoals die van Vanden Wyngaerd (1994). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4 Semantische klasseWanneer de volgorde binnen het cluster volstrekt hoofd-finaal of gemengd is, blijken werkwoordsklassen een belangrijke rol te spelen. Niet elke semantische klasse kan in een 3.2.1. of een 1.3.2. volgorde voorkomen: wanneer de tweede positie gevuld wordt door een aspectueel werkwoord, is het resultaat een ongrammaticale zin. De aspectuele werkwoorden wijken hiermee af van de overige klassen. De modale hulpwerkwoorden, het causatieve werkwoord laten, de perceptiewerkwoorden en de restgroep helpen en leren kunnen wel allemaal in 3.2.1. en 1.3.2.- zinnen verschijnen, maar onderscheiden zich hierbij weer van elkaar door de IPP-constructie. Het onderstaande schema maakt dit duidelijk:
In sectie 4.2 concludeerden we dat woordvolgorde in de werkwoordsgroep simpelweg geleerd moet worden. Nu gedragen alle hoofdwerkwoorden zich hetzelfde met betrekking tot woordvolgorde: alleen het verschil tussen infinitieven en voltooide deelwoorden kan van belang zijn (bijvoorbeeld in het ABN waar voltooide deelwoorden wel maar infinitieven niet voor de werkwoordsgroep kunnen staan). Bij niet-hoofdwerkwoorden blijkt nu volgorde samen te hangen met de semantische klasse waartoe dat werkwoord behoort. Dit is begrijpelijk, aangezien op deze manier woordvolgorde leerbaar blijft. Stel nu dat per hulpwerkwoord de volgorde binnen de werkwoordsgroep anders zou zijn. De vraag is of zo'n systeem nog wel leerbaar zou zijn, ook al is er geen grammaticaal principe dat een dergelijk lexicaal vastleggen van volgorde verbiedt. Er is echter ook nog een optimistischer conclusie. De taalleerder heeft blijkbaar in de syntaxis toegang tot semantische begrippen als modaal hulpwerkwoord, causatief werkwoord en perceptiewerkwoord, met als gevolg dat deze begrippen een rol kunnen spelen bij het vastleggen van woordvolgorde (aannemende dat woordvolgorde iets syntactisch is). De vraag is nu hoe dergelijke begrippen als perceptiewerkwoord semantisch en syntactisch gecodeerd worden, een vraag die het bestek van dit artikel te boven gaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5 SamenvattingEen kort overzicht geeft het schema in (32), waarin de mogelijkheden tegen elkaar afgezet worden:
Het teken ‘M’ geeft aan dat een zin met gegeven volgorde en gegeven aanof afwezigheid van IPP zonder meer grammaticaal is. Het teken ‘M?’ geeft aan dat iets min of meer grammaticaal is. De ‘*’ geeft aan dat iets ongrammaticaal is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 UitleidingIn Hoekstra en Taanman (1996) werden tegenvoorbeelden uit het Westfries tegen Lange's generalisatie wegverklaard door te wijzen op het feit dat het Westfries geen prefix kent, maar het ABN wel. Door tweetaligheid van dialectsprekers kan dan IPP het Westfries binnendringen. Een dergelijke verklaring kan niet gelden voor het Achterhoeks aangezien het Achterhoeks evenals het ABN een prefix kent: IPP zou dus gewoon verplicht moeten zijn. Een andere mogelijkheid om de Achterhoekse tegenvoorbeelden weg te verklaren is Vanden Wyngaerd's suggestie dat er geen werkwoordsclustering is in die gevallen waar IPP achterwege mag blijven. Dit is mogelijk, maar onafhankelijke evidentie voor deze suggestie ontbreekt (voorlopig). Bij Zwart (1995: 219) is er sprake van variatie in de projectie van de (verplaatste) IPP-infinitief: dit kan zowel een hoofd als een maximale projectie zijn. Misschien zou dat een aanknopingspunt kunnen bieden teneinde een antwoord te vinden op de vraag waarom IPP achterwege kan blijven in het Achterhoeks, wanneer het (niet-finiete) hoofdwerkwoord aan het hulpwerkwoord vooraf gaat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|