P.C. Paardekooper
U (ond.) ook voor 1600
Tot dusver waren de oudste citaten van u (ond.) van Maria van Reigersberch (WNT 17.3.11) uit brieven aan haar broer [1624] en haar man [1627] en dus niet als beleefde aanspreking bedoeld. Ik kan daar twee citaten aan toevoegen van de bekende amsterdamse burgemeesterszoon Nicolaas Witsen: ‘“Rechts omkeert, u smijt u geweer neder en loopt int bos” seyde onlangs een Rus [“russisch”] hooft, als sij tegen de Polen streden’ [1665] (Locher en de Buck 1967: 324). Ook hier is geen sprake van een beleefdheidsvorm: het gaat om een bevel aan soldaten.Ga naar voetnoot1
Het tweede is eveneens een direkte rede, maar nu in een zin van patriarch Nikon, gesproken tegen z'n bezoeker Witsen: ‘“En als u wat seyde, was ik een ketter” zeijde hij’ [1665] (Locher en de Buck 1966: 288). Hier kan een aparte beleefdheidsvorm bedoeld zijn.
Veel belangrijker zijn natuurlijk de oudere citaten. Ze komen allebei uit dagregisters van de Tweede Schipvaart der Nederlanders naar Oost-Indië. Het eerste is een soort raad aan andere schippers, en u betekent hier ‘men’; in de tekst ervoor staat twee keer ghij ‘men’: ‘ende u hebt in dese wech al 7 vame 6 vame ende bij lant komende 5 vamen’ [1599] (Keuning 1947: 95). De schrijver moet een Hollander geweest zijn.
Daarentegen is die van het andere 16e-eeuwse citaat Aelbert ter Haghe, waarschijnlijk een Arnhemmer. We vinden het in een brief aan Heren 17; het luidt: ‘Wat belangt die regerijnge is off soude te lanck sijn te verhaelen, dat sult v alles verstaen godt onss met lijff in Nerlant helpende.’[1599] (Keuning 1949: resp. [139] en [201]). Het briefje is ‘Met den haest’ geschreven, en bevat twee keer v.l. (als 1v resp. mv). Voor deze schrijver moet v een woord geweest zijn dat in het ABH ook in beleefde aanspreking bruikbaar was, zeker als je haast had.
Verder is van belang dat ze afkomstig zijn uit teksten die pas in onze eeuw gedrukt zijn; ze zijn m.a.w. ontsnapt aan de censuur van de 17e-eeuwse zetter.