formulering reflecteert de stelling van de auteurs dat /r/-reductie of -deletie het gevolg van verschillende ‘regeltypes’ kan zijn: o.m. echte vocalisering, maar ook assimilatie aan een volgende consonant. De problematiek blijft in deze bijdrage beperkt tot /r/ in betoonde lettergreep voor (meestal) coronale consonant (woorden zoals baars, borst, baard, koorts, kern, ker(e)l), maar sluit aan bij een vroeger verschenen bijdrage over /r/ in onbetoonde syllabes. Net als in die bijdrage wordt gefocust op de zuidelijke Nederlandse dialecten (Nederland ten zuiden van de Grote Rivieren en België).
De rol van /r/ in de historische ontwikkeling van het fonologische systeem mag dan al beperkt zijn (cf. boven), helemaal onbestaande is hij toch ook weer niet. Gedacht kan worden aan de overgang van de combinatie [CrVC] tot [CVrC] (schijnbare metathesis, zoals in sport < *sprot). De voornaamste mutaties tussen /r/ en andere klanken of klankcombinaties in dialecten worden door Weijnen (1991) opgesomd:
- | de overgang r > rz(>z) na vocaal, vooral in West-Vlaanderen enerzijds, de Noordbrabantse Meierij anderzijds, maar ook nog elders in de zuidelijke dialecten |
- | r > dr in anlaut, in het Pajottenland (westen van Vlaams-Brabant) |
- | rs > rʃ (> ʃ) in een aantal Limburgse dialecten |
- | kr > kn, heel sporadisch in verschillende dialecten |
- | d > r, na vocaal en voor sjwa, die achteraf weggevallen kan zijn: zowel in noordoostelijke als in Vlaamse en Brabantse dialecten. |
Zowel het eerste als het laatste hier vermelde verschijnsel komen kort ter sprake in de tekst van De Schutter & Taeldeman, het laatste, de overgang dus van d tot r in Groningen, ook (in vergelijking met nog een ander fenomeen) in de laatste opgenomen tekst:
- Durk Veenstra presenteert een tot dusver weinig bekend verschijnsel uit het Fries: het bestaan van ww.-vormen zoals har (presensstam ‘heb’) en harre (infinitief ‘hebben’), waarvan de verre oorsprong gezocht wordt in het verschijnsel van de hiaatdelging. Als ultieme bron suggereert de auteur het ook door Van Reenen in deze bundel besproken verschijnsel van de /r/-wegval (of -vocalisering) in absolute auslaut, die in het Fries vooral in de zgn. ‘kleine woordjes’ (hier, daar, maar, enz.) erg frequent is. Door ‘faute régression’ zou uit ha e.d. dan ook har ontstaan zijn.
Het zal duidelijk zijn geworden dat de zes hier gepresenteerde teksten op verschillende plaatsen bij elkaar aansluiten, en zelfs in elkaar haken. Een verheugende vaststelling is dat natuurlijk. Als de artikelen bovendien niet alleen het complexe beeld van aard en voorkomen van de /r/ in verschillende