Taal en Tongval. Jaargang 46
(1994)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Taeldeman
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Ronding en ontronding: algemeenRonding en ontronding hebben in deze bijdrage betrekking op de voorvocalen. Beide verschijnselen veronderstellen de historische en/of synchrone aanwezigheid van geronde voorvocalen, een vocaaltype dat in ruim 90% van de talen van de wereld lijkt te ontbreken (zie verder). Een formalisering van beide overgangen ziet er uit als volgt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertrekkend van een ‘Nederlands’ vocaalschema kunnen we ronding en ontronding ook als volgt voorstellen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Ronding & ontronding: typologieZowel qua distributie of verspreiding (pragmatisch, geografisch en sociaal) als qua linguistische conditionering vertonen ronding en ontronding in de Nederlanden grote verschillen. We beginnen met een typologische doorlichting van de ontronding. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Typologie van de ontronding3.1.1 Distributie van de ontronding(a) Pragmatisch: standaardtaal en/of dialect: Op het woord knekel (= doodsbeen, bot) na ontbreekt ontronding helemaal in de Nederlandse standaardtaal, hoewel het in de Hollandse dialecten van de 13de eeuw niet aan ontrondingstendenzen ontbrak (zie o.a. Berteloot 1984 en Mooijaart 1992). Dat betekent dus dat bij het standaardiseringsproces in de 16de + 17de eeuw ontronding door de mand viel, zodat ze nu exclusief als dialectkenmerk fungeert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(b) Sociaal: Opvallend aan de ontronding is dat ze overal een lage sociale status geniet. In alle ‘ontrondingsdialecten’ is het verschijnsel sterk op z'n retour (zie o.a. Michiels 1991 voor het Aalsters). In de afbouwfase gelden ontronde vormen steeds meer als de ‘platte’ varianten van de geronde equivalenten en ze raken steeds meer geassocieerd met de laagste sociale klasse. Zo'n stigmatisering moet zich ook al in het 17de-eeuwse Hollands gemanifesteerd hebben, want anders waren sommige ‘ingweoonse’ ontrondingen zoals stik (= stuk), brig/breg (= brug) en pit/pet (= put) ongetwijfeld tot het AN doorgedrongen.
(c) Geografisch: Weijnen (1962) en (1991) geeft het volledigste overzicht van de Nederlandse dialecten die op de ene of de andere manier nog het fenomeen ontronding kennen. Daarbij dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen occasionele en systematische ontronding. Occasioneel noemen we die ontrondingen die zich binnen een bepaalde historische categorie (bij woorden met Wgm. x) slechts bij een beperkt aantal lexicaal geconditioneerde gevallen voordoen. Het voorbeeld bij uitstek vormen de woorden met Wgm. ŭ met umlautsfactor in gesloten syllabe. Sommige daarvan vertonen ontronding in sommige westelijke ‘ingweoonse’ dialecten. Het verspreidingsgebied verschilt van woord tot woord en dat levert alles samen een verward (kaart)beeld op, maar toch mogen we stellen (a) dat de meest zuidwestelijke dialecten het epicentrum van die ontronding vormen (zie kaart 1 met een terraslandschap voor de woorden stuk, put, dun en brug) en (b) dat sommige van die ontrondingen nog een fossiel- en wellicht ook relictachtig bestaan leiden in sommige Hollandse plaatsen (o.a. in Egmond en Zandvoort). Zie in dat verband kaart 1a. Systematische ontrondingen manifesteren zich in principe bij alle lexemen met een bepaald historisch vocalisme (b.v. Wgm. ŭ met umlautsfactor, Wgm. ŭ vóór r). In z'n meest extreme vorm kan ontronding alle (historisch) geronde voorvocalen systematisch in gespreide equivalenten omzetten. Een duidelijk voorbeeld daarvan levert het dialect van Moorsel (O 62) bij Aalst. Daar komt (bij sommige sprekers) nog systematische ontronding van het volgende (proto)systeem van geronde voorvocalen voor:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gebieden/plaatsen waar nu nog systematische ontronding van één of meer (eventueel alle) historisch geronde voorvocalen kan voorkomen, zijn op kaart 2 gevisualiseerd. Daarbij hebben we nog een onderscheid gemaakt tussen (a) gebieden waar de ontronding nog vrij sterk staat (= dubbel gearceerd) en (b) gebieden waar de ontronding op sterven na dood is (= enkel gearceerd).
Weijnen (1991: 58) noemt ook nog Vlieland en Egmond-aan-Zee (E 41) maar in de (Oost)Vlielandse RND-gegevens is daar geen spoor meer van te bekennen (wel nog het Ingweoonse [pɛt] naast [pʌt]). Het RND-materiaal voor Egmond-aan-Zee bevat daarentegen nog meer indicaties van een vroeger wel systematische(re) ontronding (o.a. [zi:r] (zuur) naast [vy:r] (vuur), [dIn] (dun) naast [brʌɣ] (brug), [dI:r] (deur) naast [fʌ:lə] (veulen).Ga naar voetnoot1 Uit dit geografisch overzicht mogen we besluiten dat de ontronding en vooral dan de systematische ontronding nu bijna exclusief een zuidelijk (d.w.z. Belgisch-Nederlands) fenomeen is en binnen dat zuidelijk gebied | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overwegend in de continentalere (d.w.z. Brabantse en Limburgse) dialecten voorkomt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2 Linguistische conditioneringAl in de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat ontronding in de Nederlandse dialecten doorgaans een systematisch karakter (gehad) heeft. Minimaal betekent dat dat alle lexemen met de historisch geronde voorvocaal x (b.v. uu) ontronding ondergaan (hebben). Er is m.a.w. geen lexicale diffusie, althans niet in de dialectische erfwoordenschat (b.v. elke oude *uu → ie). Jongere ontleningen kunnen echter aan die (oude) systematiek ontsnappen. Ik geef hier een voorbeeld uit het dialect van Aalst (O 61): elke oude(re) *uu wordt/is er in het authentieke dialect nog ontrond tot ie (b.v. mier < muur, schier < schuur, voitier < voiture en diezend < duzend) maar in jonge(re) cultuurwoorden op -uur (b.v. natuur, figuur, cultuur) blijft ontronding achterwege behalve soms bij personen (vooral jongeren uit een niet meer echt dialectsprekend milieu) die precies door ‘hypercorrecte’ ontrondingen als natier, figier e.d. bewijzen dat ze het authentieke Aalsters niet meer kennen (zie Michiels 1991 voor interessante bevindingen op dat punt). Systematisch betekent ook nog dat de ontronding niet aan positionele beperkingen (b.v. wel in consonantische omgeving a maar niet in consonantische omgeving b) onderhevig is. Maximaal betekent systematische ontronding dat - eventueel met uitzondering van jongere ontleningen aan bovenregionale taalvariëteiten (cf. supra) - alle historisch geronde voorvocalen door ontronde/gespreide equivalenten vervangen worden, m.a.w. dat er in het authentieke dialect geen geronde voorvocalen voorkomen. In de meeste Zuidnederlandse ontrondingsgebieden (zie vorige paragraaf) heeft de ontronding ooit dat sterk systematisch karakter gehad (cf. nog het huidige Moorsels). Soms echter lijkt de (systematische) ontronding zich beperkt te hebben tot één historisch geronde voorvocaal (b.v. het Knesselaars met alleen maar oude u → [Iə]) of - en dit is nóg eigenaardiger - tot alle historisch geronde voorvocalen behalve één. Van dat laatste geef ik twee voorbeelden met telkens een verschillende (poging tot) verklaring.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen [ø.] wordt niet tot ee ontrond (b.v. [nø.zə] = neus; [vø.hlə] = vogel, [ø.s] = huis, [bø.k] = buik). Ik blijf hier bij mijn al vroeger (Taeldeman 1968) gesuggereerde verklaring: in tegenstelling tot *uu/*ŭ/*ui en hun ontronde equivalenten *ie/*i/*ei hebben eu en ee een erg sterke lexicale bezetting doordat beide het resultaat zijn van de samenval van diverse historische vocalen:
Die erg sterke lexicale bezetting van beide vocalen en de behoefte om ook het vocaalsysteem een behoorlijk deel van de distinctiviteit te laten dragen, heeft m.i. ontronding van vroegere eu tot ee verhinderd. Dit alles neemt echter niet weg dat ontronding in de Ndl. dialecten in (heel) hoge mate een systematisch (en niet een overwegend lexicaal bepaald) karakter heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Typologie van de (vocaal)ronding3.2.1 Distributie van de ronding(a) Pragmatisch: standaardtaal en/of dialect. In tegenstelling tot ontronding komt vocaalronding evenzeer in de Ndl. standaardtaal als in de dialecten voor. Over de zwaarte en de geografische spreiding van het verschijnsel in de dialecten zal ik het verderop onder punt (c) hebben. In de standaardtaal komen verscheidene tientallen gevallen van (historische) ronding voor. Hieronder volgen slechts enkele voorbeelden van elke etymologische categorie:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vooral door hun aantal wijzen deze gevallen van ronding erop dat het verschijnsel zeker niet onpopulair was in het Hollands van de 16de/17de eeuw en dat het (in tegenstelling tot de ontronding) ook in de volgende eeuwen niet meteen fungeerde als een indicator van ‘onbeschaafdheid’.
(b) Sociaal: Ik heb geen duidelijke sporen van sociale stigmatisering van geronde vormen kunnen waarnemen. De AN-woorden met historische vocaalronding behoren zeker in hun totaliteit niet direct tot een ‘laag’ register (b.v. blussen, munt, hulp, leunen, wuiven), hoewel een enkel geval wel eens in die richting kan wijzen (b.v. spul naast spel, wulp+s naast welp). In de dialecten zijn de woorden met historische vocaalronding zeker niet noodzakelijk ‘plat’ en vooral is er nog maar weinig of zelfs geen stigmatisering waar te nemen van geronde vormen tegenover hun ongeronde equivalenten. Van dat laatste (en ook wel van het eerste) getuigen de Westvlaamse vormen met uu in plaats van ‘normaal’ te verwachten ie tussen twee labialen, zoals wuuf (< wief = wijf), vuuve (< vieve = vijf), bluuvn (= blijven), enz. Als een Westvlaming dialect spreekt, denkt hij/zij er niet aan de geronde uu door ie (b.v. vieve) te vervangen. Ook in Zuid-Brabant, een gebied waar i/ɛ vaak gerond zijn tot [ʌ], ook in woorden die in het A.N. geen ronding kennen (b.v. slum < slim, zwummen < zwemmen, huffen < heffen), valt er amper enige regressie van het rondingsverschijnsel waar te nemen. Naar mijn gevoel is deze waarneming representatief voor zowat alle gebieden/gevallen met vocaalronding.
(c) Geografisch: Het minste wat we hier kunnen en zelfs moeten zeggen is dat vocaalronding in de dialecten een grillige spreiding kent. Ze komt zowat overal voor (behalve uiteraard in de gebieden met systematische ontronding) maar telkens weer in andere woorden en groepen van woorden. In tegenstelling tot ontronding treedt ronding maar uiterst zelden systematisch op in die zin dat (1) alle woorden met een bepaald historisch vocaaltype ronding ondergaan hebben en (2) de ruimtelijke verbreiding van het geronde vocalisme bij elk van die woorden (ongeveer) gelijk is. Meestal is er dus sprake van lexicale en geografische diffusie. Een treffend voorbeeld daarvan is Zuidbrabantse ĭ/ĕ in de buurt van een labiale consonant en/of l. In sommige van die woorden (b.v. lip, wit, slim, bessem = bezem, helpen, helft) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
treedt er wel ronding op maar telkens in nogal verschillende gebieden (zie kaart 4), terwijl in evenveel andere theoretisch in aanmerking komende woorden (b.v. wild, scheppen, welk, bel, pil, rib, smid, helm) vocaalronding afwezig blijft. De ronding met - althans bij mijn weten - de regelmatigste spreiding doet zich in het zuidwesten voor bij de representanten van Wgm. î. Ik onderscheid daarbij twee gevallen:
Met opzet heb ik die Maldegemse ronding wat nader uitgewerkt. Ze is namelijk - althans in de Zuidelijke Nederlanden - representatief voor het markantste aspect van de geografische spreiding van de vocaalronding: ze komt vooral en sterker geconcentreerd voor in de onmiddellijke buurt van gebieden met (vroegere) systematische ontronding. Hoewel de causaliteit van vocaalronding verderop uitvoerig ter sprake komt, lijkt er een zeker oorzakelijk verband te bestaan tussen ontronding en ronding. Op grond van het aan Goossens (1977) ontleende kaartje 6 van bussem (< bessem = bezem) wordt dat verband zelfs meteen duidelijk: ronding is (doorgaans) secundair ten opzichte van ontronding in die zin dat het eerst genoemde fenomeen een hypercorrecte reactie is op de regressie van het tweede. Nog anders gezegd: bij de her-ronding trad het verschijnsel z'n historisch boekje te buiten (zie b.v. Goossens [1963: 254] i.v.m. hypercorrecte herronding in Midden-Limburg). Vandaar dat we ten zuiden van de Grote Rivieren de sterkste rondingsgebieden in de onmiddellijke buurt van de al eerder gesignaleerde zones met (evt. eertijds) systematische ontronding aantreffen: in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maldegem en vooral in Zuid-Brabant en Limburg. Kaart 7 brengt dat heel duidelijk in beeld.Ga naar voetnoot2 Boven de Grote Rivieren wijst Weijnen (1991: 76 en 79) vooral Holland als rondingsgebied aan. Vooral de ronding van oude ee tot eu in een labiale en/of l-achtige omgeving lijkt daar volgens hem en volgens Van Ginneken (1933) haar belangrijkste impuls gekregen te hebben. Dat zou dan ook kunnen verklaren waarom sommige van die eu-rondingen bijna heel Nederland (behalve Zeeland) veroverd hebben en waarom sommige rondings -eu's het zelfs in de standaardtaal gehaald hebben (cf. keuvelen, besmeuren, leunen, zeuven e.a.). Precies in dat licht is het dan weer merkwaardig dat woorden als veel en spelen wel ronding vertonen in een heel groot gebied (veel zelfs tot op de Nederlands/Franse taalgrens) maar net niet in sommige Hollandse dialecten (o.a. de stadsdialecten van Amsterdam, Alkmaar, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam) en - bijgevolg? - ook niet in het A.N. (zie kaart 8). Dus ook hier toch weer lexicale diffusie. De verleiding is groot om de aanwezigheid van de vocaalronding in de Hollandse dialecten (en ook in het A.N.) net zoals voor de zuidelijker rondingsgebieden in verband te brengen met een vroegere (voor het Hollands: ‘ingweoonse’) tendens tot ontronding die al heel snel (cf. de vorige paragraaf over ontronding) de kop werd ingedrukt en zo precies aanleiding gaf tot hypercorrecte ronding, vooral na de masale inwijking (in de tweede helft van de 16de eeuw) van zoveel zuidelijke Brabanders, die ook al in hun streek van herkomst een negatieve reflex tegenover ontronding ontwikkeld hadden. Hoe dan ook, gemiddeld menen we te mogen stellen dat de neiging tot vocaalronding het sterkst was/is in die gebieden die (gingen) optornen tegen een steeds sterker gestigmatiseerd rakende tendens tot systematische ontronding. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2 Linguistische conditionering van de rondingQua linguistische conditionering constateren we een aantal merkwaardige verschillen met de ontronding:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Concluderend mogen we stellen dat vocaalronding een onsystematisch verschijnsel is.Ga naar voetnoot5 Qua conditionering treedt er maar één duidelijke tendens aan het licht: labiale consonanten zijn wel sterke bevorderaars maar toch ook nooit systematische veroorzakers van vocaalronding. Alleen in de onmiddellijke buurt van labialen lijkt ronding een vrij natuurlijk (assimilatie)verschijnsel te zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Visies op de causaliteit van ontronding en ronding4.1 Waardoor ontronding?In de oudere vakliteratuur worden hoofdzakelijk extern-linguistische factoren als (mogelijke) oorzaken van ontronding genoemd. Zo wijst Müller (1921: 150) i.v.m. de overgang van oude ui → ei in het ‘Negerhollands’ erop dat die ‘zijne verklaring vindt in de dikke negerlippen, die eene ontronding vanzelf teweegbrengen of bevorderen’. Iets vaker wordt er een beroep gedaan op etnische factoren. Heel nadrukkelijk gebeurt dat bij Van Ginneken (1935: 17-18), die o.a. ontronding aan de inwerking van de ‘praeslavische articulatiebasis’ toeschrijft. Zulke ‘verklaringen’ zijn ofwel in hun geheel ofwel in bepaalde bijzonderheden (erg) weinig overtuigend en behoeven m.i. dan ook geen verder commentaar. Sommige linguisten zijn eerder/ook naar intern-linguistische verklaringen op zoek gegaan. Zo suggereert Weijnen (1962: 94-95) en (1991: 63) dat de Ingweoonse ontrondingen van Wgm. u tot i/e (b.v. stik, pit, rik, dinne, enz.) wel eens de uiterste consequentie van de i-umlaut zouden kunnen zijn. In het licht van de volgende overwegingen is dat in principe een interessante hypothese:
Toch is die hypothese van de umlautsontronding(en) niet vol te houden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Loon (1983) probeert de Ingweoonse ontronding te verklaren als een reactie op de opkomst van de ‘spontane’ palatalisatie van Wgm. ŭ, dus dunne → dinne (= dun) nadat/doordat z[u]nne → z[ʌ]nne (= zon), maar het valt op dat de meeste ontrondingsgevallen en zelfs bijna alle systematische ontrondingsgebieden buiten het westelijke gebied met ‘spontane’ palatalisering te situeren zijn. We moeten er ons trouwens heel goed van bewust zijn dat wanneer (spontane) palatalisatie en ontronding gecombineerd/gerelateerd met elkaar gaan optreden, de lexicale bezetting van de leden van het vocaalsysteem erg onevenwichtig zal worden:
In dat licht is het dus m.i. geen toeval dat zowat alle systematische ontrondingsgebieden ten oosten van het westelijk kerngebied met ‘spontane’ palatalisatie te situeren zijn. Ter afronding van deze paragraaf over de causaliteit van ontronding meen ik te mogen stellen dat de ingeroepen extem-linguistische ‘verklaringen’ op z'n minst erg betwistbaar zijn en dat de intern-linguistische verklaringspogingen de ontronding (veel te) sterk afhankelijk maken van andere fonologische processen als umlaut en palatalisering. Met andere woorden: er wordt te weinig rekening mee gehouden dat ontronding wel eens een natuurlijk, autonoom proces zou kunnen zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Waardoor ronding?Het valt op dat hier de verklaring bijna uitsluitend op het intern-linguistische vlak gezocht is. Men beschouwt vocaalronding ofwel als een ‘natuurlijke’ assimilatie aan omringende lipmedeklinkers en/of l, ofwel als een hypercorrecte reactie op verdwijnende ontronding (zie kaart 6 van bussem < bessem = bezem). In alle geval wordt aan het verschijnsel vocaalronding gemiddeld een grotere ‘evidentie’ toegemeten dan aan ontronding. Men is m.a.w. ronding als een ‘normaler’ verschijnsel gaan beschouwen dan ontronding. De grote vraag is nu echter of deze visie onder neerlandici vooral ingegeven is door ‘natuur’ (b.v. in de zin dat geronde voorvocalen ‘natuurlijker’ zouden zijn dan gespreide voorvocalen) of door ‘cultuur’ (b.v. in de zin van een lagere sociale appreciatie van ontronding doordat er in de Ndl. standaardtaal wel tal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van vocaalrondingen maar geen historische ontrondingen met blijvend succes zijn kunnen doordringen). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Een universalistische invalshoekHet is duidelijk dat een discussie over welke (soorten van) vocalen ‘natuurlijker’ zijn dan andere, slechts op een impressionistische manier gevoerd kan worden als je niet over een empirische basis van vergelijkbare fonostatistische gegevens uit vele en heel diverse talen van de wereld beschikt. Welnu, zo'n fonostatistische database bestaat aan de University of California, Los Angeles: de UPSID (= Universal Phonological Segment Inventory Database) bevat de segmentinventarissen van 317 met zorg uit verschillende taalfamilies en taaltypes gekozen talen (zie o.a. Maddieson 1984). Volgens de UPSID-gegevens zijn voorvocalen in 94% van de talen (alleen maar) gespreid, terwijl achtervocalen gewoonlijk (nl. in 93,5% van de talen) gerond zijn.Ga naar voetnoot6 Dit is klare taal, die ook al haar neerslag gevonden had in een markeringsconventie in de fameuze ‘epiloog en proloog’ van Chomsky & Halle's The Sound Pattern of English (1968: 405): Als wij het eens zijn met het algemene standpunt dat in natuurlijke talen segmenten ertoe neigen om gemarkeerde featurewaarden in ongemarkeerde om te zetten, dan kan er over de volgende twee stellingen geen twijfel bestaan:
Binnen de Nederlandse dialectologie heeft alleen Hoppenbrouwers (1982: 69-70) die inzichten op papier gezet maar hij heeft ze niet gebruikt als aanloop tot een globale interpretatie van ronding en ontronding in het Ndl. taalgebied. Dat probeer ik hieronder wel te doen. Als ontronding van voorvocalen een ‘natuurlijk’ proces is en ronding van voorvocalen veeleer als een ‘accident de parcours’ te beschouwen is, dan is het toch wel bijzonder eigenaardig dat in het Nederlands en de Ndl. dialec- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten (a) precies de ontronding aan sociale stigmatisering en regressie toe is en (b) ronding zich zelfs hypercorrect doorzet. Een verklaring hiervoor zoeken we in de beantwoording van de volgende twee vragen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.1 Waardoor dan toch geronde voorvocalen in het Ndls?Het Ndls. en de Ndl. dialecten hebben hun geronde voorvocalen aan twee historische klankontwikkelingen te ‘danken’:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.2 Waarom achteraf geen ontronding van die geronde voorvocalen?Het Engels heeft, zoals vanuit universeel oogpunt te verwachten was, de door umlaut of palatalisatie ontstande geronde voorvocalen netjes geëlimineerd door ontronding (b.v. *pyt → pit, *ðynne → thin, *crypel → cripple, *yfel → evil, *fyr → fire, *grøne → green, *følan → feel, *bøce → beech) of door depalatalisering/medialisering (b.v. *sunu → [sʌn] = zoon, *sunne → [sʌn] = zon, *bucca → [bʌk] = bok). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blijkens (3.1.1.C.) en kaart 2 heeft diezelfde tendens tot algehele ontronding ook in tal van Ndl. dialect(gebied)en gewerkt. Daarbij is niet uit te sluiten dat die neiging tot ontronding gedirigeerd/geëxpandeerd werd vanuit enkele centra (b.v. in Zuid-Brabant vanuit de Brusselse satellietsteden Aalst, Mechelen en Leuven maar wellicht niet vanuit Brussel zelf, zie hierover o.a. Van Loey 1961 en Goossens 1963+1992), maar bij zo'n natuurlijk proces als ontronding duikt bij mij toch in eerste instantie een beeld van polygenese op: zo'n natuurlijke tendens kon overal (tegelijk) op gang komen. Toch moeten we constateren dat de (natuurlijke) ontronding zich in een aantal cruciale gebieden en op cruciale tijdstippen helemaal niet heeft kunnen doorzetten en integendeel zelfs vrij systematisch uit de geschreven taal geweerd werd. Dat was al het geval in het 13de + 14de-eeuwse Vlaanderen (het Graafschap Vlaanderen), waar vanuit grote steden als Brugge en Gent een enigszins genivelleerde/geregiolectiseerde schrijftaal aan het ontstaan was. In die uitgevlakte schrijftaal was er - met uitzondering van de enkele ingweoonse ‘umlautsrondingen’ van Wgm. ŭ zoals stik, pit, brigge, krepel - geen plaats voor ontrondingen. Ongeveer hetzelfde scenario mogen wij ons voorstellen m.b.t. het 15de/ 16de-eeuwse Brabant(s): mogelijk onder druk van de niet (meer?) erg ontrondingsgezinde steden Antwerpen en Brussel groeide er daar stilaan een genivelleerde (schrijf)taal die absoluut niet accueillant was voor ontronde vormen. Zo geschiedde ook in het 16de/17de-eeuwse Holland: toen daar vooral vanuit de Hollandse stadsdialecten (die niet helemaal vrij waren van Brabantse invloed) de Ndl. standaardtaal stilaan haar elementaire contouren kreeg, werden zelfs de luttele Hollandse ingweoonse ontrondingen systematisch uitgebannenGa naar voetnoot7 (Vgl. de Hollandse plaatsnaam Petten + het nu nog op het Hollandse platteland bestaande dialectwoord pet/pit = aandappelkuilGa naar voetnoot8 tegenover A.N. put) en kregen tal van (hypercorrecte?) vocaalrondingen wel burgerrecht in het A.N. (cf. supra). De aversie van ontronding in het 13de-14de-eeuwse Vlaanderen én het 16de/17de-eeuwse Holland lijkt me een hoofdzakelijk structurele oorzaak | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gehad te hebben. Beide (westelijke) gebieden waren nl. aan een sterke ‘spontane’ palataliseringstendens toe of hadden die net achter de rug; ontronding van die talrijke palataliseringsprodukten zou bijgevolg tot een disproportioneel zware functionele belasting van de gespreide voorvocalen geleid hebben, waardoor de distinctieve werking van het vocaalsysteem ernstig in het gedrang was gekomen.Ga naar voetnoot9 Na deze omstandige uiteenzetting zijn de gevolgen van dat alles ook vrij makkelijk te raden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 SlotsomOm (de evolutie van) bepaalde klankverschijnselen (en taalverschijnselen in het algemeen) in hun juiste perspectief te kunnen plaatsen dient de taalhistoricus minstens over twee soorten gegevens te beschikken:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dankwoord Mijn hartelijke dank gaat hierbij naar dhr. André De Groote, die (alweer) de prachtige kaartjes tekende. Ook collega J. Goossens dank ik voor waardevolle opmerkingen bij een eerste (mondelinge) versie van dit verhaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 1
Ingweoonse ontrondingen Wgm. ŭ in het zuidwesten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 2
‘Systematische‘ ontrondingsgebieden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 3
Ninove + omgeving | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 4
Ronding I/ɛ → ∧ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 5
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 6
BEZEM
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAART 7
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ronding ee ( < Wgm. ῐ ) → eu
KAART 8 |
|