| |
| |
| |
G. Will
Ben en zijn in de dialecten van Zeeuws-Vlaanderen
Summary
Blancquaert's dialectatlases show that in Zeeuws-Vlaanderen both zijn-forms and ben-forms occur in the paradigm of zijn. From the analysis of the spoken dialect it appears that this picture is on the whole correct, and that particularly in subordinate clauses the preference for zijn is to be found in the whole paradigm.
| |
1 Inleiding
Verschillende malen is er in studies over de dialecten van Zeeuws-Vlaanderen opgemerkt dat deze zowel invloeden vanuit Vlaanderen als Zeeland hebben ondergaan (Meertens 1979; Taeldeman 1979; 1993). De voorbeelden die daarvan gegeven worden, zijn vaak van lexicale of fonologische aard; over syntactische verschijnselen is echter nog niet veel gepubliceerd. Om enig zicht op deze problematiek te krijgen ben ik een aantal jaren geleden onder supervisie van Prof. Dr. J. Taeldeman begonnen met het bestuderen van de syntaxis van de Zeeuws-Vlaamse dialecten; op dit onderzoek hoop ik over enige jaren in Gent te promoveren. Een van de onderwerpen waarop de aandacht zich zal richten, zijn de vormen in het paradigma van zijn, die in hoofd- en bijzin verschillend kunnen zijn.
| |
2 Zijn of Ben
2.1 Historisch overzicht
Goeman (1979: 220 e.v.) geeft in navolging van Van Loey de historische ontwikkeling van het paradigma van zijn als volgt. De zijn-vormen in het tegenwoordige paradigma zijn oorspronkelijk uit de optatief stammende conjunctiefvormen. Aan het begin van de 13e eeuw ontstaat nl. naar analogie van de conjunctiefvorm de nieuwe infinitief zijn, waarvan de vorm na verloop van tijd gebruikt wordt in de indicatief meervoud. Naar analogie van
| |
| |
ik ben vinden we later in de Hollandse dialecten we/jullie/ze bennen; dezelfde vormen treffen we aan in het Zeeuws (Meertens 1979: 125).
In de 13e eeuw wordt nog overal ic bem/ic ben gebruikt. De vervanging hiervan door ik si in een aantal regio's tussen en ten zuiden van de drie grote rivieren, in Drente en in Overijssel vindt pas veel later plaats, in Brugge bijvoorbeeld pas rond het eind van de zestiende eeuw. Als deze optatiefvorm in gebruik gekomen is als indicatief, heeft men deze, evenals die van de athematische en daarmee in formeel opzicht samengevallen werkwoorden (bijv. doen, staan en slaan), die op dezelfde manier opgebouwd zijn, voorzien van een n (Hol 1958: 183). Binnen de gebieden waar ik zij(n) gebruikt wordt, blijft ik ben wel relictmatig bestaan; in Oost-Vlaanderen, Limburg en oostelijk Noord-Brabant blijven zelfs homogene ik-ben-gebieden.
De afgelopen honderd jaar blijkt er zich een aantal veranderingen te hebben voorgedaan, mede onder invloed van de standaardtaal. Toch heeft ik zijn zich in Oost-Vlaanderen gedurende deze periode verder verspreid. Ik ben is in het zuiden van het Nederlandse taalgebied in de hoofdzin langer behouden dan in de bijzin; in het noorden blijkt het, en dan het eerst in de hoofdzin, ik zijn aan te tasten (Goeman 1979: 228-229).
| |
2.2 Situatie in Zeeuws-Vlaanderen
De artikelen van Hol (1958) en Goeman (1979) zijn gebaseerd op gegevens uit de atlassen van Blancquaert. De kaarten die beiden voor de eerste persoon enkelvoud tekenen, zijn echter nogal afwijkend: Zeeuws-Vlaanderen is voor Hol een homogeen zijn-gebied, terwijl Goeman laat zien dat zowel zijn als ben voorkomt.
Bij vergelijking van Goemans kaarten van ik ben/zijn in hoofd- en bijzin valt op, dat in de plaatsen waar sprake is van alternantie, in de hoofdzin veel meer ben gebruikt wordt dan in de bijzin; in de bijzin komt ik zijn in de meerderheid van de gevallen in het gehele gebied voor, ook in die plaatsen waar in de hoofdzin alleen maar ik ben aangetroffen wordt.
De kaart van Hol voor de meervoudsvormen laat zien dat de scheidingslijn van het zijn- en ben-gebied door Zeeuws-Vlaanderen loopt. Het oostelijk gedeelte en de grensgebieden van het midden- en westelijk deel behoren tot het zijn-gebied, terwijl het Land van Axel en het Land van Cadzand aansluiten bij het ben-gebied dat ook de rest van Zeeland omvat. Volgens Taeldeman (1993: 965) echter, wordt bin in het meervoud alleen aangetroffen in het Land van Axel.
Op de door mij geanalyseerde transcripties van dialectbanden van Walcheren en Zuid-Beveland zijn alleen maar ben-vormen aangetroffen. In de daartoe bestudeerde passages uit de transcripties van Adler (1976) wordt
| |
| |
voor Terneuzen een grote voorkeur voor ben-vormen aangetroffen: in 55 van de 56 gevallen in de hoofdzin en in 7 van de 8 gevallen in de bijzin. In transcripties van Gentse licentiaatsverhandelingen zijn voor Maldegem, Brugge, Stekene en (op de eerste persoon enkelvoud na) Waarschoot, zowel in de hoofd- als in de bijzin, alleen maar zijn-vormen aangetroffen.
Conclusie: in Zeeuws-Vlaanderen worden zowel vormen van zijn als ben gebruikt. Zijn komt met name voor in het oostelijk deel en de grensstreek, zowel in hoofd- en bijzin, als in enkel- en meervoud. In het midden- en westelijk deel blijkt ben de gangbare vorm te zijn, alhoewel in deze regio's bij de eerste persoon enkelvoud in de bijzin met name zijn aangetroffen wordt.
Als de homogene ben-gebieden (o.a. in Oost-Vlaanderen) buiten beschouwing gelaten worden, kan ik zijn gezien worden als de zuidelijke variant, terwijl ik ben de noordelijke variant is, die in de andere delen van Zeeland voorkomt.
| |
3 Onderzoek spontaan dialectmateriaal
3.1 De methode
De bedoeling van het hier te beschrijven onderzoek is na te gaan in hoeverre de op basis van het materiaal-Blancquaert geschetste situatie overeenstemt met die van het spontane taalgebruik van de Zeeuws-Vlamingen. Daartoe zijn 39 banden met spontaan dialectmateriaal (de meeste opgenomen in de zestiger jaren) geanalyseerd en gekwantificeerd.
Van het paradigma van zijn zijn op de derde persoon enkelvoud na alle vormen geanalyseerd. Bij de eerste persoon enkelvoud en de derde persoon meervoud zijn de meeste realisaties van zijn/ben aangetroffen. Omwille van de ruimte worden in dit artikel alleen daarvan de resultaten uitgewerkt; die van de andere personen hoop ik te zijner tijd te publiceren. Op de kaarten is zo geografisch-correct mogelijk het aantal realisaties van een bepaalde vorm gevisualiseerd.
Bij de vergelijking van de resultaten zal rekening gehouden moeten worden met een tweetal belangrijke verschillen tussen beide materiaalverzamelingen. Allereerst zijn de dialectopnamen van een veel recentere datum dan de gegevens uit de atlassen van Blancquaert. Het is mogelijk dat een toenemende invloed van de standaardtaal het door mij geschetste beeld beïnvloedt. Bovendien is er bij spontane taaluitingen veel meer variatie mogelijk dan bij materiaal dat verkregen is op basis van voorgelegde zinnen.
| |
| |
Het valt dan ook niet uit te sluiten dat onbekende factoren, bijvoorbeeld de context of het aantal en de aard van de zinsdelen waarmee het werkwoord zijn configureert, een rol zijn gaan spelen bij het geanalyseerde bandmateriaal.
| |
3.2 De resultaten
3.2.1 Eerste persoon enkelvoud
Bij de eerste persoon enkelvoud (zie kaart 1) blijkt het oostelijk deel en de grensstreek ten oosten van de Braakman een overduidelijke voorkeur voor zijn te hebben. Opvallend is het hoge aantal ben-vormen in Zuiddorpe; in Philippine wordt 4x ben aangetroffen, hetgeen zeker niet overeenstemt met het totaalbeeld van die plaats. Ben in Nieuwnamen en Sas van Gent berust waarschijnlijk op recente invloed van de standaardtaal. Beide sprekers geven respectievelijk met Nau ben ik zeine, zeine naom ben ik, zein ik eigelek kweit en Wei zeggen: ik zein aan dat in hun dialect zijn de gangbare vorm is. De ene zijn-realisatie in Sluiskil komt voor in een passage waarin een inwoner van Hulst geciteerd wordt: (I)k ik zein nau t(e) aud g(ew)or(d)en. Het Land van Axel en het gebied ten westen van de Braakman laten een duidelijk ben-beeld zien. Alleen Eede is, zoals gewoonlijk, afwijkend: 5x zijn, 0x ben.
ZEEUWS - VLAANDEREN
Kaart 1: Zijn-Ben in hoofdzin 1 5g.
Wat de vormen van zijn in bijzinnen betreft (zie kaart 2), valt op te merken dat bijna in het gehele gebied gekozen wordt voor zijn. Slechts in Stoppeldijk, Clinge, Zuiddorpe en Sas van Gent wordt eenmaal ben geconstateerd. De plaatsen die bij voor-pv ben hebben, tonen bij achter-pv een vorm van zijn, nog vaker zelfs dan de plaatsen waar bij voor-pv overwegend zijn
| |
| |
ZEEUWS - VLAANDEREN
Kaart 2: Zijn-Ben in bijzin 1 5g.
voorkomt. Soms komen beide vormen samen in 1 zin voor: Jao ik zeg, a(ls) (i)k dan uut dienst gekommen zien, dan bin (i)k getrauwd.
Het hier geschetste beeld van de eerste persoon correspondeert in hoge mate met dat van de hier niet besproken tweede persoon enkelvoud.
| |
3.2.2 Derde persoon meervoud
Het beeld bij de zeer frekwent voorkomende derde persoon meervoud is globaal genomen hetzelfde als dat bij de eerste en tweede persoon meervoud.
In zinnen met voor-pv (zie kaart 3) gebruiken het hele Land van Hulst en de grensstreek ten oosten van de Braakman, inclusief Philippine, zijn. In het Land van Axel komt op een enkele uitzondering in Terneuzen, Hoek en Sluiskil na, ben voor. In het westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen zien we nogal wat zijn-vormen, ondanks het feit dat op grond van de meetresultaten gesproken kan worden van een in meerderheid ben-gebied. Ook in deze situatie gebruikt Eede weer konsekwent zijn; het vlak daarbij gelegen Aardenburg sluit zich daarbij aan, in tegenstelling tot Sint Kruis dat alleen maar ben-vormen gebruikt. Opvallend is het betrekkelijk grote aantal zijn-vormen in Breskens, Hoofdplaat, Schoondijke en IJzendijke; deze laatste plaats toont zelfs vaker zijn dan ben.
| |
| |
ZEEUWS - VLAANDEREN
Kaart 33: Zijn-Ben in hoofdzin 3 Pl.
In de zinnen met achter-pv (zie kaart 4) zien we in het gehele gebied, met uitzondering van Terneuzen, een vorm van zijn.
ZEEUWS - VLAANDEREN
Kaart 4: Zijn-Ben in bijzin 3 Pl.
| |
3.2.3 Enkelvoud - meervoud
Bij vergelijking van de kaarten 1 en 3, die de situatie in de hoofdzin representeren, valt op dat ben naar verhouding frekwenter voorkomt bij de eerste persoon enkelvoud dan bij de derde persoon meervoud, met name in de grensstreek (zie voor cijfermatige gegevens tabel 1 in de bijlage).
De kaarten 2 en 4, die de situatie in de bijzin aangeven, laten zien dat het gebruik van ben vrijwel beperkt is tot de eerste persoon enkelvoud (zie tabel
| |
| |
2 in de bijlage). Opgemerkt dient te worden dat het aantal realisaties van zijn/ben, met name voor de eerste persoon enkelvoud, wel erg gering is.
| |
4 Conclusie
Uit het gesproken dialect op de bandopnamen valt te concluderen dat Zeeuws-Vlaanderen bij de eerste persoon enkelvoud in zinnen met voor-pv, globaal genomen in tweeën verdeeld kan worden: het Land van Hulst, de grensstreek ten oosten van de Braakman en Eede vormen zijn-gebieden, terwijl het Land van Axel en het Land van Cadzand ben-gebieden zijn.
In zinnen met achter-pv valt in de hele regio, dus ook daar waar bij voor-pv ben gebruikt wordt, een zeer konsekwent gebruik van zijn te constateren.
Overduidelijk is dat de opvattingen van Hol, zeker wat het voorkomen van ik zijn/ben in de hoofdzin betreft, onjuist zijn: het midden- en westelijk deel zijn op Eede na in hoofdzinnen duidelijke ben-gebieden. De kaarten van Goeman geven daarentegen beter de werkelijke situatie weer, alhoewel het ben-gebied in het westen groter is dan zijn kaarten doen vermoeden. Een ander verschil is dat op de band van Philippine voor de eerste persoon enkelvoud ben gebruikt wordt, terwijl Goeman voor deze plaats zijn noteert. In alle andere personen komt op deze band zijn voor.
Uit het spontane taalgebruik op de banden blijkt dat de kaart van Hol voor het meervoud ook bijgesteld dient te worden. Juist zijn haar opvattingen over het voorkomen van zijn in het Land van Hulst en de oostelijke grensstreek. Het beeld van West-Zeeuws-Vlaanderen is echter veel genuanceerder dan haar kaart doet vermoeden: met name langs de Westerscheldeoever komen nogal wat vormen van zijn voor. Bovendien blijkt in Sint Kruis in de derde persoon meervoud konsekwent ben gebruikt te worden. Uitgaande van de opmerking van Hol (1958: 179) dat de vormen in de eerste persoon meervoud wel gelijk zullen zijn aan die van de derde persoon, moet geconcludeerd worden dat Sint Kruis in ieder geval niet thuis hoort in het door haar getekende zijn-gebied. Het bandmateriaal maakt eveneens duidelijk, dat in het meervoud ben in een veel groter gebied voorkomt dan Taeldeman (1993) aangeeft.
In de ben-gebieden wordt bij de meervoudsvormen in de hoofdzin naar verhouding vaker zijn aangetroffen dan bij de enkelvoudsvormen. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor lijkt het feit dat zijn de vorm van de geschreven en gesproken cultuurtaal is. Het is opvallend dat deze dan meer invloed heeft in het Land van Cadzand dan in het Land van Axel. Misschien staan West- Zeeuws-Vlamingen eerder open voor deze vormen: door hun frekwenter contacten met de zuiderburen zullen deze zijn-vormen
| |
| |
hen aanmerkelijk minder vreemd in de oren klinken dan dit het geval zal zijn bij de meer op Walcheren en Zuid-Beveland gerichte inwoners van het Land van Axel.
Met name in de grensstreek, een duidelijk zijn-gebied, komt ben naar verhouding veel vaker voor bij de eerste persoon enkelvoud dan bij de derde persoon meervoud. Mogelijk is het oude, homogene ik ben-gebied in Oost-Vlaanderen omvangrijker geweest dan de kaarten van Goeman doen vermoeden. Aan invloed van de standaardtaal moet m.i. niet in de eerste plaats gedacht worden, omdat niets erop wijst dat deze eerder in de grensstreek dan in het Land van Hulst aangetroffen kan worden.
In de zinnen met achter-pv komen in de hele regio vormen van zijn voor, ook in het bij voor-pv als ben-gebied gekarakteriseerde midden- en westelijk deel. Dit reeds door Goeman bij de eerste persoon enkelvoud geconstateerde verschijnsel blijkt in het hele paradigma van zijn zeer konsekwent voor te komen. Het kan veroorzaakt worden door het feit dat ben een tamelijk recente vervanger van zijn is, die als prestigevorm uit het noorden dit gebied binnengedrongen is. In de bijzin vormt het werkwoord (zeker het vage zijn) een hechte eenheid met de onmiddellijk eraan voorafgaande woordgroep (meestal een of andere vorm van complement) of het deelwoord waar het als hulpwerkwoord bij hoort. Dat kan ervoor zorgen dat de werkwoordsvorm minder aandacht krijgt, waardoor deze ook minder snel voor prestigieuze vernieuwingen in aanmerking zal komen dan die in de hoofdzin, waaraan meer ‘zelfstandigheid’ kan worden toegeschreven.
| |
5 Slotopmerking
De kaartbeelden lijken erop te wijzen dat heel Zeeuws-Vlaanderen een zijn-gebied is geweest, dat onder invloed van de Nederlandse standaardtaal aan het afbrokkelen is. De Zeeuws-Vlaming wordt blijkbaar van Vlaming steeds meer noorderling. Te zijner tijd hoop ik aan te kunnen geven of deze ontwikkeling ook bij andere syntactische verschijnselen te constateren valt.
| |
| |
| |
Bijlage
Tabel 1: frekwentie zijn/ben per regio in de hoofdzin
|
|
1 Sg. |
3 Pl. |
|
zijn |
ben |
zijn |
ben |
Land van Cadzand |
4 |
83 |
48 |
279 |
Land van Axel |
1 |
33 |
6 |
92 |
Land van Hulst |
50 |
1 |
116 |
0 |
Grensstreek |
63 |
27 (!) |
219 |
1 |
Tabel 2: frekwentie zijn/ben per regio in de bijzin
|
|
1 Sg. |
3 Pl. |
|
zijn |
ben |
zijn |
ben |
Land van Cadzand |
10 |
0 |
41 |
0 |
Land van Axel |
5 |
0 |
9 |
1 |
Land van Hulst |
2 |
1 |
34 |
0 |
Grensstreek |
11 |
3 |
38 |
0 |
| |
| |
| |
Bibliografie
Adler, M. |
|
|
1976 |
Syntactische kenmerken van het dialect van Terneuzen. Licentiaatsverhandeling universiteit Gent, (ongepubliceerd). |
|
Goeman, A.C. |
|
1979 |
‘Ik zij(n) versus ik ben gedurende honderd jaar’. In: Marinel Gerritsen (red.), Taalverandering in nederlandse dialekten. Honderd jaar dialektvragenlijsten: 1879-1979, Muiderberg, 219-230. |
|
Hol, A.R. |
|
|
1958 |
‘Het meerv. en de 1e pers. enkelv. praesens van het verbum substantivum’. In: Album Edgard Blancquaert, Tongeren, 179-183. |
|
Meertens, P.J. |
|
1979 |
‘De plaats van het Zeeuws onder de Nederlandse dialecten’. In: Meertens over de Zeeuwen, Middelburg, 121-138. |
|
Taeldeman, J. |
|
1979 |
‘Op fonologische verkenning in Zeeuws-Vlaanderen’. In: Taal en Tongval 31, 143-193. |
|
Taeldeman, J. |
|
1993 |
‘De dialecten van de Vier Ambachten. Een historische en geografische situering’. In: A.M.J. de Kraker e.a. (red.) ‘Over den Vier Ambachten’. 750 jaar Keure 500 jaar Graaf Jansdijk, Kloosterzande, 957-966. |
|
|