Taal en Tongval. Jaargang 44
(1992)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marijke Mooijaart en Peter van der Heijden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingVoor de vervaardiging van de Atlas van Vroegmiddelnederlandse TaalvariantenGa naar voetnoot1 zijn meer dan 200 taalkundige items uit het dertiende-eeuws Nederlands onderzocht, die voor het merendeel gekarteerd en beschreven worden. De kaarten van deze atlas bestaan uit vlakken, gevormd door de belangrijkste Middelnederlandse dialecten, zoals het Westvlaams en het Utrechts. Deze kaarten bieden door hun eenvoudige structuur de mogelijkheid een overzichtelijk beeld te geven van de frequentieverhoudingen tussen twee (categorieën van) varianten van velerlei taalkundige verschijnselen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gegevens die voor deze kaarten zijn gebruikt, hebben in het hieronder besproken onderzoek gediend om het dialectbeeld binnen de genoemde regio's te preciseren, en tevens de relatie tussen die regio's vast te stellen. Door (met behulp van de computer) statistische analyses toe te passen is de mate van overeenkomst berekend tussen de verschillende schrijfcentra die binnen de regio's gelegen zijn. Ook hebben wij teksten van onbekende herkomst met behulp van deze methode willen relateren aan deze schrijfcentra, om zo een bijdrage te leveren aan de oplossing van het lokaliseringsvraagstuk. Het gebruik van statistische methoden is lang uitgebleven in de historische dialectologie: vaak vormden de kaarten het eindpunt van het onderzoek. Bij de totstandkoming echter van twee grote historische taalatlasprojecten, voor het Oudfrans Dees 1980 en 1987 en voor het Middelengels McIntosh e.a. 1986, is t.b.v. de vervaardiging van de kaarten van dergelijke technieken gebruikt gemaakt (Dees en De Vries 1974, Benskin 1988). De databanken die ten grondslag lagen aan de kaarten van deze atlassen hebben ook ander statistisch onderzoek een impuls gegeven (o.a. Huber en Van Reenen-Stein 1988). Voor het hedendaags Nederlands kan genoemd worden de klassificatie van de Nederlandse dialecten in Hoppenbrouwers en Hoppenbrouwers 1988, waar met behulp van statistische technieken de verwantschap tussen dialecten berekend wordt. M.b.t. de historische dialectologie van het Nederlands verkeren we in dit opzicht nog aan het begin. Ook op dit terrein zal de statistiek een bijdrage kunnen leveren, niet ter vervanging van het traditionele onderzoek, maar ter aanvulling ervan, door het leveren van meer expliciete en controleerbare onderzoeksresultaten op bepaalde punten. In dit artikel wordt gerapporteerd hoe door toepassing van een statistische techniek meer inzicht verkregen kan worden in historische taaldata, i.c. in de (in de aanvangszin genoemde) gegevens m.b.t. het dertiende-eeuws Nederlands. De opbouw van het gegevensbestand en de daaraan ten grondslag liggende keuzes op taalkundig vlak worden hier slechts kort beschreven; een uitgebreide verantwoording vindt men in de inleiding van de Atlas van Vroegmiddelnederlandse Taalvarianten (waarin ook de hier beschreven onderzoeksresultaten aan de orde komen) en in Mooijaart 1990 (zie noot 1). Bij ons onderzoek is van een statistische methode gebruik gemaakt die veel toegepast wordt in de sociale wetenschappen, maar (vooral in het Romaanse taalgebied) ook in de taalkunde, n.l. correspondentie-analyseGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een beschrijving en verantwoording vindt men in § 2. Wij hebben gekozen voor een vrij expliciete, niet-formele uitleg die begrijpelijk is voor lezers die niet bekend zijn met statistiek. De resultaten worden beschreven en geëvalueerd in § 3. Hieronder wordt eerst ingegegaan op de twee basiselementen van het onderzoek: de taalkundige gegevens en de meetpunten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 Taalkundige gegevensHalverwege de 13e eeuw komt het gebruik van het Nederlands in ambtelijke teksten goed op gang, en wel vanuit de zuidwestelijke, Vlaamse, gebieden. Het Noordoosten begint (op een enkele uitzondering na) pas in de 14e eeuw het Latijn te verwisselen voor de volkstaal en dit deel van ons taalgebied is dan ook niet vertegenwoordigd in onze materiaalverzameling. Hoewel van een eenheidstaal in deze periode nog geen sprake was, vormde de schrijftaal zeker geen rechtstreekse weergave van de lokale dialecten. Toch drongen lokale en regionale taalkenmerken in voldoende mate in de ambtelijke stukken door om daaruit een beeld van die dialecten te krijgen. Hiervan getuigen o.m. de Middelnederlandse Spraakkunst van Van Loey (Van Loey I, 1976a en II, 1976b) en Berteloots Bijdrage tot een klankatlas van het dertiende-eeuwse Middelnederlands (Berteloot 1984). Een gemiddelde oorkonde laat, naast het vele ‘algemene Nederlands’ toch altijd enkele tientallen dialectkenmerken zien. Voor ons onderzoek zijn 160 variabele items geselecteerd, die verschillende geografische spreidingspatronen vertonenGa naar voetnoot3. Ook hebben we de items gespreid over de verschillende taalkundige categorieën, waarbij de klankverschijnselen het hoofdaandeel bleven vormen. Enkele voorbeelden van onderzochte items zijn:
Uit enkele van deze voorbeelden blijkt, dat de diatopische spreiding van sommige verschijnselen niet altijd uitsluitend door het gesproken dialect | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt bepaald. Er zijn in de schrijfcentra (scriptoria van kloosters, klerken van landsheren of schepenbanken) eigenaardigheden die we eerder als kanselarijgewoonten op moeten vatten. Behalve bepaalde spellingconventies betreft dit met name de woordkeuze in diplomatische formules, die onder invloed van andere kanselarijen konden ontstaan. Het schrijven van oorkonden, zeker van de vaste formules, was vaak immers een kwestie van overschrijven. Ook deze gegevens zijn in ons onderzoek betrokken, aangezien het ons gaat om een totaalbeeld van de regionale verschillen in de schrijftaal. Om een zo betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen, is afgezien van het gebruik van afschriften, en zijn alleen documenten gebruikt die op externlinguïstische gronden aan een bepaalde plaats van herkomst kunnen worden toegeschreven. In het onderzoek voor de AVT zijn de taalverschijnselen steeds als dichotomische variabelen opgevat. Dit hing samen met de karteermethode die relatieve frequenties in beeld brengt: op de kaart is steeds het percentage van één variant (waarde) of van één categorie van varianten weergegeven, waarbij het complementaire percentage dat van de andere variant(en) vormt. Een voorbeeld: de kaart geeft bij het woord cense (= cijns ‘rente’) voor de regio Oost-Vlaanderen (afgerond) 40% documenten met de beginspelling ts, tc etc.; 60% van de documenten in deze regio heeft dan de complementaire categorie spellingen zonder t: c, ch, etc.. Aan de basis van deze percentages ligt de vaststelling dat in deze regio (waarin weer een aantal van onze plaatsen en kleinere regio's zijn samengenomen) 19 van de 48 documenten (40%) t-spellingen hebben, en 29 van de 48 documenten (60%) spellingen zonder tGa naar voetnoot4. Het zijn deze laatstgenoemde getallen (de aantallen documenten in een gebied die een bepaalde variant hebben) die in het hierbeschreven onderzoek een rol spelen. Elke variabele (het taalelement dat verschillende waarden kan hebben, bijv. het begrip ‘oorkonde’ dat de benamingen brief of letter kan hebben, of de vocaal in weg, die e of o kan luiden) levert per plaats (meetpunt, zie onder) dus twee getallen op die aangeven hoe vaak de ene en hoe vaak de andere variant voorkomt. Omdat klank- en vormverschijnselen overheersen, zullen we voortaan woordvorm gebruiken als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overkoepelende term voor een van de twee varianten (of categorieën van varianten) van de dichotomische variabele. Deze kan dus staan voor een klankvariant (soms in beperkte zin: een spellingvariant), een morfologische variant of een lexicale variant. Aangezien voor deze analyse 160 taalverschijnselen zijn bekeken, zijn er 320 frequenties voor elke plaats. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 De meetpuntenHet tekstenbestand voor het niet-literaire Vroegmiddelnederlands is volgens de door Gysseling gegeven lokaliseringen (inclusief die, waarvan hij niet zeker is) afkomstig uit 149 plaatsen. Voor ons onderzoek valt er daarvan een aantal af, n.l. als de lokalisering uitsluitend op taalkundige gronden berustte, of als alleen afschriften beschikbaar waren. Van de overblijvende plaatsen is er een groot aantal waaruit maar een of enkele documenten afkomstig zijn, bijv. Geertruidenberg en Haarlem. Om per plaats toch over voldoende gegevens te beschikken, zijn groepen van dergelijke documentarme schrijfcentra samengenomen tot één meetpunt. Een meetpunt is in ons onderzoek dus een stad of plaats, of een aantal in elkaars nabijheid gelegen plaatsen, waar, volgens bepaalde criteria, de vervaardiging van Nederlandstalige teksten heeft plaatsgevonden. In totaal zijn er 56 meetpunten bepaald. Het aantal documenten per meetpunt kan variëren van 3 (het Noordbrabantse rivierengebied) tot ruim 100 (Brugge, de Hollandse grafelijke kanselarij). Harlingen en Deventer zijn niet opgenomen, de eerste stad omdat de oorkonde daarvandaan niet op extern-linguïstische lokaliseerbaar was, de tweede omdat er maar één document was vervaardigd en samenvoeging met andere plaatsen niet mogelijk was. De geografische ligging van de 56 meetpunten is bekend, en de representativiteit van hun schrijftaal voor het lokale/regionale dialect wordt hypothetisch aangenomen. In dit opzicht moeten de zgn. supraregionale schrijfcentra afzonderlijk bekeken worden; we kennen weliswaar de vestigingsplaatsen van de kanselarijen van de graven van Vlaanderen en Holland en van de hertog van Brabant, maar zij hebben mogelijk door interregionale contacten en door de afkomst van hun personeel minder contact met het ter plaatse gesproken dialect. Door ook hun gegevens te onderzoeken, hopen we (wat bijv. de Haagse grafelijke kanselarij betreft) niet zozeer geïnformeerd te worden over het dialect van Den Haag ten tijde van Floris V, maar willen we nagaan, met welke van de meer plaatsgebonden schrijfcentra in de dertiende eeuw (zoals de stedelijke schepenbanken) de schrijftaal van deze kanselarij qua taal het nauwst verwant is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 De te lokaliseren tekstenVoor het lokaliseringsonderzoek, d.w.z. de bepaling van de taalverwantschap tussen enkele teksten met onbekende herkomst en de taal van de 56 meetpunten, zijn drie documenten onderzocht, die Gysseling in Zeeland situeert, maar waarvoor objectieve lokaliseringscriteria ontbreken, nl. de nrs. CG-I 12, 1183 en 1790/1790a (de laatste twee zijn kort na elkaar door dezelfde hand geschreven en als één tekst onderzocht). De literaire teksten waarvan de lokalisering is bekeken bestaan uit de 13e-eeuwse Maerlanthandschriften, eveneens uitgegeven in de Corpus-reeks (resp. reeks II, 2 en reeks II, 3, 4; Gysseling 1981 en 1983). Er zijn drie manuscripten en aan het grootste ervan, het Brusselse handschrift van de Rijmbijbel, hebben twee handen gewerkt; deze zijn afzonderlijk onderzocht (in het vervolg wordt gemakshalve over vier literaire handschriften gesproken)Ga naar voetnoot5. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De analyse van de dataIn deze sectie geven we aan in welke aspecten van de data we geïnteresseerd zijn, en waarom correspondentie-analyse (CA) een geschikte methode is om daar inzicht in te krijgen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 De data en de vragenIn ons onderzoek zijn zoals gezegd 56 plaatsen/regio's (meetpunten) met een minimum hoeveelheid lokaliseerbaar tekstmateriaal bestudeerd. Daarnaast hebben we drie documenten onderzocht die niet objectief lokaliseerbaar waren, en vier literaire handschriften, waarvan eveneens de herkomst getoetst diende te worden. Voor elk van de 56 meetpunten is gescoord hoe vaak (dus in hoeveel documenten) elk van de 320 woordvormen voorkomt. Deze getallen zijn ook vastgesteld voor de drie te lokaliseren documenten en de vier literaire handschriften. De op deze wijze verzamelde gegevens kunnen worden gecodeerd in een datamatrix met de (56+3+4=) 63 meetpunten als rijen. Elk van de woordvormen heeft een kolom; er zijn dus 320 kolommen. In de cellen van de matrix (een cel is het punt van de matrix waar een rij en een kolom samenkomen) staat het aantal keer dat in de meetpunten de woordvormen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn voorgekomen. Elk meetpunt wordt dus samengevat door 320 getallen ofwel frequenties. Wij willen nu het antwoord op de volgende vragen:
Deze vragen zijn nog tamelijk slordig geformuleerd. Hieronder zullen we door het gebruik van statistiek preciezer aangeven wat we willen weten. Maar eerst komen we nog even terug op het verschil tussen de rijen. We weten van 56 meetpunten waar ze op de kaart liggen (van de drie supraregionale kanselarijen kennen we in elk geval de vestigingsplaats). Als we vraag 1 zouden stellen voor alle 63 punten (dus met inbegrip van de te lokaliseren teksten), dan zouden we kunnen vinden dat de literaire teksten sterk op elkaar lijken, en juist verschillen van de 56 meetpunten. Dat zou op zichzelf interessant zijn, maar ook voorspelbaar. Het is o.i. zinvoller om de eerste drie onderzoeksvragen alleen te stellen voor de 56 meetpunten waarvan de documenten een bekende herkomst hebben, en vervolgens te onderzoeken 4. op welke van de 56 meetpunten de woordvonnen in de zeven teksten met onbekende herkomst het meest lijken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Een precisering van de vraagstellingOm preciezer aan te geven wat we willen weten, gebruiken we een exacte formulering d.m.v. bepaalde notatie. In eerste instantie houden we ons bezig met de vragen 1 tot en met 3, en gaan we van 56 rijen uit. De rijen worden genummerd van 1-56. Een willekeurige rij wordt aangegeven met de index i. De kolommen worden eveneens genummerd, van 1-320, en een willekeurige kolom geven we weer met een j. De frequentie waarmee woordvorm j voorkomt in meetpunt i noteren we als fij. Dus fij = 7, als woordvorm j 7 keer voorkomt in meetpunt i, en fij = 0 als woordvorm j nooit voorkomt in meetpunt i. Het totaal aantal keer dat een woordvorm is gescoord voor meetpunt i vinden we door de frequenties van rij i op te tellen. Het resultaat is weer te geven als fi+ = fi1 + fi2 + ... + fi320. Evenzo is f+j het aantal keer dat woordvorm j is gescoord in de 56 meetpunten. Indien we ons afvragen in vraag 1 in welke meetpunten (in het vervolg ook gebieden genoemd) ongeveer dezelfde woordvormen worden gebruikt, dan willen we deze frequenties corrigeren voor het totaal aantal woorden dat er is gescoord in elk van deze meetpunten. Als bijv. in gebied 3 woordvorm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37 10 keer is gescoord, en in gebied 4 woordvorm 37 ook 10 keer, dan willen we nog niet concluderen dat deze gebieden op elkaar lijken. Immers, als er voor gebied 3 f3+ = 100 woordvormen in totaal zijn gescoord, en voor gebied 4 f4+ = 1000, dan is in gebied 3 woordvorm 37 in 10% van de gevallen gescoord, terwijl dit voor gebied 4 in slechts 1% van de gevallen is. In een dergelijk geval blijken gebied 3 en 4 dus helemaal niet op elkaar te lijken. Wij zijn er dan ook niet in geïnteresseerd in welke mate de 320 frequenties fij van rij i lijken op de 320 frequenties van rij i', maar in welke mate de relatieve frequenties fij/fi+ (d.i. de frequentie van rij i van een bepaalde woordvorm gedeeld door het totaal van de frequenties van alle woordvormen van rij i) op elkaar lijken. De relatieve frequenties fij /fi+ zijn proporties die per meetpunt optellen tot 1. In het bovenstaande voorbeeld zijn de relatieve frequenties voor gebied 3 en 4 voor woordvorm 37 resp. 0,1 en 0,01. Als we de twee gebieden 3 en 4 willen vergelijken, dan bekijken we hoe de 320 relatieve frequenties van het ene gebied lijken op die van het andere gebied. Hierdoor wordt het kwantitatieve verschil tussen documentarme en documentrijke meetpunten verdisconteerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Een 320-dimensionale ruimte voor de rijpuntenHet vergelijken van 320 relatieve frequenties voor elk paar van de 56 meetpunten wordt vergemakkelijkt door het maken van een ruimtelijke representatie van de gegevens. Dit doen we als volgt: als we 1 relatieve frequentie zouden hebben voor elk gebied, dan zouden we elk gebied als een punt op een as kunnen weergeven. Elk punt zou dan liggen tussen 0,00 en 1,00, want de relatieve frequenties liggen altijd tussen 0 en 1. Als we 2 relatieve frequenties zouden hebben, dan zouden we elk gebied als een punt kunnen weergeven in een plat vlak, met als horizontale coördinaat de eerste relatieve frequentie en als vertikale coördinaat de tweede relatieve frequentie. Dit verhaal kan worden voortgezet: bij drie relatieve frequenties kan elk gebied als punt in een driedimensionale ruimte worden afgebeeld. Theoretisch kunnen we zo doorgaan, ook al kunnen we ons er geen voorstelling van maken: er zijn voor elk gebied 320 relatieve frequenties, en we kunnen dus elk van de 56 gebieden dan ook in een 320-dimensionale ruimte afbeelden. Wanneer we slechts drie woordvormen hadden, dan zouden de 56 gebieden in een driedimensionale ruimte liggen. Twee punten (gebieden) zouden dicht bij elkaar liggen als zij relatieve frequenties zouden hebben die sterk op elkaar lijken, d.w.z., als zij, afgezien van hun grootte (d.w.z. het aantal woorden dat überhaupt is gescoord), in dezelfde mate gebruik maken van de drie woordvormen. Bijvoorbeeld, gebied 3 ligt dicht bij gebied 5, als gebied 3 de proporties 0,1, 0,5 en 0,4 heeft, en gebied 5 de proporties 0,12, 0,49 en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0,39. Twee gebieden zouden ver van elkaar liggen als zij in heel verschillende mate gebruik maakten van deze woordvormen, bijvoorbeeld als gebied 3 de hierboven gegeven proporties heeft en gebied 4 de proporties 0,01, 0,99 en 0. Op deze manier zouden we door het bekijken van afstanden in de driedimensionale ruimte kunnen zien welke gebieden qua taalgebruik op elkaar lijken, en welke gebieden niet, en zo een antwoord krijgen op vraag 1. Het probleem is echter dat de gebieden in een 320-dimensionale ruimte liggen. Hierin zijn ook afstanden gedefiniëerd. Zoals de afstand tussen twee punten in een plat vlak met de stelling van Pythagoras is te berekenen, zo is de afstand in een ruimte met meer dan twee dimensies met een generalisatie van deze stelling te berekenen. In de 320-dimensionale ruimte geldt ook dat gebieden dicht bij elkaar liggen (dus een kleine afstand hebben) als hun relatieve frequenties erg op elkaar lijken, en ver uit elkaar als hun relatieve frequenties sterk verschillen. Het leidende idee dat gebruikt moet worden voor de interpretatie van afstanden in een driedimensionale ruimte geldt dus ook nog steeds in een 320-dimensionale ruimte. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3.1 Oprekken van de assenVoor we de beschrijving vervolgen, moet voor een bepaald aspect een correctie in de data aangebracht worden. Het zou ongewenst zijn, dat in de 320-dimensionale ruimte de kolommen van de woordvormen die het meest voorkomen de afstanden zouden domineren, in die zin, dat de afstanden tussen de 56 punten vrijwel geheel het resultaat zijn van de verschillen in relatieve frequenties voor de woorden die het meest voorkomen - en dus het meest kunnen variëren. Om dit te voorkomen wordt elk van de 320 assen opgerekt met 1/√f+j. Op deze wijze worden de afstanden op de assen die corresponderen met woordvormen die minder vaak voorkomen (en waarbij de kans op variatie kleiner was) relatief groter, en worden de afstanden op de assen die corresponderen met woordvormen die vaker voorkomen, relatief kleiner. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Een optimale benadering van de 320-dimensionale ruimteHet probleem is, dat wij niet op eenvoudige wijze inzicht kunnen krijgen in de afstanden tussen de 56 meetpunten in een 320-dimensionale ruimte. We proberen daarom de afstanden in deze ruimte zo goed mogelijk te benaderen door de afstanden in een tweedimensionale ruimte. Wij willen hierbij, dat de afstanden tussen de 56 punten in de 320-dimensionale ruimte zoveel mogelijk overeenkomen met de afstanden tussen deze punten in een tweedimensionale ruimte. Om dit beter te begrijpen, stellen we ons 56 punten in een driedimensionale ruimte voor. We zouden dan een vlak in die ruimte kunnen kiezen, en de kortste afstand van alle 56 punten tot dat vlak kunnen nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe korter de afstanden van de 56 meetpunten tot dat vlak zijn, des te beter geeft dat vlak de afstanden tussen de 56 punten weer in de driedimensionale ruimte. Het is dus zaak het vlak zo te kiezen dat de afstanden in de driedimensionale ruimte zo goed mogelijk lijken op de afstanden op dat vlak. Ditzelfde principe is hanteerbaar als we een 320-dimensionale ruimte hebben. Ook hierbij kunnen we dan een tweedimensionaal vlak kiezen dat zo goed mogelijk de afstanden in de 320-dimensionale ruimte benadert. Als de afstanden in die twee dimensies erg lijken op de afstanden in die 320 dimensies, dan kunnen we inzicht krijgen in de echte afstanden tussen de 56 punten door naar de tweedimensionale ruimte te kijken. In deze benadering wordt rekening gehouden met het feit dat sommige meetpunten veel meer documenten, en dus woordvormen bevatten dan andere. Dit gebeurt door meetpunten met meer woorden een grotere rol te laten spelen in de benadering van de 320-dimensionale ruimte door de tweedimensionale ruimte. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 Toepassing van het voorafgaande op de vragen 2, 3 en 4Het voorgaande had betrekking op de analyse van de rijen, dus op de berekening van de verwantschap tussen de 56 meetpunten (onderzoeksvraag 1). Als we de kolommen willen analyseren, en zo de verwantschap tussen de 320 woordvormen bepalen (vraag 2), kunnen we dezelfde methode toepassen. Hier brengen we de afstanden tussen de 320 punten in de 56-dimensionale ruimte terug tot afstanden op een plat vlak. Van deze twee analyses maken we gebruik bij de beantwoording van vraag 3, en wel op de volgende manier. We weten nu welke gebieden op elkaar lijken (qua taalgebruik) en welke woorden op elkaar lijken (wat hun voorkomen in de verschillende gebieden betreft). Het is echter nog niet duidelijk waarom bepaalde gebieden bij elkaar liggen in termen van de woordvormen, en omgekeerd. Dat wil zeggen, als twee gebieden op het plaatje helemaal links liggen, dan lijken ze op elkaar qua taalvormen. We kunnen dit beter begrijpen door ons het idee van het zwaartepunt van de ruimte voor te stellen. In het zwaartepunt van de ruimte (het centrum, het gewogen gemiddelde) ligt het punt voor het gemiddelde gebruik van de woordvormen, zoals dat wordt weergegeven door de 320 relatieve frequenties f+j/f++ (d.i. het aantal keer dat woordvorm j is gebruikt gedeeld door het totaal aantal woordvormen). De twee gebieden die links liggen hebben meer dan gemiddeld die woorden gebruikt die zelf ook links liggen in het plaatje van de woordvormen, en minder dan gemiddeld die woordvormen die rechts op dat plaatje liggen. Voor de woorden links is fij/fi+ >> f+j/f++, en voor de woorden rechts is fij/fi+ << f+j/f++ (de eerste term symboliseert de frequentie van woordvorm j in meetpunt i, gedeeld door de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
totale frequentie in meetpunt i). De plaatjes kunnen dus over elkaar heen gelegd worden om de interpretatie te vergemakkelijken. Ook voor de laatste onderzoeksvraag maken we gebruik van de voorgaande analyse. We leggen de 7 teksten met onbekende geografische herkomst in de buurt van die documenten waar zij, wat betreft hun relatieve frequenties, het meest op lijkenGa naar voetnoot6. Correspondentie-analyse is een techniek die de ruimte opzoekt waarin de punten zo goed mogelijk weer te geven zijn. We hebben hier niet besproken hoe deze ruimte gevonden wordt, we wilden slechts intuïtief duidelijk maken met welke aspecten van de data correspondentie-analyse rekening houdt. Voor een diepgaander, meer technische bespreking van CA verwijzen we naar Greenacre 1984. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ResultatenDeze paragraaf bevat de resultaten van de hierboven beschreven analyses; ze worden per onderzoeksvraag besproken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 De meetpunten (rijen)De uitkomst van de analyse van de meetpunten (plaatsen of kleine gebieden), een tweedimensionale weergave van de taalkundige overeenstemming tussen de meetpunten, ziet men in fig. 1a. We kunnen er de volgende informatie aan ontlenen over de dialectische kenmerken in het geschreven Vroegmiddelnederlands, en de verwantschap in dit opzicht tussen de verschillende schrijfcentra. We herhalen dat de beperktheid van het materiaal, gelegen in de ongelijke geografische spreiding en het schrijftaalkarakter, een direct beeld van de Vroegmiddelnederlandse gesproken dialecten uitsluit. Op fig. 1a zien we de onderlinge verwantschap tussen het taalgebruik van de documenten van 56 meetpunten uitgedruktGa naar voetnoot7. Met nadruk zij vermeld, dat deze figuur niet de geografische kaart voorstelt, maar een weergave op plat vlak is van de onderlinge overeenkomst tussen verschillende plaatsen wat betreft hun geschreven taalgebruik. Hoe kleiner de afstand op het platte vlak, hoe kleiner het verschil in taal, en omgekeerd. Op fig. 1a bijv. liggen Zierikzee en Dordrecht dicht bij elkaar, omdat de taal van hun documenten veel overeenkomst vertoont, terwijl de handen van Oudenbiezen nog ver verwijderd zijn van Maastricht, door het grote verschil in hun taal. Verwantschap | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(gelijkenis) houdt in het verband van de gevolgde methode in: overeenstemming tussen plaatsen in de (relatieve) mate, waarin een bepaalde woordvorm gebruikt werd, ten opzichte van andere plaatsen. Bij de verklaring van verschillende patronen zullen we hier en daar vooruitlopen op de gegevens in 3.2, waar de resultaten m.b.t. de woordvormen worden besproken. Onze interpretatie van fig. 1a (slechts een van de mogelijke interpretaties) vindt men in fig. 1b, waarin de verschillende begrenzingen zijn aangegeven. Allereerst kunnen we de meetpunten in een aantal hoofdgroepen onderscheiden. Het blijkt bijv. dat de punten Brugge, Damme, Aardenburg en Ter Doest, Hoeke en ook Maldegem dicht bij elkaar liggen (het Noordwestvlaamse cluster), met in de periferie (richting centrum) Eeklo en Assenede. Hetzelfde geldt voor Brussel, Leefdaal, Sint-Genesiusrode etc.: Zuid-Brabant. Als belangrijkste concentratiegebieden (clusters van punten) doen zich voor: de genoemde Westvlaamse meetpunten, de Zuidbrabantse, met als uitloper de Limburgse, en de Hollandse samen met de Utrechtse. Dat de meetpunten binnen deze groepen kennelijk een groot aantal vormen gemeen hebben, die andere meetpunten niet kennen, is ook eerder, maar op meer impressionistische, dus minder objectieve wijze, vastgesteld. Op deze indeling in hoofdgroepen komen we terug in 3.3. Ook over onderdelen van het dialectlandschap geeft fig. 1 verhelderende informatie. Hieronder volgt een bespreking, waarbij we van het centrum van fig. 1 uitgaan en vervolgens de driehoek volgen met de wijzers van de klok mee. De middengroep bevat meetpunten die in het taalgebruik met alle andere meetpunten ongeveer evenveel overeenstemming vertonen. Dat kan òf zijn doordat ze woordvormen gemeen hebben met die andere meetpunten, òf exclusieve kenmerken hebben. De taalvormen behandeld onder 3.2 wijzen uit dat de eerste categorie (algemeen gebruikte woordvormen) overheerst. Het centrum van dit cluster wordt gevormd door Gent; verder omvat het andere Oostvlaamse steden. Het Westvlaamse cluster bespraken we hiervoor. Vermeldenswaard in verband met deze groep is ten eerste Calais. Dit is excentrisch gelegen op gelijke afstand van West- en Oost-Vlaanderen. Uit Calais komen maar 3 documenten in een mengtaal Latijn/Nederlands; het levert dus maar weinig gegevens. Behalve de Westvlaamse vormen i- voor het prefix ge- en het suffix voor vrouwelijke persoonsnamen -egge, zijn dat bijv. af en op, waarmee Calais zich van het overige Westvlaams onderscheidt. op is binnen Westvlaanderen typisch voor de ZuidwesthoekGa naar voetnoot8. Door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit woord wordt de speciale positie van dit gebied binnen Westvlaanderen op fig. 1 gehonoreerd. Op de lijn tussen West-Vlaanderen en Brabant, via het centrum, liggen v.l.n.r. onder meer Assenede, Evergem, Gent en Gentbrugge, Geraardsbergen; deze volgorde stemt helemaal overeen met die op de geografische kaart. Geraardsbergen en Aalst, beide steden aan de Dender, liggen tussen het centrum en Brabant, in overeenstemming met hun geografische ligging, en met de indruk dat de taal van deze politiek Oostvlaamse steden sterk Brabantse trekken heeftGa naar voetnoot9. Een andere Denderstad, Ninove, gaat daarin verder: het ligt geheel binnen het Zuidbrabantse cluster. Het verschil met Aalst en Geraardsbergen is waarschijnlijk eerder dan uit het lokale dialect te verklaren uit Brabants taalgebruik van misschien uit Brabant afkomstige Ninovese klerken. Antwerpen staat enigszins los van het Zuidbrabantse cluster, merkwaardigerwijs niet in de richting van Holland-Utrecht (zoals wel Breda en het Noordbrabantse rivierengebied). Het is mogelijk dat de dialectische trekken in het Antwerps ObituariumGa naar voetnoot10, dat een groot deel van de gegevens uit die stad levert, het verschil veroorzaakt met de toch wat algemenere oorkondentaal van de Zuidbrabantse steden. Dit zou ook kunnen gelden voor het Zuidoostvlaamse Oudenaarde, waarvan het tekstmateriaal voor een groot deel bestaat uit renteboeken. De kwestie van de verhouding tekstsoort: dialect speelt veel duidelijker nog een rol bij de situering van de Limburgse schrijfcentra. Maastricht en de algemeen-Limburgse stukken bevinden zich volgens verwachting in de nabijheid van Brabant. De taal van de Maastrichtse oorkonden wijkt niet erg van die van Brabant af. Heel anders ligt het met de vier extreem gelegen Limburgse meetpunten, gevormd door de door verschillende handen vervaardigde delen van Het oudste Goederenregister van Oudenbiezen (Buntinx en Gysseling 1965). Deze ligging is ten dele wel door de geografische positie te verklaren. Niet zozeer de betrekkelijk grote afstand t.o.v. het centrale deel van het taalgebied, alswel de ligging nabij het Duitse taalgebied speelt een rol. Invloed uit dit gebied (bijv. via scribenten die uit Duitsland afkomstig waren) of, bij bepaalde taalvormen aansluiting daarbij houdt in dat in het Goederenregister woordvormen werden gebruikt die door geen ander schrijfcentrum gebezigd werden. De afwijking van de Oudenbiezense | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taal hangt verder samen met de aard van de bron: de tekstsoort (een register van renten i.p.v. de bij de andere schrijfcentra overgeleverde oorkonden) brengt een sterkere inbreng van het lokale dialect met zich mee. We zien hetzelfde (behalve bij de hiervoorgenoemde steden Oudenaarde en Antwerpen) in o.m. de Brugse lakenkeuren. Daar weerspiegelt het zich echter niet op het plaatje, aangezien in deze stad ook vele oorkonden geschreven zijn. Het verschil in taalgebruik tussen oorkonden en andere, minder formele teksten komt dus vooral aan het licht als meetpunten waarvan men gelijkluidend regionaal taalgebruik verwacht, zich onderscheiden doordat de overgeleverde documenten geheel of vrijwel geheel tot de ene of tot de andere tekstsoort behoren. Op deze (indirecte) manier blijkt het aangenomen verschil in het dialectische karakter van deze tekstsoortenGa naar voetnoot11 wel degelijk meetbaar. Tussen Brabant en Holland/Utrecht, op dezelfde lijn als andere oostelijke plaatsen, ligt Kleve. De taal van de niet talrijke oorkonden uit dit gebied ligt (wat regionale kenmerken betreft) aan de rand van ons taalgebied, maar begeeft zich er niet ver buiten, wat niet conform onze verwachting is met betrekking tot het dialect van die streek. De taal van deze oorkonden heeft kennelijk toch sterk algemene trekken. Binnen het derde grote cluster kunnen we een onderscheid links-rechts maken, waarbij de rechtergroep Utrecht, Leiden e.o., het Westland en het Hollandse rivierengebied behelst, ten dele oostelijk gelegen meetpunten dus. Links liggen Noord-Holland, Koningsveld, Dordrecht (en de Hollandse grafelijke kanselarij; zie verder), dus westelijke meetpunten. Dat de oorkondentaal van Holland en Utrecht niet sterker verschillen, kan ten dele toegeschreven worden aan de overeenkomst in hun politieke toestand: beide gewesten maakten deel uit van het Duitse rijk, al waren ze in de praktijk zelfstandig, en er was een intensief contact op allerlei gebied. Op de lijn Holland richting West-Vlaanderen, liggen Zeeuws-VlaanderenGa naar voetnoot12 en de Zeeuwse steden, waarbij het geen verwondering wekt dat Zierikzee, immers gelegen in Zeeland-beooster-Schelde, en dus onder Hollands bewind, het Hollandse cluster zeer dicht nadert, en dat ook Voorne, als zetel voor van de burggraaf van Zeeland op die regio georiënteerd, maar politiek Hollands, dicht bij Holland ligt. Hulst en Zeeuws-Vlaanderen karakteriseren hun taal in de figuur als dicht bij het Oostvlaams, met even grote verwantschap met het Zeeuws als met het Westvlaams. Er is in deze contreien ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vrij onverklaarbare plaatsing: die van Ieper, tussen Zeeuws-Vlaanderen en Assenede. Men zou deze stad eerder in de richting van Calais dan in de richting van Zeeland verwachten. Het ontbreken van enkele in Noordwest-Vlaanderen voorkomende exclusivismen, samen met een aantal algemeen voorkomende vormen, heeft deze plaatsing veroorzaakt. De ligging van de zgn. supraregionale kanselarijen moet afzonderlijk beoordeeld worden. Van deze schrijfcentra wordt, zoals hierboven is uiteengezet, een minder dialectisch gekleurd taalgebruik verwacht. Dit zou zich in fig. 1 moeten uiten door een ligging in het centrum, of in elk geval niet in de onmiddellijke nabijheid van de meetpunten die in dezelfde regio als de vestigingsplaatsen van deze kanselarijen liggen. Dit klopt inderdaad in zekere mate voor de kanselarijen van de Vlaamse graaf en de Brabantse hertog: deze liggen allebei ergens tussen hun vestigingsplaats, resp. Gent en Brussel, en het Hollands-Utrechtse cluster, waarbij de Brabantse kanselarij enigszins oostwaarts neigt. Dit kan voor de Vlaamse kanselarij samenhangen met het feit, dat vier van de vijf daar vervaardigde Nederlandstalige oorkonden (men schreef gewoonlijk Frans) betrekking hebben op affaires met de graaf van Holland. Ook voor de helft van de Brabantse hertogelijke documenten geldt Hollandse betrokkenheid. De Hollandse grafelijke kanselarij zelf, tenslotte, onderscheidt zich weinig of niet van de scriptoria in de omtrek. Zij delen blijkbaar een aantal niet in andere gebieden gebruikte taalvormen. ‘Blijkens hun dialectkenmerken zijn de scribenten uit allerlei gewesten in Holland (vooral Zuidholland) en zelfs uit Utrecht herkomstig’, zegt Gysseling (1971: 32) van deze kanselarij. Gezien de grote gelijkenis tussen Holland en Utrecht kan dit waarschijnlijk van meerdere scriptoria uit deze regio's gezegd worden. Uit de onderlinge verwantschapsrelaties (linguïstische afstanden) tussen de meetpunten op fig. 1, blijkt in het algemeen een sterke samenhang met de onderlinge geografische afstanden, zelfs zodanig dat de figuur bij eerste aanblik een kaart lijkt te moeten voorstellen. Deze overeenkomst tussen de taalkundige en de topografische situering, die bovendien op twee dimensies betrekking heeft, is een frappant resultaat van onze analyse. Het voor de hand liggende verband tussen de dialectkleur van de taal en ruimtelijke nabijheid (immers, in het algemeen geldt dat hoe dichterbij een plaats gelegen is, hoe meer het taalgebruik overeen zal komen met het lokale dialect en de schrijftaal van een gegeven plaats, en omgekeerd) blijkt nu ook objectief uit de gegevens van de dertiende-eeuwse ambtelijke taal met al haar beperkingen. Bij de globale overeenkomst zijn de afwijkingen te meer interessant. Een aantal ervan zijn hierboven al genoemd; zij konden meestal verklaard wor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den uit het bijzondere karakter van een lokaal dialect of uit de aard van de bronnen. Enkele punten met betrekking tot de grotere dialectgebieden kunnen hier nog genoemd worden: ten eerste de relatief korte afstand van het Hollands-Utrechtse gebied tot het zuiden (met uitzondering van Oudenbiezen), en daarbij de kortere afstand tussen Holland/Utrecht en Zuid-Brabant, dan tussen dit noordelijke gebied en West-Vlaanderen. Klaarblijkelijk zijn er minder (kust-)verschijnselen die de westelijke regio's binden, dan algemenere verschijnselen, waarin Holland/Utrecht en Zuid-Brabant overeenstemmen. Ten tweede, met betrekking tot de situering op fig. 1 van de plaatsen binnen de Westvlaamse en Zuidbrabantse clusters: de taal van die plaatsen (bijv. van Brugge, Damme en Ter Doest) vertoont sterke overeenkomsten; de kleine afwijkingen van de geografische ligging zou men aan toevalligheden kunnen wijten, hoewel de afwijkende ligging van Brugge binnen het cluster op figuur 1 wel toe te schrijven is aan de dialectismen in o.a. de lakenkeuren. Niet altijd kon voor de discrepanties tussen taalkundige en geografische kaart een bevredigende verklaring gevonden worden: voor het verschil tussen enerzijds Aalst en Dendermonde en anderzijds Ninove werd als deus ex machina de Brabantse herkomst van de klerken uit die plaats ter verklaring aangevoerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 De woorden en woordvormen (kolommen)Fig. 2 maakt ons duidelijk welke woorden en woordvormen gelijkenis vertonen in hun voorkomen in bepaalde meetpunten (dialectgebieden). Elk punt (kruisje) in de figuur stelt een bepaalde variant (klank- of spellingvorm, morfologische of lexicale variant) voor, die ergens in het taalgebied aangetroffen wordt (een volledige opgave wordt in het aanhangsel bij figuur 2 gegeven). Ligt het punt in het centrum van de figuur, dan is dat veelal een algemeen voorkomende variant. Ligt het in een van de hoeken, dan komt die variant alleen daar voor, en onderscheidt zich daarin van de punten in de andere hoeken, die op hun beurt alleen daar voorkomen. Er zijn (alleen al terwille van de kartering) uitsluitend taalvormen onderzocht die potentiële varianten in de meeste of alle regio's hebben. Zo is uitgesloten dat bepaalde regio's zich onderscheiden van andere doordat een bepaald begrip (en dus het woord daarvoor) alleen daarin voorkwam. Meer dan de meetpunten in fig. 1 vormen de punten op deze figuur een continuüm, maar er kunnen eveneens een drietal extreme groepen aangewezen worden: de punten van de driehoek. Het meest afwijkend (de uiterste punt van de hoek rechtsonder) is de o in joor (: jaar) en stroot (: straat) (samengenomen in joor), in het Limburgse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goederenregister van Oudenbiezen. Hierbij sluiten aan gilt (: gelt, 3e pers. sing. pres. van gelden), geit (: gaat, idem bij gaan), wer (: wij), men (: min) en neest (: naast). Afgezien van deze uitloper bestaan de drie hoofdgroepen uit reeksen woorden/woordvormen, waarvan er ter illustratie voor elk 5 worden gegeven en wel de meest extremeGa naar voetnoot13. Een opgave van alle coördinaten met de bijbehorende woorden/woordvormen vindt men in het Aanhangsel.
Deze woordvormen zijn voor het merendeel herkenbaar als de bekende dialectkenmerken van bepaalde gewesten, ten dele betreffen ze minder bekende fenomenen. Ook de specifieke oorkondetaalverschijnselen en spellingeigenaardigheden worden in deze figuur aan elkaar en aan de dialectverschijnselen gekoppeld. De grote middengroep is hier weer interessant: zij bevat vooral algemene kenmerken. Doordat de taalverschijnselen steeds als dichotome variabelen zijn opgevat, bestaan de data per taalverschijnsel doorgaans uit een algemene variant als eerste lid, en uit een dialectische variant als tweede lid (bijv.: af: of (bijw. ‘af’), en af: ave). Deze algemene varianten vullen de ruimte tussen -1 en +1 op beide assen. Het meest centraal (dus algemeen) is sint met gespreide voorvocaal (i of e) (: sunt, met geronde vocaal). sint is in ons oorkondenmateriaal een frequent voorkomend woord, vooral in dateringen. De ligging van elk van de twee onder sint samengenomen vormen is van meer belang; deze is voor de varianten afzonderlijk: sint met i tussen het centrum en de linkerhoek (dus richting West-Vlaanderen), sent juist direct rechts van het centrum, conform de spreiding van deze vorm over het gehele taalgebied, maar met de laagste frequentie in West-Vlaanderen. De tweede taalvorm nabij het nulpunt is om (: um). Verder komen in deze omgeving voor jaar en straat (: joor en stroot (z.b.)), sinksen (: pinksteren), schepenen (plur.) (: schepen). Daaromheen bevindt zich een lange reeks woorden en woordvormen die gemeen hebben dat ze in alle of de meeste regio's te vinden zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve deze algemeen verspreide woordvormen zijn er in het centrum ook die nergens anders voorkomen. Een van deze zeldzame gevallen betreffen kurt (: kort); het is een typisch Oostvlaamse vorm. Oost-Vlaanderen heeft blijkbaar weinig kenmerkende vormen. De door Van Loey II, 125 genoemde au-spelling voor ou (in bijv. vrouw en oud) is wel door ons onderzocht, maar de frequentie was te gering om per woord of groep woorden vastgesteld, en in de analyse opgenomen te worden. Hetzelfde geldt voor de Oostvlaamse rekking van korte vocalen (in bijv. wet en helt (<helft)). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 De relatie tussen meetpunten en taalkenmerken (rijen en kolommen)In het commentaar bij de figuren 1 en 2 is hier en daar al vooruitgelopen op deze paragraaf. Door figuur 1 en 2 met elkaar in verband te brengen kunnen we uitspraken doen over de gebondenheid van de verschillende taalkenmerken aan bepaalde meetpunten, en aangezien de geografische ligging van deze punten bekend is, over de aard van het dialect. Op elkaar gelegd, geven de twee figuren bijv. het volgende beeld: joor/stroot, gilt (3e pers. sing. presens van gelden) zijn Limburgse kenmerken; om omgekeerd: Westvlaamse steden kenmerken zich door woordvormen als ol, de spelling van wij (pers. vnw. 1e pers. plur.) als wie, etc. Behalve dialectkenmerken (die we zo kunnen noemen omdat we bekend zijn met latere fasen van de Nederlandse dialecten) zijn er kenmerken die waarschijnlijk meer aan de lokale/regionale kanselarijtaal gebonden zijn, zoals duizend in Holland en Utrecht, tegenover duizentig in de zuidelijke regio's. Aan de in 3.1 genoemde hoofdgroepen West-Vlaanderen, Holland/Utrecht en Zuid-Brabant kan men de drie in 3.2 opgesomde groepen taalverschijnselen koppelen. Uit de figuren zelf kan men nog niet de conclusie trekken dat het meest algemene Middelnederlands in Oost-Vlaanderen werd geschreven. Dit kan pas als nagegaan is of de woordvormen in het centrum exclusief Oostvlaams zijn of niet; dit laatste bleek meestal het geval. Al in deze vroege fase bevond het Oostvlaams zich blijkbaar in een tussenpositie tussen het Brabants en het Westvlaams; de afstand tot deze twee regio's is op figuur 1 dan ook minder groot dan die tot Holland. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 De lokalisering van teksten met onbekende herkomstDe zeven te lokaliseren teksten kunnen nu hun plaats krijgen tussen de meetpunten, bepaald door hun gelijkenis met de taalkundige kenmerken daarvan (zie fig. 1c). De vier literaire teksten komen volgens verwachting tussen West-Vlaanderen en Zeeland uit. Dit gegeven is een belangrijk uitgangspunt voor een uitvoeriger behandeling van de lokalisering van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maerlant-handschriften. Wegens de complexiteit van deze kwestie (waarvan we één aspect al noemden, zie noot 5) gebeurt dat elders. De drie ongelokaliseerde documenten, die door Gysseling in Middelburg, of algemener in Zeeland waren gesitueerd, blijken inderdaad de meeste gelijkenis met de Zeeuwse meetpunten te vertonen. Zeeland ligt linguïstisch tussen Vlaanderen en Holland in, waarbij Zierikzee duidelijk meer naar Holland neigt en Zuid-Zeeland (w.o. Walcheren met Middelburg) naar Vlaanderen. De taal van de stadskeur, door de Hollandse graaf aan Middelburg verleend (CG-I 12), wijst volgens Gysseling ontegensprekelijk naar Middelburg in plaats van naar Holland. Ons onderzoek bevestigt dat. De oorkonde die uitgaat van een aantal Zeeuwse edelen, waarin zij bijstand beloven aan de graaf van Vlaanderen (CG-I 1183) wordt door Gysseling in Zeeland gelokaliseerd; ook daarmee is de positie in fig. 1c in overeenstemming. De oorkonden CG-I 1790 en 1790a tenslotte (bij Gysseling resp. Zeeland? en Zeeland), zijn van dezelfde hand. Zij betreffen borgstellingen door Zeeuwse edellieden tegenover Jan, graaf van Holland. Gysseling karakteriseert de taal als ‘niet homogeen. Naast overwegend Zeeuwse kenmerken is er ook Westvlaamse (blijkbaar Brugse) inslag.’ Dit nu wordt niet direct door ons onderzoek bevestigd. De aanwezigheid van gemengde taalkenmerken resulteert volgens onze methode in een plaatsbepaling die tussen de uiteenlopende lokaliseringen van die kenmerken inligt. Bij het nagenoeg ontbreken van exclusief-Zeeuwse kenmerken in ons materiaal geldt dit voor alle lokaliseringen in Zeeland, maar voor de laatste in bijzondere mate. Overwegend Zeeuws-Vlaamse en enkele Westvlaame kenmerken (volgens de karakterisering van Gysseling) zou dit meetpunt plaatsen op de lijn tussen Zeeland en Westvlaanderen, en dan dichter bij Zeeland. Het ligt op fig. 1c echter wel bij Zeeland, maar juist meer in Hollandse richting dan de andere twee documenten, conform de Hollandse kenmerken die erin aan te treffen zijn, zoals haar voor heer en de verbinding te jegen (i.p.v. jegen ‘tegen’). Niet-Westvlaamse verschijnselen als het ontbreken van h-procope en -prothese, en vormen als kwamen (i.p.v. het Westvlaamse kamen) zullen bovendien een groter gewicht in de schaal hebben gelegd dan de enkele typisch Westvlaamse. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ConclusieCorrespondentie-analyse heeft op verschillende punten meer inzicht gegeven in de taal van 56 (groepen van) schrijfcentra tijdens de eerste periode dat zij Nederlands schreven. In het algemeen is een analyse die als output een weergave van verwantschapsrelaties als afstanden op een plat vlak biedt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschikt voor dialectonderzoek waarbij geografische afstanden in het geding zijn. Vergelijking met de geografische kaart is dan goed mogelijk. Waar Hoppenbrouwers en Hoppenbrouwers (1988: 54-55; in het vervolg H. & H.) met hun materiaal weinig bevredigende resultaten via deze methode verkregen ten opzichte van andere methodes, leverde zij ons een duidelijk beeld van de onderlinge verwantschap tussen verschillende schrijfcentra met betrekking tot hun schriftelijk taalgebruik, en van woorden en woordvormen met betrekking tot hun geografische distributie. H. & H. hebben om hun doel te verwezenlijken (en hun oogmerken zijn nagenoeg dezelfde als de onze) een aantal keuzes gemaakt, die tot op zekere hoogte arbitrair zijnGa naar voetnoot14. Wij hebben echter één statistische techniek gebruikt die geëigend is voor het door ons onderzochte type gegevens en die recentelijk zeer populair geworden is (zie Greenacre 1984 en Van der Heijden 1987). Wij vinden dat CA gezien kan worden als een verfijning van sommige procedures die voorgesteld zijn door H. & H. De winst van de resultaten wordt niet alleen door de inhoud ervan bepaald, maar vooral door het feit dat ze niet op impressies berusten, maar op harde gegevens. We vatten ze, eveneens per onderzoeksvraag, als volgt globaal samen. 1. Voor het oudste Middelnederlands is uit de taal van gelokaliseerde ambtelijke bronnen een duidelijke indeling in dialectgroepen af te leiden. Daarbij blijkt uit de overeenkomst tussen de taal van de meetpunten, dat geografisch dicht bij elkaar liggende gebieden volgens verwachting ook in hun taal grote gelijkenis vertonen. Figuur 1 lijkt dan ook in sterke mate op de geografische kaart. Voor deze nauwe relatie zijn in dit geval twee achterliggende omstandigheden aan te wijzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten eerste het algemeen bekende gegeven dat dicht bij elkaar liggende plaatsen in het algemeen dialecten hebben die sterk op elkaar lijkenGa naar voetnoot15. Ook voor het dertiende-eeuws geldt dat de dialecten deel uitmaken van een continuüm waarin dialecten en talen min of meer vloeiend in elkaar overlopen. Ten tweede de voor ons type bronnen geldende factor dat dicht bij elkaar liggende plaatsen overeenstemmende, niet direct met het dialect samenhangende, kenmerken hebben in hun oorkondentaal, wat rechtstreeks voortvloeit uit het feit, dat men wegens nauwe politieke en economische banden elkaars documenten las, en wat de diplomatische formuleringen betreft, vaak ook overschreef. Deze aspecten zijn niet geheel los van elkaar te zien: ook de gesproken dialecten ondergaan invloed van de geschreven taal van buitenaf, en ook de typische oorkondentaal bevat dialectelementen. 2. De taalkenmerken uit onze bronnen konden ingedeeld worden in algemeen voorkomende woorden en woordvormen, en vormen die exclusief in een of meer bepaalde gebieden voorkwamen. Deze exclusiviteit had gradaties. Met enige voorzichtigheid zou men de gegevens op fig. 2 kunnen gebruiken om bijv. de homogeniteit van het taalgebruik van (afgeschreven) teksten te meten. 3. Samen leverden 1 en 2 een beeld op van welke taalvormen in de dertiende eeuw kenmerkend bleken voor welk gebied. Een aanvulling, en in sommige opzichten een precizering van de bekende laatste paragrafen in Van Loey (I, § 76-81 en II, § 120-131). 4. De analyse van de teksten met (volgens niet-taalkundige criteria) onbekende herkomst bevestigden in twee gevallen de eerdere lokalisering door Gysseling, in het derde geval was het resultaat enigszins verschillend daarvan. Het voordeel van onze analyse is, dat de resultaten controleerbaar zijn, en dat zeer veel, ook minder opvallende kenmerken meegewogen konden worden. In dit speciale geval is het bovendien een voordeel, dat dertiende-eeuwse teksten gelokaliseerd werden op basis van eveneens dertiende-eeuws taalmateriaal: hierdoor is de invloed van latere verschuivingen van dialectgrenzen uitgeslotenGa naar voetnoot16. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel bij figuur 2: 320 woorden/woordvormen en hun coördinaten. De eerste kolom heeft betrekking op de eerste dimensie (horizontale as); de tweede op de tweede dimensie (vertikale as).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 1a: Taalkundige afstand tussen 56 13e-eeuwse schrijfcentra
Figuur 1b: Indeling 13e-eeuwse schrijfcentra in hoofdgebieden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 1c: Lokalisering ambtelijke en literaire teksten
Figuur 2: Overeenkomst tussen woord(vorm)en m.b.t. plaats van herkomst
|
|