Taal en Tongval. Jaargang 44
(1992)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noël Geirnaert en Marijke Mooijaart
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het overlijden van Gilliodts ging zijn archief over op zijn tweede echtgenote Romanie Vandenbussche. Die legateerde het aan haar neef Jules Costenoble. Bij diens dood in 1978 werd het Archief Gilliodts geërfd door zijn zoon Martin. Deze verkocht in 1979 het grootste deel van het archief aan de stad Brugge. Thans berust het in het Stadsarchief, waar het toegankelijk is via een niet gepubliceerde voorlopige inventarisGa naar voetnoot2. Vóór 1979 was dit archief volslagen onbekend. Het voorlopig inventarisnr. 197 van dit archief behelst een 19de-eeuwse halflinnen band waarin acht originele perkamenten stukken, o.a. zes charters, zijn ingebonden. De stukken zijn gedateerd van 8 mei 1228 tot 10 maart 1540 n.s. De hier gepubliceerde oorkonde is het tweede ingebonden stuk, en het op één na oudste van het Archief Gilliodts. Oorspronkelijk hoort het thuis in het archief van de Brugse Sint-Salvatorskerk. Het is niet duidelijk sinds wanneer het daaruit verdweenGa naar voetnoot3. Het relatief oude stuk maakt deel uit van een omvangrijke serie oorkonden van de schepenen van het Vrije (d.i. het Brugse (Vrije) Ambacht: de kasselrij van het gebied rond Brugge), waarmee het Nederlandstalige Brugse archiefmateriaal opent in de dertiende eeuw. De oudste Nederlandstalige oorkonde van het schepencollege van het Vrije, tevens de oudste uit Brugge, is gedateerd 7 november 1262 (CG-I, doc. nr. 21). Vanaf 21 juli 1263 (doc. nr. 24), is een scribent werkzaam die als de hand van een zevental oorkondenGa naar voetnoot4 is te identificeren: bij de eerste vijf hiervan (1263-1264) zijn deels dezelfde schepenen betrokken als bij de hier uitgegeven oorkondeGa naar voetnoot5. Handschriftvergelijking wijst uit dat de oorkonde uit het Archief Gilliodts, die gedateerd is 21 november 1265 en volgnummer 34aGa naar voetnoot6 zou dragen in het Corpus Gysseling, niet van dezelfde hand is. Wel is er een grote overeenkomst in taal en spelling tussen de twee handen. Net als in vele andere Brugse teksten vinden we er de bekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westvlaamse of algemeen-Vlaamse kenmerken (zie bijv. Van Loey II, 124-125) onder: ambochte, helt ‘helft’, ymete ‘gemeten’ (gemet is een landmaat) en ydaen ‘gedaan’, jof ‘of’, hons ‘ons’, kerka ‘kerk’; naast minder bekende: sinte (i.p.v. sente), zoene ‘zoon’, peneghe ‘penningen’, lichen ‘liggen’. Opvallend is echter de ronding in vormen van al: doen te verstane olledenghenen. Dit Westvlaamse dialectisme is zeker niet algemeen in de Brugse schrijftaal van die tijd: van de ruim honderd door Gysseling geïdentificeerde Brugse klerken schrijven er twaalf de geronde vocaal; en als men de verhouding tot alle Brugse vindplaatsen van al en als berekent, komt men tot een percentage van minder dan 1. In de oorkonden over de periode 1262-1267 onderscheiden de handen van doc. nr. 24 e.v. en die van doc. nr. 34a zich met dit ol dan ook van hun collega's. Dat de ronding van a in al een regressief verschijnsel was, dat waarschijnlijk in de schrijftaal werd onderdrukt, kan ook blijken uit het feit dat de hand van doc. nr. 24 in zijn laatste oorkonde, doc. nr. 104 van 1271, niet ollen maar allen schrijft. Op een ander punt wijkt doc. nr. 34a af van de stukken van de hand van doc. nr. 24. In het adres van de oorkonde wordt dikwijls de frase gebruikt: aan allen die dit sullen sien ende horen lesen; hier weergegeven in de meest logische formulering, met de betekenis: ‘aan allen die dit (deze oorkonde) zullen zien (lezen) en/of horen voorlezen’. Er zijn heel wat variaties mogelijk op deze formule, bijv.: sullen sien of lesen, sullen sien, sullen horen en sien, sullen lesen en horen, sullen sien horen en lesen, sullen sien lesen of horen, sullen sien of horen, sullen horen lesen of sienGa naar voetnoot7; alle te vinden in de eerste tientallen oorkonden (1262-1267) van de schepenen van het Vrije. De hand van 24 schrijft onveranderlijk: sullen horen en sien. De scribent van doc. nr. 34a onderscheidt zich door zijn woordkeus voor ‘zien’; hij schrijft: olledenghenen die deze lettren sullen lesen ende bescowe. Er is tussen alle dertiende-eeuwse stukken maar één andere oorkonde met dit woord: doc. nr. 43, Gent 1266 of 1267: allen die dese lettren sullen bescouwen. Deze oorkonde gaat uit van de abt van Sint-Pieters te Gent, en er zijn slechts Gentse instellingen en personen bij betrokken. Bovendien wordt een andere opvallende eigenaardigheid van de hand van dit stuk, het gebruik van de accutus, niet gedeeld door de scribent van 34a. Eerder dan aan identificatie van de scribenten of wederzijdse invloed tussen de kanselarijen, moet men denken aan de toevallige gelijke keus van een synoniem binnen een diplomatische formule. De vrijheid of de behoefte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hierin te variëren, verdween allengs: in latere Brugse oorkonden vinden we vrijwel steeds: aan allen die dit sullen sien en horen lesen. Bij andere formules zien wij dezelfde groeiende uniformiteit. De vorm van de formule in doc. nr. 34a is dus eerder een dateringskenmerk dan een middel tot lokalisering of handschriftidentificatie.
De nu volgende beschrijving en wijze van transcriptie van de oorkonde is conform die in het CG-I. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34a Brugge
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|