Taal en Tongval. Jaargang 41
(1989)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De waarde van het materiaal-Willems voor fonologisch onderzoek: een proeve
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze bijdrage probeert tot op zekere hoogte een antwoord te geven op de hierboven gestelde vraag, in die zin dat ik hieronder rapporteer over mijn onderzoek naar de fonologische betrouwbaarheid van het MW in het schriftje dat ingevuld is voor het Oostvlaamse dorp Vlierzele (049). Aanvankelijk was ik van plan het schriftje van mijn eigen gemeente Maldegem te onderzoeken, maar om de verdenking van een al te ideale uitgangspositie tegenover het object van onderzoek enigszins weg te nemen heb ik uiteindelijk geopteerd voor een vreemd dialect, waarvan ik het huidige fonologische systeem echter wel passief kenGa naar voetnoot2. Dat het goed was die laatste veiligheid in te bouwen, zal verder in dit verhaal ten overvloede blijken. Het schriftje voor Vlierzele is volledig ingevuld (58 bladen recto + verso) en al bij een eerste oogopslag is duidelijk dat er ook de nodige zorg aan besteed is. Blijkens de voorpagina is het tussen 19 juni 1886 en 18 maart 1887 ingevuld door Constant Verstraeten, geboren in Vlierzele op 5 september 1866 en student in de rechten (aan de K.U. Leuven). Volgens de ‘auteur’ hebben de gegevens betrekking op het dialect van het Dorp en de wijken Dries, Uilebroek en Oordegemse Straat. Hieronder probeer ik de volgende vragen te beantwoorden:
In een laatste puntje (6) proberen we een antwoord te geven op de ‘hamvraag’ of het materiaal ook eventuele klankveranderingen in het Vlierzeels tijdens de laatste eeuw laat vermoeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Hoe SYSTEMATISCH is de lokale uitspraak genoteerd?In dit hoofdstuk gaan we na in welke mate uit de gebruikte spelling het toenmalige Vlierzeelse klanksysteem, partim vocaalsysteem, te achterhalen valt. We doen dit door het huidige vocaalsysteem en de spellingen van de invuller op elkaar te projecteren, waabij we er impliciet van uitgaan (echter enkel als werkhypothese) dat het Vlierzeels in de laatste eeuw geen al te grondige omstructureringen en distributionele herverdelingen gekend heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het huidige Vlierzeels ziet de inventaris van systematisch-fonetische vocalen er als volgt uit:
Allereerst volgen enkele beknopte opmerkingen over de distributie van de vocaalsegmenten, zodat hun status op systematisch-fonologisch vlak duidelijk wordt. 1) De vocaalsegmenten die door geen enkel symbool voorafgegaan worden, hebben een volwaardig distributiepatroon en een rijke lexicale bezetting. In de klassieke structuralistische opvatting zal men ze zondermeer ‘foneemwaarde’ toekennen. 2) De vocaalsegmenten met een asterisk worden o.a. met gemouilleerde clusters gecombineerd. Aangezien mouillering doorgaans gepaard gaat met vernauwing en eventueel verkorting van de voorafgaande vocaal (zie Keymeulen 1983 en De Swaef 1986), zijn deze vocalen in die positie te beschouwen als varianten van andere vocalen:
vgl. oude ĭ: gewoonlijk [ɛ] maar [i] vóór n + t/d en [e] vóór andere gemouilleerde clusters:
oude [u]: gewoonlijk [œ] maar [y] vóór n + t/d en [ø] vóór andere gemouilleerde clusters:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oude ĕ: gewoonlijk [æ] maar [ɛ] vóór gemouilleerde clusters:
oude scherpl. ee: gewoonlijk [i.ə] maar [i] vóór gemouilleerde clusters:
oude scherpl. oo: gewoonlijk [y.ə] maar [y] vóór gemouilleerde clusters:
3) De vocalen met een bolletje (o) hebben, als we abstractie maken van de hierboven besproken mouilleringsgevallen, een complementaire verdeling met hun kort, resp. lang equivalent.
4) De twee vocalen met een kruisje (+) zijn weer netjes complementair verdeeld. Beide gaan terug op oude aa maar vóór alveolaire cons. verschijnt [ʊ.ə] (b.v. [kʊ.əs] = kaas, [ʊ.ənə] = haan) en vóór labiale/velaire cons. [ɔ˫˓:] (b.v. [ɔ˫˓:k] = haak, [rɔ˫˓:p] = raap). Op basis van deze vier distributie-argumenten kunnen we voor het huidige Vlierzeels het volgende systeem van vocaalfonemen voorstellen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder gaan we nu na hoe de systematisch-fonetische vocalen (met hun diverse historische achtergronden en hun variërende fonologische status) prototypischGa naar voetnoot3 in het MW gespeld zijn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vraag is nu of en in welke mate de MW-spelling systematisch is in die zin dat ze de hedendaagse lezer toelaat het (vermoedelijke) systeem van systematisch-fonetische vocalen te achterhalen. Anders gezegd: kunnen we op grond van de prototypische MW-spellingen de diverse syst.-fonet. vocalen afbakenen en van elkaar onderscheiden? Deze vraag is in hoge mate positief te beantwoorden: er zijn tussen de verschillende vocaalsegmenten weinig spellingoverlappingen te constateren. De lezer is dus meestal in staat de fonetisch verschillende vocalen uit elkaar te houden. Toch zijn er enkele (mogelijke) struikelblokken, die ik hieronder opsom. (a) Vocalen die enkel kwantitatief (kort vs. lang) verschillen en in een allofonierelatie tot elkaar staan, worden gelijk gespeld:
Wanneer het verschil tussen v̆ en v̄ echter van systematisch-fonologische aard is, zijn de spellingen wel distinctief:
Hieruit blijkt dat de invuller over intuïtieve foneemkennis beschikte. (b) Ook de puur kwantitatieve opposities (v̆ vs. v̄) van morfonologische aard, d.w.z. de vocaalverkorting vóór bepaalde heteromorfematische clusters, komen niet tot uiting in de spelling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uiteraard dienen we voor (a) en (b) rekening te houden met de mogelijkheid dat het Vlierzeels anno 1887 de vocaalverkortingen in kwestie nog niet kende, maar b.v. voor de morfonologische vocaalverkorting wordt dat heel onwaarschijnlijk in het licht van wat volgt. Bij werkwoorden met [i.ə] of [y.ə] als stamvocaal gaat de vocaalverkorting gepaard met monoftongering (resp. tot [i] en [y]) en dat komt wél tot uiting in de MW-spellingen:
(c) Anderzijds gebruikt de invuller voor [ɛ:] de spellingen ij en ei volgens het etymologische principe oude î=ij en oude ai=ei:
Hier moeten we de ‘auteur’ het voordeel van de twijfel laten want het is niet helemaal uitgesloten dat in het Vlierzeels anno 1887 de twee historische vocalen nog niet samengevallen waren. Toch vermoed ik dat dat wel al gebeurd was. In de richtlijnen was immers gestipuleerd dat elke ei-klank - hoe hij in het AN ook gespeld wordt en wat ook de historische herkomst is - met ei dient te worden weergegeven (zie de bijlage achteraan). Slechts één keer in het hele schriftje suggereert de invuller samenval van ‘ei’ en ‘ij’: op p. 29 verso (nummering door de invuller) ‘transcribeert’ hij rijden en vermijden als rij-en en vermij-en maar onmiddellijk daaronder schrijft hij snei-en (= snijden). In alle geval dateert de samenval van Wgm. ai en î in het Vlierzeels niet van de laatste decennia want al in de Dialectatlas van Zuid-Oost-Vlaanderen (1930) worden beide vocalen(reeksen) door [ɛ.] gerepresenteerd (b.v. [klɛ.n] = klein, [fɛ.n] = fijn).
Globaal echter mogen we concluderen dat de invuller vrij systematisch te werk gegaan is en dat hij de hedendaagse lezer een behoorlijke kijk biedt op het toenmalige Vlierzeelse vocaalsysteem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Hoe CONSEQUENT is de lokale uitspraak genoteerd?In dit hoofdstuk onderzoeken we of de invuller een bepaalde klank(verbinding) steeds op dezelfde manier genoteerd heeft. Ons gebruik van de term ‘prototypische’ spelling in het vorige hoofdstuk suggereerde eigenlijk al een aantal inconsequenties: die worden hieronder bondig besproken. - Met betrekking tot de vocalen valt op dat de invuller aanvankelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(d.w.z. zowat de eerste tien blz.) veel superscripten gebruikte. In overeenstemming met de voorschriften (zie de bijlage achteraan) waren die op de eerste plaats bedoeld om kwantitatieve nuances weer te geven (v̆ diende op een korte uitspraak te wijzen en v̄ op een lange). Onze invuller moet daar echter heel wat last mee gehad hebben, want wellicht heeft hij zich na een paar invulsessies op zoveel inconsequenties betrapt dat hij die ‘diacritische tekens’ dan maar op enkele uitzonderingen na (zie verder) weggelaten heeft. Als voorbeeld nemen we het grafeem ou (= Vlierzeels [ɔ˫˓:] of [ɔ˫˓]). Aanvankelijk probeert hij vermoedelijk de lange en de korte variant uiteen te houden maar al na enkele bladzijden lopen de twee transcripties hopeloos door elkaar:
Vanaf ongeveer de tiende bladzijde blijven alle superscripten bij ou achterwege.
De enige superscripten die consequent tot het einde gebruikt worden, vinden we bij ieë en oô, de prototypische spellingen voor resp. [i.ə] en [y.ə]. Van die twee is de eerste spelling, die in de instructies ook aanbevolen werdGa naar voetnoot6, veruit de meest geslaagde: het trema op de laatste e geeft nl. goed de centrerende diftongering weer. De invuller gebruikt de ieë-spelling dan ook consequent van begin tot einde. Met de weergave van de centrerende diftong, die toen wellicht al [y.ə] was in het Vlierzeels (zie verder hfst. 3), heeft hij heel wat meer moeite gehad. Naast ieë = [i.ə] had men hier een uuë-spelling kunnen verwachten, maar hij gooit het over andere boegen: na enig geëxperimenteer met aô (b.v. klaôster = klooster) op de tweede bladzijde, schakelt hij iets verder op oô over (b.v. knoôp), wat hij op enkele oeë-spellingen na (b.v. appelboeëm) tot het einde volhoudt. Zoals ik in hfst. 3 duidelijk zal maken, lieten de meegegeven instructies hem m.b.t. de weergave van [y.ə] in de steek.
Overigens kan ik bij de vocalen nog maar één (weliswaar begrijpelijke) inconsequentie aanstippen: [ɛ] wordt i geschreven als de vocaal op oude ĭ teruggaat (b.v. kinne, schip) maar ei als hij teruggaat op ĕ vóór een gemouil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leerde cluster (b.v. geweild = geweld, veint = vent). Op zichzelf is die eispelling vrij ‘logisch’: e duidt de fonologische basis aan en i drukt de mouillering uit. Wie hier echter geen voorkennis van het Vlierzeelse vocaalsysteem heeft, zal achter i en ei wellicht meer dan een louter spellingverschil vermoeden.
- Met betrekking tot het consonantisme springen enkele inconsequenties in het oog die overigens niet zoveel interpretatieproblemen meebrengen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier dreigt de onderzoeker zonder voorkennis van het Vlierzeels een onjuist beeld op te vangen omtrent aard en omvang van het mouilleringsverschijnsel.
Op het vlak van een consequente notering van sommige Vlierzeelse klank(verbinding)en laat het MW dus wel het een en ander te wensen over. Tot dezelfde bevinding ben ik ook in andere Willems-schriftjes (Gent, Maldegem en Knesselare) gekomen. De verklaring dient wellicht (vooral) gezocht te worden in de omvang van de vragenlijst. Die was zo lang dat er heel wat ‘noteersessies’ aan te pas gekomen zullen zijn die vaak door lange tussenpauzes gescheiden warenGa naar voetnoot7. Intussen kan de invuller sommige van zijn spellingconventies vergeten zijn. Als tweede belangrijke bron van moeilijkheden kunnen we het toch vrij ingewikkelde systeem van superscripten aanstippen (cf. supra). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Hoe ACCURAAT is de lokale uitspraak weergegeven?Hier proberen we de vraag te beantwoorden in hoeverre de gebruikte spellingen de realisatie van de lokale spraakklanken weergeven/benaderen. Daarbij moeten we er bij voorbaat rekening mee houden dat de invuller slechts de tekens van het gewone alfabet ter beschikking had en bijgevolg in het beste geval slechts bij benadering de exacte fonetisch waarde van de (meeste) spraakklanken kon weergeven. Vooral voor de subtiele nuances bij de vocalen waren de mogelijkheden binnen het gewone alfabet vaak ontoereikend. Daar kwam nog bij dat de invullers zich in grote mate gebonden (en soms wellicht ook eens beperkt) voelden door de instructies van Willems.
Als we het overzicht van de vocaalrealisaties op p. 33-35 even doornemen, kunnen we in het algemeen constateren dat de invuller het - gezien de beperkte middelen - nog niet zo kwaad gedaan heeft. Grafieën als ou (= [ɔ˫c:]/[ɔ˫c]), ieë (= [i.ə]) en oi (=[ʊ.ə]) verraden duidelijk zijn streven om de lokale uitspraak bij benadering weer te geven. Toch slaagt hij daar (uiteraard) maar gedeeltelijk in en meestal is voorkennis van het Vlierzeelse vocaalsysteem onontbeerlijk om de ‘transcripties’ fonetisch juist te interpreteren. Opvallend maar niet zo verwonderlijk is de tendens om zoveel mogelijk de AN-spelling te behouden, ook al zijn er in het Vlierzeels duidelijke fonetische verschillen met de AN-realisatie. Ik illustreer dat op twee punten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de moeilijkheden (en eigenlijk het onvermogen) om puur kwantitatieve vocaalverschillen van allofonische aard ook grafisch weer te geven, heb ik al in hoofdstuk (1.) gewezen. Nochtans boden de instructies van Willems daartoe de mogelijkheid door het gebruik van de superscripten ˘ en ¯ (voor resp. korte en lange vocalen). In hfst. 2 is echter aangetoond hoe de Vlierzeelse invuller al vlug in de knoei raakte met die lengte-aanduiders en ze dan maar liever achterwege liet.
Bij de vocalen heeft de invuller de bal slechts op één punt radicaal verkeerd geslagen, nl. bij de weergave van de Vlierzeelse [y.ə]: naast de ‘experimentele’ (en occasionele) aô (b.v. klaôster), oeë (b.v. appelboeëm) en oei (één keer: koeipman) gebruikt hij doorgaans oô (b.v. broôd, oôge, boôm). Al die spellingen suggereren een velair vocalisme (iets als [u.ə]). Een ogenblik heb ik dan ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat het Vlierzeels anno 1887 de scherplange oo (= [u.ə]) nog niet gepalataliseerd had tot [y.ə], temeer daar Vlierzele naar het oosten toe ook nu nog niet zó ver verwijderd is van het gebied met velair, [u.ə]-achtig vocalisme (zie De Swaef, 1986). In het MW vond ik echter tal van indicaties dat de scherplange oo ook toen al een palataal karakter had: (o) De verkorte variant van oô wordt steeds uu (Vlierzeels [y]) geschreven:
(o) Vlierzeels [gry.ən] = groeien wordt groôn geschreven maar de verkorte vorm is weer (hij) gruut (Vlierzeels ([gryṭ]). (o) Vlierzeels [y.əkən] = jeuken (dat ongetwijfeld al lang palataal vocalisme heeft) wordt eveneens hoôken (sic) geschreven; de verkorte vorm is weer huukt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(o) Scherplange oo vóór j (Vlierzeels [ø:]) wordt systematisch met eu weergegeven (b.v. heu = hooi, pleu = plooi, scheu-en = schooien). Wellicht heeft de Vlierzeelse invuller de [y.ə] niet direct met een AN-klank of met een grafeem uit de instructies kunnen associëren en heeft hij dan maar de traditionele AN-spelling gebruikt met toevoeging van een superscript (om verwarring met de zachtlange oo te vermijden).Ga naar voetnoot9 In het licht van ieë = Vlierz. [i.ə] hadden we hier een uuë-spelling mogen verwachten, maar nergens in de instructies wordt een dergelijke grafie vermeld. Wel vinden we er (cf. de bijlage) oeë als suggestie voor de weergave van ‘de klank der scherplange oo in vele dialecten’ maar Willems had hier ‘een oe klank gevolgd van den naslag van eene doffe e’ (dus iets als [u.ə]) op het oog. Het feit dat de Vlierzeelse invuller die ‘aanbevolen’ spelling maar drie keer gebruikt (op dezelfde blz.) is op zich al een indicatie dat Vlierzele toen geen [u.ə]-uitspraak (meer) had.
Bij de consonanten waren de moeilijkheden veel geringer omdat de Vlierzeelse articulatie meestal bij die van het AN aansluit. Waar dat niet het geval is, komt de invuller ook hier in de problemen (cf. hoofdstuk 2 over de weergave van de mouillering). Beslist eigenaardig is zijn weergave van wat in het huidige Vlierzeels in intervocalische positie als [ŋ] gerealiseerd wordt (b.v. [veŋər] = vinger, [vaŋən] = vangen). Telkens weer schrijft hij een n gevolgd door een streepje: veen-er = vinger, spreen-en = springen, van-en = vangen. Hier vragen we ons af waarom hij niet de AN-spelling ng gebruikte als de Vlierzeelse uitspraak toen ook [ŋ] luidde. De hypotese van een andere uitspraak wordt echter fel afgezwakt door spellingen als hij zeenkt (= zingt): de k fungeert hier m.i. als een verbindingsconsonant tussen de velaire nasaal en tGa naar voetnoot10. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Globaal dienen we m.b.t. de fonetische accuraatheid van het Vlierzeelse MW (en ook voor dat van de andere plaatsen) te concluderen dat de gebruikte spellingen ontoereikend zijn voor een nauwkeurige fonetische interpretatie. Een behoorlijke voorkennis van het huidige fonologische systeem is hier beslist onontbeerlijk. De grafieën bieden vaak interessante indicaties maar er blijven te veel onzekerheden over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. In welke mate komen fonologische ALTERNANTIES/PROCESSEN tot uiting?Net als nu zal het Vlierzeels in 1887 wel een aantal fonologische alternanties gekend hebben. Hiermee bedoelen we systematische veranderingen in de oppervlaktevorm van morfemen naar gelang van de (fonologische) context waarin ze verschijnen. De vraag is nu in hoeverre het MW een kijk biedt op de door ons vermoede alternanties. Hieronder gaan we dat na voor een zevental fonologische processen:
(a) Deletie van d in de gemouilleerde clusters -nd- en -ld- (intervocalisch): wordt doorgaans duidelijk tot uiting gebracht:
(b) Vocaalverkleuring vóór gemouilleerde clusters: komt heel duidelijk tot uiting:
(c) Vocaalverkorting (van puur kwantitatieve aard) vóór bepaalde heteromorfematische clusters: wordt (zoals al in hfst. 1 bleek) niet aangeduid:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(d) Vereenvoudiging van [sχ] (< Wgm. sk) tot s in de auslaut en vóór een obstruent wordt duidelijk tot uiting gebracht:
(e) Deletie van intervocalische (d →) j en w wordt systematisch aangeduid:
(f) Verstemlozing van -d in de auslaut: zoals al in hfst. 2 werd aangetoond, blijkt dat slechts heel sporadisch uit de MW-spelling. (g) Assimilatie van stem wordt zelden of nooit in de MW-spellingen weergegeven:
Deze beperkte selectie maakt duidelijk dat het Vlierzeelse MW op dit punt een heel ongelijkmatige waarde heeft: sommige alternanties worden systematisch in de spelling aangeduid, andere slechts sporadisch en sommige zelfs helemaal niet. Mijn ervaringen op dit vlak met andere MW-schriftjes waren zelden beter en meestal zelfs aanzienlijk slechter. Zo mis ik b.v. in het MW-schriftje voor Maldegem (I 154) elk spoor van de volgende twee belangrijke en karakteristieke overgangen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het Maldegemse schriftje komen de onderliggend-fonologische verschillen doorgaans behoorlijk tot uiting maar op de synchrone alternanties (het effect van realisatieregels) krijgt de onderzoeker helemaal geen kijk. In vergelijking daarmee zijn we nog goed af met het Vlierzeelse schriftje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Wordt er ook lokale fonologische VARIATIE gesuggereerd?Nergens in het MW van Vlierzele vond ik een expliciete verwijzing naar lokale variatie in de uitspraak (b.v. ‘[x] of [y]’). Als sommige woorden op diverse plaatsen in het schriftje op een verschillende wijze gespeld worden (b.v. ure/uure, maan/maân = man, vraa/vraâ = vrouw, buunel/buunjel = bundel, kind/kiend), dan heeft dat m.i. niets met lokale variatie in de uitspraak te maken, maar met inconsistentie in de spellingconventies van de invuller (cf. supra). In dit opzicht is het schriftje van Vlierzele representatief voor het hele MW: slechts zelden worden varianten vermeldGa naar voetnoot12. Dat komt o.a. duidelijk tot uiting op de kaart van de meervoudsvorm van zoon die ik aan de hand van het MW getekend heb (zie Taeldeman 1980: 187): in amper 7 van de 117 onderzochte plaatsen in Antwerpen, Brabant, Oost-, West- en Frans-Vlaanderen werden twee uitgangen (-s en -en) opgegeven. De monolithische kijk op dialecten, die tot voor korte tijd het dialectonderzoek beheerst heeft, was blijkbaar al vanaf het begin aanwezig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Veranderingen in het Vlierzeels tijdens de laatste eeuw?Uiteraard kan deze vraag slechts (positief of negatief) beantwoord worden naarmate we op de vorige vragen een positief antwoord konden geven, d.w.z. naarmate het MW inzake het Vlierzeelse klanksysteem een duidelijke kijk biedt op de toestand anno 1887. Dat laatste is tot op zekere hoogte het geval gebleken; alleen m.b.t. de exacte klankkleur van de (meeste) vocalen (zie hfst. 3) laat het MW de hedendaagse onderzoeker enigszins in het ongewisse. Globaal heb ik de indruk dat er zich weinig of geen verschuivingen m.b.t. de aard van en de verhouding tussen de systematisch-fonetische segmenten hebben voorgedaan (zie vooral hfst. 1). Toch blijven we op dat vlak met enkele twijfels zitten. Zo heb ik op p. 36 mijn vermoeden dat ij (uit wgm. î) en ei (uit wgm. ai) anno 1887 al samengevallen waren in een [ɛ:]-achtige vocaal, moeten baseren op één ‘verschrijving’ van de invuller. Ook mijn argumenta- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tie om de MW-spelling oô (+ var.) al als een [y.ə]-achtige vocaal te interpreteren, heb ik met een ‘wellicht’ moeten afronden. Toch overheerst bij mij de indruk en zelfs de overtuiging dat het klanksysteem van het Vlierzeels tijdens de laatste honderd jaar geen grondige wijzigingen ondergaan heeft. Als ik er het MW-schrift voor Maldegem even bij betrek, neig ik voor het Maldegems tot dezelfde conclusie (hoewel ik hier wat voorzichtiger wil zijn wegens de geringere doorzichtigheid van het MW-materiaal, vooral m.b.t. de aanduiding van synchrone fonologische alternanties, zie hfst. 4). Deze ruwweg negatieve conclusie kan op het eerste gezicht wat verwonderlijk overkomen want doorgaans wordt de 20e eeuw beschouwd als de periode waarin de dialecten veel aan ‘autenticiteit’ ingeboet hebben door invloed van én in de richting van de standaardtaal. Dat laatste is trouwens zowat de teneur van de meeste artikelen in Gerritsen (1979), die vooral over dialectveranderingen in Nederland (periode 18979-1979) handelen. In ons geval gaat het echter om een Vlaams plattelandsdialect en hierop is de druk van het AN nog vrij recent en (voorlopig althans) veel minder sterk. Bovendien betrof onze vergelijking enkel het klanksysteem, waarvan bekend is dat het - gemiddeld - veel beter bestand is tegen externe invloed dan b.v. het lexicon. Ook in de artikelenbundel van Gerritsen (1979) werden de grondigste veranderingen op het vlak van het lexicon geconstateerd en ook in het Vlierzeelse MW-schriftje zijn de lexicale veranderingen makkelijk te ontdekken. In de Vlaamse dialecten lijkt de invloed van de standaardtaal zich op grammaticaal (en dus ook op fonologisch) vlak in een eerste faze vooral negatief geuit te hebben, in die zin dat die dialecten hun eigen dynamiek kwijt geraakt zijn die nodig is om nog omstructureringen vanuit het eigen systeem of door onderlinge beïnvloeding op gang te brengen.
Deze globale indruk van een relatief hoge fonologische stabiliteit van de Vlaamse dialecten tijdens de laatste honderd jaar dient echter wel in twee opzichten gerelativeerd te worden: (o) Hij is gebaseerd op een (fragmentaire) vergelijking van enerzijds het materiaal-Willems en anderzijds het hedendaagse dialect zoals het gesproken wordt door autochtonen voor wie het nog het dagelijkse communicatiemiddel is. Zoals uit recent sociolinguïstisch onderzoek blijkt, is deze groep behoorlijk aan het verminderen: steeds meer Vlamingen spreken in steeds meer omstandigheden AN of (vooral) een tussentaal. Bij die mensen nemen de fonologische interferenties van het AN vanzelfsprekend fel toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een en ander vertaalt zich in een steeds sterkere sociale gelaagdheid van de dialecten. Bovenstaande indruk slaat dan ook (vooral) op de ‘authentiekste’ lagen binnen het huidige dialectgebruik (ook in Vlierzele). (o) Die indruk geldt ook wel in sterkere mate voor plattelandsdialecten dan voor stadsdialecten, die gemiddeld dynamischer zijn en ook sterker aan AN-invloed blootstaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. BesluitOns onderzoek naar de waarde van het Vlierzeelse MW-schriftje voor vergelijkend diachroon fonologisch onderzoek is overwegend positief uitgevallen: het materiaal volstaat kwantitatief en ook kwalitatief ruimschoots om een benaderend beeld op te hangen van het Vlierzeelse klanksysteem anno 1887, op voorwaarde evenwel dat de onderzoeker over voldoende voorkennis van het huidige systeem beschikt. Dat laatste is uiteraard geen onbelangrijke restrictie maar bij monotopisch vergelijkend onderzoek is aan die voorwaarde doorgaans wel voldaan of in alle geval te voldoen. Bij diatopisch/geografisch onderzoek is die voorkennis m.b.t. elke onderzochte plaats meestal niet aanwezig, zodat het lot van de onderzoeker grotendeels in handen komt te liggen van de individuele invullers. In dat verband moet ik er echter op wijzen dat onze positieve bevindingen met het Vlierzeelse materiaal niet zomaar doorgetrokken mogen worden naar alle MW-schriftjes: uit ervaring weet ik dat vele invullers minder zorgzaam en systematisch te werk gegaan zijn en soms ook is het schriftje onvolledig ingevuld. Dat betekent dat de dialectgeograaf zijn materiaal uit de enquête-Willems uiterst zorgzaam zal moeten selecteren en interpreteren. Gelukkig heeft hij dan aan schriftjes als dat van Vlierzele een uiterst waardevolle steun.
R.U. Gent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: Instructies voor de invullersHieronder volgen Willems' instructies voor de invullers zoals ze met de enquêteschriftjes meegestuurd werden. Via Prof. Hoebeke kon ik over de originele Nederlandse tekst beschikken. Overigens verschenen deze instructies (in de Nederlandse, de Duitse en de Franse versie) al in De Ceuleneer (1909). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|