Bladvulling
Jo Daan
Konflikt tussen status en logika?
In 1979 heeft Ludwig Kremer kaartjes gepubliceerd van de woorden voor ‘tuin’ in het oosten van ons land. In 1934 was het meest gebruikte woord voor ‘tuin’, in de zin van omheind stuk grond met bloemen en planten, in Twente en het oosten van de Achterhoek ‘hof’, in 1975 was dit in veel plaatsen verdwenen en vervangen door ‘tuin’. Dus niet ‘toen’ of ‘tuun’, zoals men zou verwachten, maar een onaangepast westelijk ‘tuin’. Volgens het WNT (1912) werd de man die de tuin onderhield, in het Nederlands ‘tuinman’ of ‘tuinbaas’ genoemd, maar ook wel ‘hovenier’. Dat woord zou echter vooral Vlaams-Nederlands zijn geweest. Van Dale 1984 geeft ongeveer dezelfde inhoud als het WNT, maar vermeldt dat de ‘hovenier’ niet in dienstverband kan staan tot de eigenaar van de tuin. In ongeveer 60 jaar is de status van de hovenier dus hoger geworden. Hoveniers zijn zakenmensen die planten kweken en verkopen en die ontwerpen voor tuinaanleg leveren, soms hebben ze tuinlieden in dienst die andermans tuinen verzorgen.
Vroeger hadden Achterhoekers en Twenten ‘hoven’ die door een ‘hovenier’ verzorgd werden, nu hebben ze ‘tuinen’ - geen ‘tunen’ of ‘toenen’ - waarvoor ze hun inkopen doen bij de ‘hovenier’. En ‘tuin’, ook in schriftelijk taalgebruik, neemt toe.
‘Tuin’ oorspronkelijk de omheining, later het omheinde, en ‘hof’ voor het omheinde, hebben vermoedelijk een verschillende regionale verspreiding gehad. In het westen heeft ‘tuin’ het gewonnen, in het oosten bleef ‘hof’ en heeft men het standaard-Nederlandse woord, vooral na de tweede wereldoorlog met huid en haar overgenomen. Zo kan het voorkomen in een plaats als Winterswijk dat iemand daar een ‘toen’ om de ‘tuin’ plaatst. Daarmee kan ik nog vrede hebben. Moeilijker valt dat met het verlies van ‘hof’. Als ‘hof’ was gehandhaafd, zou het met de ‘hovenier’ een statusverhoging hebben kunnen beleven. Maar nu is ‘hof’ dialekt en de ‘hovenier’, de man die zijn naam eraan te danken heeft, verloochent ‘de hof’, zijn vader, verhoogt zijn status en welstand in vergelijking met zijn vroegere kollega, de tuinman, en zijn naam herovert het westen. Ik laat de randstad graag haar ‘tuin’, met een gewone ‘tuinman’ en een ‘hovenier’ als uit de kluiten gewassen zakenman. Maar ik betreur het verdwijnen van ‘hof’ in het oosten. ‘Hof - hovenier’ was een deugdelijk verstandshuwelijk, ‘tuin - hovenier’ een mesalliance, waarbij de oorspronkelijk hoogste in status, de ‘tuin’, door de ander langzamerhand voorbij gestreefd is.
En dan zijn er nog mensen die denken dat taal logisch in elkaar zit.