Taal en Tongval. Jaargang 40
(1988)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 146]
| |
De groetenisse... in Zaamslag
| |
Hoe komen die brieven in het Gemeentearchief terecht?Uit de aanhef en toon is duidelijk dat deze brieven geschreven zijn aan familie en bekenden. Alles wijst erop, dat ze niet naar het gemeentehuis zijn verstuurd, een groot deel van de brieven bevat zelfs nog het volledige huisadres. Nadat de Fransen op 23 oktober 1794 het Land van Axel hadden veroverd, werd dit gebied onder het Franse bestuur gesteld. De Franse wetten, met name | |
[pagina 147]
| |
de Franse legerwet die de opkomst van de militie re gelde, werd hier van kracht. Dit hield in, dat net als in Frankrijk, in de veroverde gebieden, de militieklassen niet ineens werden opgeroepen. De conscrits die al een broer in het leger hadden, werden het laatst opgeroepen. Hiervoor was een certificaat nodig, dat door de militaire overheid van de diendende soldaat werd afgegeven. Was zijn onderdeel op mars, dan kon de soldaat geen certificaat verkrijgen. (Zie regels 80, 119 en 210). Brieven van dienende broers echter vormden ook geldige bewijsstukken met kracht van een certificaat. Dit is wel de reden dat deze brieven in het gemeente-archief terecht zijn gekomen.Ga naar voetnoot1 | |
Weergave van de brievenDe brieven worden integraal uitgegeven. Als de tekst onduidelijk is, of als enige regels ontbreken, is dat aangegeven met teksthaken [.....]. Als er terwille van de duidelijkheid iets is toegevoegd, wordt dat tussen haakjes (.....) gezet. Verder hebben we zelf de zinnen begrensd door punten en hoofdletters te gebruiken. De spelling van de brieven is volledig gevolgd. Hoofdletters die bij sommige woorden onjuist stonden, zijn terwille van de leesbaarheid door een kleine letter vervangen. Verdere taalkundige en stilistische onvolkomenheden zijn niet veranderd, wel zijn terwille van de leesbaarheid, sommige woorden gescheiden of samengevoegd. Verwijzingen naar buitentekstuele gegevens, zoals steden, kledingstukken of personen, hebben we gedaan om een beter tekstbegrip te krijgen.
Zoals eerder gemeld zullen we aspecten van het lokale taalgebruik uit de brieven halen. Allereerst dient een beperking gemaakt te worden: dialect is mondeling taalgebruik en de brieven geven schriftelijke taalvormen weer. Dit betekent dat uit de gesproken taal bepaalde invloeden waarneembaar zijn, maar ook de op school geleerde taal heeft invloed op de jongens gehad. Immers, zij allen, op één na, konden schrijven en lezen, al doet de spelling van Pieter Machielsen in de laatste twee brieven vermoeden dat hij weinig onderwijs heeft genoten. Zijn brief van 12 maart 1811 is, te oordelen naar de stijl, maar ook naar het handschrift, ongetwijfeld door een andere geschreven. Ook de brief van Pieter de Jonge is door een ander geschreven, namelijk door Jannis Elias. Pieter noemt Jannis ‘vriend en cameraad’. Of Jannis ook uit het Land | |
[pagina 148]
| |
van Axel afkomstig is, is niet bekend. Vermoedelijk heeft Pieter de Jonge de brief gedicteerd, dus zullen we de brief met enige reserve behandelen. Het feit dat de schrijver zich aan de ouders van Pieter niet nader bekend maakt kan erop wijzen dat ze elkaar uit Zaamslag kennen of dat de kennismaking al in vroegere brieven had plaats gehad. | |
Datering van de brievenDe laatste twee brieven zijn van de hand van Pieter Machielsen. De inhoud doet vermoeden dat beide brieven kort na elkaar zijn geschreven. De verwijzing in r. 254 naar de geboorte van een zoon wijst in de richting van maart 1811, in die maand schonk Keizerin Marie-Louise het leven aan een zoon. De brieven volgen dan in chronologische volgorde op die van 12 maart 1811 (brief 2). | |
1Departement de/liscou van eekeloo/Katton van axel/Communie Saam/ 2sag maggiel de/depoeter3Mecas neans Den 29 meij 1803 4Département du Mont-Tonnerre/Garde Impérial/het 9 me Regiment 5eerste me Bataillon de me 3 Compagnie/ 6Dat is mijn portret 7Maijence le 8Seer Beminden vader ende moeder suster ende broeders. Ik kan niet u 9laeten weeten als dat ik nog fris en geson ben en als wij in onsen dipo 10gekomen gekomen zijn tot macans daar wij hem ook niet lange zullen 11ouden. Ende maak in mij tog geen verdriet want ik ope dat het al beter 12sal gaan als dat wij zullen dinken en den 25 [.....] zijn wij in macans 13gkomen. Daar hebben wij eenen nagt bij de borgers gelogeer en dan zijn 14wij naar de de kaserremen getroken en daar hebben sij ons gekeed. Wij 15hebben daar gekreden eenen rok en een veeste en een broek en hemd en 16een paar schoenen en een paar getten en eenen seppo en een blonde 17mutsse. En wij hebben ook veel wonderheden op onse reyse gesien. En | |
[pagina 149]
| |
18wij hebben wel veertig uren door de bergen gemaseerd en daar hebben 19wij een koekende fontijne gesien en ik zou het tog niet geloof hebben dat 20dees water zoo neijdig koten. Maar wij hebben daar twee ijers in gekokt. 21En seer beminden vader ende moeder, suster ende broeders en ik hebbe 22ook op mijn baene geen groote wilde gehad en zou ook weel eens 23geernen weeten of dat Jacobus Vermont al tuijsgekomen is of er al jongers van den bos weg zijn want wij sien daar wij komen daar [.....] niet 25jonge mensch [.....]. Doet ook den goeden dag aan mijn ooms en moeen 26tot axel. Aen maese en aen Jan de Jonge aan Willem de Jonge aen aen 27Adieaan den amer. En ik bedanke u voor mijn drinkpennig en ook aan 28pieter dee. Aan de lieffe meijkens van Saemslag en ook den goeden aan 29mijn goede vrienden [.....] en aan al de jongers daar bij gewoon hebbe. 30Monseur Willem de poter. | |
32Monsieur/Levinus machiels Demeurant/a Zaamslag canton/axel 33partement Liscout/par gand a flandre Sito Sito Sito/ lettre presse34Parijs den 12 mert 1811. 35Seer beminde vader en moeder, zusters en broeder. Naa U.E. hertelijk 36gegroet te hebben en kan ik niet manqeren van U.E. te laeten weten als 37dat ik nog in goede gesondheijd ben en ik hop U.E. alsoo te vinden met 38desen mijnen brief. En ik hebbe 28 daegen op de crouten camer geseten 39hebbe en nu ben ik er af en wel genesen. En nu moet ik alle daegen 3 40daegen uren exciceren met de compagnie en ik versoke aen U.E. van 41eenen brief te schrijven naer het nuewe land waer waar ik gewoont 42hebbe. Aen pouwel de vos aen jacobus blick dat ik de complementen 43doen. En als gij mij eenen brief schrijf moet gij hem franqeren en alleen 44schrijven want ik heb moeten 15 stuyver geven van raport en mij dito 45antwoort schrijven. Sio Sito. Waer mede ik blijve U.E. dienstwilligen | |
[pagina 150]
| |
46dienaer en soon peeter machiels. Mijn adres is aen monsieur machiels 47chasseur 12 regamant d-Infanterie leger 5 me batyllon 3 me compagnie 48a la caserne novel france a paris a paris. | |
50Aan Monseiur/Simon Hamelink/demurant Zaamslag/Canton d'Axel 51departement/ de L Escaut/tes presse/Gand.52Op het fregad d 1 februarij 1813. 53Waarde moeder broeders en zusters. Ik vinde mij wederom genoodzaakt 54een letter aan u te schrijven want ik heb uwen brief ontfangen den 28 55Januarij met vele vreugde en blasier. Dog waaren besig met exxeseren 56want ik hadde geen tijd om mijn brief te lesen. Dog ik zijn nog fris en 57gezond en het deed mij groote blijschap dat ik dit van u vernam dat gij 58ook nog alle gezond waaren. Maar broeder gij moet daar zoo zeer niet 59in verwondert zijn waar ik al din tijd vertoeft hebbe wat wij zijn nu over 60de tweehondert euren van gend want wij zijn door vrankerijk hene 61getrokken na brittanje en wij moesten alle dagen maar vijf euren 62maseren en alle veir dagen adden wij een rusdag. En gij zijt verwondert 63hoet ik mij daar bevonden heb en hoe het gaat met ons heten. Maar dat 64ging op de weg nog al redelijk want wij adden daar ons brood en vlees 65en vier fransch stuijvers daags en wij wierden bij de borgers gebbetteerd. 66Maar doen wij op ons schip kwamen troffen wij het maar geheel slegt 67want daar moesten ten eersten paardeboonen heeten maar dat is nu al 68veel gebetert want nu heeten wij geen paardeboonen meer maar nu 69hebben over andere dag een alf pond vlees en s middags hebben dan 70goede soep en savonds hebben herten ofte witte boonensoep en als wij 71s morgens opstaan dan hbben een slok brandewijn met een stuk brood. 72Ziet broeder nu vraagt gij of dat ik al monteringe hebbe maar die hebben 73wij nog neit dog wij zouden se al wel al hebben maar wij dunken nu dat 74wij andere kleeren zullen krijgen en dat wij dan naa het land zullen 75moeten. Dog wij verlangen daar wel om want nog maar een maand op | |
[pagina 151]
| |
76het schip geweest te zijn en wel al twee te veel en broeder gij wou wel 77weten bij welke kennisse ik nog zijn maar ik kan u die alle niet melden 78maar ik ben nog bij david baardeman een livinus van kazand en pieter 79moes en al die met mijn op getrokken zijn. Maar broeder gij schrijft als 80dat ik ten eersten sertesfikasie afstueren zouw maar dat kan ik nog niet 81krijgen wat mijn capitijn en mager geen geven en de ginneraal na parijs 82toe en ik hope dat het zoolang niet meer sal deuren want het ziet er hier 83ook maar gemeen uijt want wij hebben al eens klaar gelegen om naar den 84strijd te trekken. Dog wij zijn niet uijt gevaren maar word her sterk 85gesproken dat wij alle naar Rusland zullen moeten trekken al waar ik 86zeer om verlange want dan dunke ik gou weder te komen dog ik zal daar 87[.....] schrijven maar broeder gij versoekt om mijn adres maar gij moet 88maar schrijven aan monsiuer Jan hamelink a Rade a Brest du a boor le 89fregad de larvense de 85 ekipase le 3 compagni. Hiermede breke ik af. 90Jan hamelink | |
92Dezen Brief te Bezorgen/aan Jacobus de Jonge/tot Zaamslag Canton/ 93van Axel de parte/ment de les cou/a/Zaamslag/sito sito 94Empire Français95Januarij den 4 anno 1813. 96Nieuwejaarswensch aan vader en moeder en zusters en broeders en 97ooms en moejen en goegebekende. Mijn zeer geliefde vader en moeder 98zusters en Broeders en ooms en moejen. Ik wensch uw alle veel zegen 99in het nieuwe jaar en al wat je nodig hebben na ziele en het lichaam en 100veel gezonde daagen in het jaar en ik wensch als dat wij nog eens bij 101elcander mogten zijn gelijk als wij van te vooren waaren. Wensch het 102van het jaar eens mogt gebeuren en ik wensch ook al wat wenschlijk is 103en noë scheij ik uijt van niewejaar te wenschen. Maar vader en moeder 104neemet mijn tog niet kwalijk dat ik zoo weijnig nieuwe jaar wenschen 105want noe zal ik de omstandigheijd eens schrijven van dat ik weer tot 106megchelen ben gekoomen want onze copperaals die hebben noe met het | |
[pagina 152]
| |
107nieuwe jaar gaan tijkenen om naar rusland te gaan om daar te gaan 108vegten maar wij hebben der weijnig zin in. Het is ons te verre en te kout 109maar daar hoort veel van gesprooken om te moeten naar toe trekken. 110Tegen wil en dank zullen wij trekken want het is daar tog niet plazierig 111want het gaat tog al tegen onzen. Daar kunt je wel staat opmaaken. 112Liever dan tog weer naar vlissingen als tog naar rusland. Maar het is te 113hoopen als dat het de heere voor zien zal want zonder hem zal er niets 114gebeuren. De heere is alles magtig. Daar staan ik grust in. Maar vader 115mijn versoek is tog dat je mijn tog eens laat weten of de garde nacieo-116naallen gevraagt zijn en of zij al weg zijn en van hoe veel classie zij 117vraagen want zij spreeken bij ons van den tweeden band en schrijft dan 118tog eens hoe het met mijn broeder willem is want dan moet je ten eersten 119schrijven. Dan zouw ik hem vrij maaken met een sertefichaat zouw ik 120dan ten eersten stieren. Maar vader ik geloof tog niet heeder dat wij 121zullen vertrekken niet voor dat den tweeden ban gevraagd is. Schrijft 122mijn dat tog ten eersten dat ik dat tog eens weeten dan staan ik tog weer 123gerust maar noe ben wij der braaf mede verleegen. Broeder willem mijn 124versoek is tog dat je tog eens wel mogte gedraagen wan neemt tog eens 125een spiegel aan mijn hoe dat tog zitten in het verdriet en daar je nog in 126het land caanan bend buijten wij. Maar vader ik gaan noe eens heijdigen. 127Ik ben nog vris en gezond door Gods goetheijd en ik ben nog al om teven 128vet en ik hoop en ik wensch als dat uwe ook nog gezond zijn. [.....] en 129mijn adres is aan Monsuus Pieter de Jonge garde nacieonaal 6 130Compagnie 72 Coor tot Megchelen in de Cansernen de dragonders. Per | |
[pagina 153]
| |
131order als vriend en cameraad van mijn geschreven Jannis Elias. 132Hiermede blijf ik uw edelwe zoon Pieter de Jonge. | |
134N. Monsieur Jaquis/van de Vrede Zamslag/Canton d'Axel/ 135Departement de/L Escaut.136Actum te metz den 14 maarte anno 1813. 137Eerwaarde noom. Ik gaan u noe een letter schrijvrijven terwijl ik heden 138noog gezond ben en ik hop het met u ook noog soo te vinden wan ik ben 139seer verwonderd hoe met uwe is. En wagt tog niet lange van schrijven 140want ik ben reeds nog maar drij weken weg maar het is mijn allange 141verveld want wij hebben vijftin dagen lang gemachsserd naar metz en 142dar moeten wij hlle dagen echsenen twee huren tevoet en voorder met 143de paarden. Maar wij hebben nog gen herreemoe. Brood hebben wij 144genoeg en zij zeggen dat wij vierenhlve dags sullen trekken en wij 145leggen bij de borgers in de stad. En wij ben uit getrokken vor de 146kurassiers. Ik en franscoij van fraojie en vij uit het land van kadzand. En 147wij hebben viel plasier bij melkaar. Verder kan ik uwe niet schrijven als 148de groetenisse aan vader en moeder zusters en broeders en alle goeie wel 149bekend. Ik ben ook seer beneuwd hoe het met mijn broer is en of hij al 150gezod is. Schrijft dat tog als iy schrijf en hoe het gegaien is met de 151lootingen van de iongers. Daer mee schijde ik met de penne maar niet 152met mijn hart. Verder de groeteniens vader en moeder susters en 153broeders en alle welbekende en ik blijf u ule zoon Jan de Pooter Jan de 154Pooter. Mijn adres is onder de curassiers 1 Regement 4 Compagnie à 155depot à metz. Departement de lamdille. | |
[pagina 154]
| |
156a De Monsier/Abraam dees/a Zaamslag Cadton/van Axel departement/ 157van de lescout/4 arondessement158Monsieur Abraham Dees a Zaamslag. 159Zer waarde vrind. Ik kan niet naalaaten van Ul in paar letters te schrijven 160terwijl ik heeden de gelegenheijd hebt en ook om u heden te laaten 161weeten hoe met mijn gaat want ik dunk dat gij ook al eens neeuwschierig 162zijd want ik ben ook al neeuwscheirig hoe dat in in het land gaats want 163ik hebt reeds al drij brieven geschreven en hebt van uwl nog geen 164antword gehad. Gij kund wel dinken hoe dat ik verlangen om eens van 165uwe te hoeren of dat jij nog leven ofte niet en dit is nu den 4 brief die ik 166schrijf en ik hoop dat gij dezen tweeden brief die [.....] ik schrijf Abram 167Dees in goeie welstand meugd ontfangen wand waare het anders het zou 168mijn van herten leed weezen. En ik laaten u heeden weeten als dat ik nog 169gezond zijn en ik hebt nog geen eerremse wand wij leggen bij de borgers 170en daar hebben wij het zeer goed en ben veranderd van volk. Ik ben nu 171onder de draagonders van de garden. Daar zijn wij onder getrokken den 1726 april en Ok uijt metz getrok naar frankvoit over den rein en van daar 173op Groscarben en daar ben wij den 17 april geherreveerd en daar hebben 174wij gelegen tot den 1 meij. Dan zijn wij naar klijncarben getrokken en 175daar leggen wij nog en daar moeten wij twe keren dags exxeceren en ons 176kleederen hebben wij al bealven ons paarden maar wij verwagten zee 177ensdaags. En als wij die hebben dan moeten wij al gou naar de herremij 178en wij bender maar 25 uren meer vandaan volgens dat zij zeggen. En ik 179hebt geen kennesse meer beij mij als twe uit het land van chdzand. Maar 180wij hebben tog nog al plaijzier bij melkaar. Maar het is tog niet gelijk 181tuijs en paasen is nu gepasseerd en pinsteren is nu wier voor aanden en 182ik hopen dat jij het allen nog in gezondheijd meugd waar het neemen. En 183verder kan ik niet schrijven want ik kan niet al schrijven wat ik gehord 184en gezien hebben. Daar is mijn panpier te klien toe. Van den tijd kan ik 185niet (w)el schrijven als dat seer op wankelen staad. En verder de 186groetenisse aan vader en moeder en zusters en broeders en aan alle mijn | |
[pagina 155]
| |
187vrinden en goeje bekend. Hier meede schij ik met de pen maar niet met 188mijn hart. Hier meede blijvende U.E.D.W. dienaar. Klijn Carben den 5 189meij Jan de Pooter. 1813. En als gij schrijft laat het adres in het frans der 190op zetten. Am monsier de poorter. Dragonders van de garden premier 191regmint. 1 Compagnie a frankvort en verder op klij carben. | |
193a M Monsieur/Jacob van de Vreede/a Zaamslag/Canton van Axel/ 194departement van/de Lescout/a gand195A monsieur Jacob van de Vrede a Zaamslag. 196Zied zeer waarde noom. Ik kan niet naalaten van u heeden een paar 197letters te schrijven terwijl ik heeden noog gezond zijn en ik hoopt van 198uwe ook zulks te hooren want waare het handers het zou mijn van harten 199leedwezen. En ik maar allene meer zijn want ik ben van onder de 200curassier get ken. Ben onder de garden van de dragonders. Het is heel 201schon volk en wij ben uit metz getrokken 6 april en vandaar zijn naar 202meijhns getrokken en van meijhns naar frankvort over den reijn en van 203frankvort naar [.....] Daar leggen wij te horig in en zeggen dat wij daar 204zullen gekleed woorden en paarden zullen krijgen en wij leggen beij de 205borgers in en de moeten ons alles geven heeten en drinken en ik leggen 206allene en ik hebt daar zeer goed. Zo goed of ik tuijs waar en wij zijn niet 207verre van den veijhnd maar ik hebt nog geen slegte moet want tot nog 208fris en gezond ben en ik dinken dat het van den zoomer tog zal gedaan 209want zo kan het niet blijven en daarom hebt ook maar goeie moet. En een 210servekaat voor Arij zal ik afstiren en verder kan ik niet schrijven want 211ik hebt geen tijd. Maar ik zal ook nog schrijven dat ik van huijs nog geen 212tijding gehad hebben. Ik weet niet wat er han mankeert. Noe kan ik geen 213meer krijgen want wij kunnen alle dagen moeten vertrekken (nu). Nu 214schrijf ik de groetenis aan vader en moeder zusters en broeders en alle 215vrinden en goeie welbekend. Hier scheijde ik met de penne maar niet 216met mijn hart. Ik blijve U. l. zoon Jan de pooter. Den 16 april | |
218(adres ontbreekt RW.)219Zeer beminde vader ende moeder zusters ende broeders. Ik kan niet 220nalaten U. l. een paar letters te schrijven terwijl ik heeden nog gezond | |
[pagina 156]
| |
221zijn en ik oopen van uwe ook zulks te horen. Ware anders het zou mijn 222van herten leedwezen. Den 11 junij zijn wij weer vertrokken vier huren 223verder naar altenstad en daar leeggen wij bij de borgers en daar hebben 224wij het zeer goed van heeten en van drinken en hok goeie slaapingen. En 225wij moeten alle dagen nog exxeren te voet en te paarde. Maar ik hebt nog 226geen paard aan mijn zelven en ik mag godt ook nog loven en danken 227omdat ik onder dat volk zijn. Garde imperiale dragons want wij vegter 228niet gou en als wij nog in de slag koomen dan stan wij nog van agter. Het 229ander volk moet al vooroop en ook naar de slag zonder exxeie te leeren. 230Want den 2 meijie zijn der versceijje die van het jaar twalfve opgegaan 231zijn gekwet want toen zijn der vel gekwet en ok door gebleven. Daar zijn 232wel twintig duijzend mannen gekwet. Ik hebt ter verscegje zien passeren 233nog vel Vlamingen, maar ik hebt geen kennisse gevonden en zij praten 234sterk van de vrede, maar ik kan het niet gloven voordat ik heh zien en 235verder kan ik niet schrijven als dat ik uden laaten weeten dat ik nu heeden 236vijf den brief schrijf en hebt nog geen anwort gehed. Ik weed niet waat 237er aan mankerd. Ik kan het adres tog [niet] schrijven, maar nu mag den 238brief dieie schrijf niet gefrankeerd zijn, wand ik denken als dat zij de 239brieven ophuden, want zij zijn tog betald. En doet dat zoo, want ik ben 240zeer beneuw het in land gaat mee het vragen van de iongeers en ok of 241mijn broer Arij nog niet gevragt is, want wij hebben horen zeggen als dat 242zij nog veel joengers gevragt hebben en verder weet ik niet meer als de 243groetenisse aan alle vrinden en goeie welkende. Adu, adu, vader ende 244moeder. Hiermede blijve ik uwe U.E.D. zoon Jan de Pooter. Den 29 245junij. 246Dit is mijn adres en schrijf si to sito
247De monsier de Poorter, garde imrariale, elf 11 de dragondscompagnie
248Altenstaot in der Wetterau beij | |
[pagina 157]
| |
249(adres ontbreekt R.W.) 250Parijs, den eersten hlpril 251Brorder in zuster. 252Ik kan niet nalaten om u eens te srijven. In ik ben nog gezont in jk hopen 253van u zil te hooren vader in mooider. Brooder mijn verzoek is dat gij mijn 254dopzegel in mijn arderstaie zult ligten. Brooder houte bij u. Han hus 255brooder, gij moot niet nabten. Brooder gij mooet mijn niet wedersrijven 256brooder. Ik hb zondag den grooten reuvi gepasser. Het paardevolk was 257ontelbaar in voetvolk was na ver hnt. Den els maar is de konig gin gelgen 258van een jonge zoon. In men mosten allmal naar de kerke gaan. De 259lemnaasie wre groot brooder. Ik blij u d gelfd brooder. Pieter Magelse 260 | |
261Aan Monse/Mons Livinus/Mechielsen woonende/ in de Commune van/ 262Zaamslag Canton de/Axel departement/De Leko/a gend263Paarijs den 15 hprel. 264Zier waarde broder in zuster. 265Jk was zieer verbliijd dat jk u brief onfangen hebt. Broder, gij heb mijn 266gesreven dat gij masiij mijn dopzegel zou krijgen. Broder hout het maar 267[.....] bij u. Han hus, brooder dat zij maar praije van lhport [.....] maar 268hout het maar voor u. Jk bent niet van zien want daar hebt ik voorbelden 269genog van gezin, die niet likker in zien. Jij dooet niet hls Lapport 270grijmmen. Corneles Verleend heb wij naar het 'ospetal gebrog. Zier slig 271met ons vierren. Srijft tog ham zijn broder hen de sanptter in ternuzen | |
[pagina 158]
| |
272dat hij wat gelt stur han de krzermen. Dan zul wij wel bezurgen. Srijf tog 273eens han Hntomess, dat Anthoni Stoffels niet kan begrijpen dat hij geen 274brief krijg. Dat hij ten eersten srijf dat hij wat gelt sturt, want wij lijden 275groten harmooij. Brooder doot de koomplemeniten han hl mijn gode 276vrienden. Srijf tog eens han mijn bas jn het neland Jacobus Blik jn zijn 277vrouw dat hij en brief han u srijf. Srijf tog ten eersten weer terug eij en 278srijf mijn eens ol veel dat mijn brijffen kosten. Zij kasten mijn maar en 279hlve stuffer. 280 | |
281a monsieur/M sr Cornelis Meesen/a Axel/canton idem departement/de 282Lescou/sito sito sito283Florence, den 19 van maerte 1813. 284Zeer beminde moeder, zuster ende broeder. 285Naar ul hertelijks gegroet te hebben kan ik niet manqueren van aen ul te 286laeten weten den staet van mijne goede gezondheijd ende hope van ul het 287zelve ende voorders laete ik ul weten als dat ik ul brief hebbe ontfangen 288van den 20 februij op den 11 maerte ende ik ben weel grootelijks 289verwondert als ik mijnen lesten brief hebt geschreven uyt Livorne 290waerin ik ul. wat geld heb verzogt, het geene gijluiden niet durft 291opzenden om dieswil dat gij ul neent als dat ik niet en ben die ul schrijft. 292Daarom zal ik in mijnen brief die ik zal zenden mijnen naem daer 293opzeten ende voor laete ik ul weten als als dat ik uyt Livorne zijn 294gekoomen om naer Florence te komen ende doet de complementen aen 295gheel de familie en ook van Cornilus Heermon ende zegt als dat hy nog 296altyd in volle gezondheyd is. 297Waer mede ik blijve ul dienaer ende zoon 298Izak Serlippus 299Dat is myn adres 300a monsieur Izak Serlippus, voltiquer dan la 5me bataillon 1me regiment 301Etrange a Florence, departement de Larno |
|