Taal en Tongval. Jaargang 40
(1988)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Amerikaans Nederlands:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles treft de huidige waarnemer vooral hierom, omdat men in het buitenland voor min of meer vergelijkbare onderwerpen wel degelijk belangstelling had. En ik zei het al, áls we dan al iets aan deze onderwerpen deden, dan lieten we het toch vooral over aan, vanuit een neerlandistisch perspectief bezien, betrekkelijke buitenstaanders. Zo was Hesseling - een van de pioniers op het gebied van het Afrikaans en het Negerhollands - geen neerlandicus maar een graecus-byzantinoloog, De Josselin de Jong - een andere pionier op het terrein van het Negerhollands - was van huis uit zelfs geen linguïst maar een antropoloog, terwijl, in een recenter verleden, Valkhoff - degene die na de tweede wereldoorlog steeds weer de aandacht vestigde op het bijzondere karakter van de wordingsgeschiedenis van het Afrikaans - een romanist was.Ga naar voetnoot4 Een in het oog springende categorie van buitenstaanders vormen tenslotte de buitenlanders. Hugo Schuchardt - de geleerde die hét werk over een van de in Suriname gesproken maar niet op het Nederlandse gebaseerde creooltalen, het Saramakaans, schreef (cf. Schuchardt, 1914b) - leverde ook een belangrijke bijdrage aan de studie van het wél met het Nederlands in verband gebrachte Negerhollands (cf. Schuchardt, 1914a) en nog zeer onlangs werd het zgn. Berbice Dutch, een op het Nederlands gebaseerde creooltaal gesproken in het voormalige Brits Guyana, door een niet-Nederlander aan het licht gebracht (cf. Robertson, 1979; en zie nu ook Smith e.a., 1987). Eveneens opmerkelijk in dit verband is het feit dat de enige mij bekende monografie over het Negerhollands die verschenen is na Hesselings Het Negerhollands der Deense Antillen (en De Josselin de Jongs materiaalverzameling uit 1926) van de hand van een buitenlander is, te weten: Anne Graves, The Present State of the Dutch Creole of the Virgin Islands uit 1977 (al is er nu wel Van Diggelen, 1978). Het is duidelijk dat het in de jaren '60 gestarte project ‘Nederlands in de Verenigde Staten’ - d.w.z. het project dat aan Ik was te bissie ten grondslag ligt - een uitzondering vormt op de zojuist geformuleerde regel, zij het een uitzondering die wel heel treffend de regel bevestigt. Het was immers tenminste één van de doelstellingen van dit project om de oudere stadia van de in Nederland gesproken dialecten te achterhalen (cf. Daan, 1987: 10), een bij uitstek niet-exotisch oogmerk. Hoe dit verder ook zij, het door Mevrouw Daan opgezette project valt óók binnen de context van wat ik hier nu maar de neerlandistische exotica heb genoemd, en alleen dit geeft eigenlijk al aan hoe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uniek dit project was en in zekere zin nog steeds is.
Naar mijn mening is het door Mevrouw Daan en de Heer Heikens in de Verenigde Staten verzamelde materiaal ook om andere redenen uniek. In de eerste plaats vanwege het feit dat veel van de door hen geïnterviewden reeds in de jaren '60 een hoge leeftijd bezaten en nu overleden zullen zijn. D.w.z. als we nú naar de Verenigde Staten zouden gaan om opnamen te maken, dan zouden we naar alle waarschijnlijkheid niet meer in staat zijn om het Nederlands van de nog door Mevrouw Daan en de Heer Heikens geïnterviewde generatie te achterhalen. Opmerkelijk aan het taalgebruik van een aantal van de door Mevrouw Daan geïnterviewden is, impressionistisch gesteld, hoe ‘verrassend goed’ veel van hen het Nederlands nog machtig zijn, iets waar ook Mevrouw Daan de aandacht op vestigt (ibid.: bijv. 49, 127 e.v., 139). Deze laatste constatering mag echter niet tot het misverstand leiden als zou het Amerikaans Nederlands niet of nauwelijks van de continentale variëteiten van het Nederlands afwijken. Dit laatste is namelijk geenszins het geval. Op talloze punten verschilt het Amerikaans Nederlands namelijk wel degelijk - en soms zelfs op tamelijk in het oog springende wijze - van het continentale Nederlands en het zijn natuurlijk deze verschillen waaraan het Amerikaans Nederlands zijn specifieke waarde ontleent. Hieronder kom ik op deze verschillen nog terug. Om nu greep te krijgen op de aard en omvang van de afwijkingen in het Amerikaans Nederlands is op het P.J. Meertens-Instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een project gestart met het uiteindelijke doel het ‘materiaal Daan’ in volle omvang in kaart te brengen en te analyseren en het is dit project waar ik in dit verband nader bij wil stilstaan.
Uiteraard ken ik de uitkomsten van dit momenteel lopende onderzoek nog niet, maar mijn oppervlakkige - en bijgevolg nog zeer voorlopige - indruk van het ‘materiaal Daan’ is, dat het, met al z'n tekortkomingen en beperkingen, buitengewoon interessant is en dat het deze gedetailleerde analyse bijgevolg ten volle verdient. Het materiaal levert namelijk illustraties op van ongeveer al de in de literatuur vermelde - en vaak zo weinig in detail bestudeerde! - verschijnselen die geacht worden een rol te spelen bij taalverlies/ taalcontact (zoals analogie, simplificatie, reductie, interferentie). Bijzonder is evenwel dat, alweer naar mijn voorlopige indruk, de mate waarin deze verschijnselen voorkomen veelal zeer beperkt is (bij het doen van deze uitspraak concentreer ik me op de taalsystematische kant van de zaak en ik heb het dus niet over bv. leenwoorden of code-switching). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laat ik dit verduidelijken aan de hand van een voorbeeld dat vaak onder de noemer van ‘analogie/simplificatie’ wordt gerangschikt en dat ook in monolinguale situaties kan worden aangetroffen; over interferentie, dat per definitie alleen in multilinguale situaties optreedt, kom ik hieronder nog te spreken. Een klassiek voorbeeld van een bij taalverlies optredend verschijnsel is de overgang van sterke werkwoorden naar de klasse van het zwakke werkwoordGa naar voetnoot5, resulterend in formaties van het type loop-te i.p.v. liep. Het aan dit verschijnsel ten grondslag liggende proces van overgeneralisatie van het systeem van de - regelmatige - zwakke werkwoorden naar de klasse van - onregelmatige - sterke werkwoorden, vormt een welbekend type morfologische verandering, waarvoor bovendien geldt dat de verschuiving in kwestie rechtstreeks aan een bekende ‘leerstrategie’ kan worden gekoppeld, te weten Slobins ‘avoid exceptions’ (cf. Slobin, 1973: 204-206). Alleen al op grond van deze gegevens kan het geen volslagen verrassing zijn, dat deze overgang - net als in het ‘Nederlands in afbraak’ in Australië (cf. Smit, 1963: 96) - ook in het Amerikaans Nederlands optreedt. Interessant is echter dat deze overgang van sterk naar zwak zich echter slechts zeer sporadisch voordoet, wat impliceert dat er, anders dan bv. in het Afrikaans het geval is, geen sprake is van een algemeen optredend verschijnsel. Zoals bekend, is in het Afrikaans het preteritum volledig verdwenen en is er voorts sprake van een proces dat ‘zur völliger Regulierung bei verbal gebrauchten Partizipien’ heeft geleid (Raidt, 1983: 123), hetgeen impliceert dat er in deze Nederlandse ‘dochtertaal’ geen sterk werkwoord meer over is (cf. Raidt, 1983: 119 e.v. voor details). Op basis van het tot nu toe verzamelde en in kaart gebrachte materiaalGa naar voetnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waag ik het te stellen dat deze verschuiving zich in het Amerikaans Nederlands daarentegen slechts bij ten hoogste een handjevol werkwoorden heeft voltrokken (in het materiaal: lezen, helpen, worden, vragen, (uit)spreken, trekken en kennen/kunnen).Ga naar voetnoot7 D.w.z. ook al zou het hier om een ‘natuurlijke tendens’ gaan waarvan de werking ook in de Nederlandse streektalen waarneembaar is, dan kan de conclusie niet anders luiden, dan dat in het Amerikaans Nederlands van een algemeen toeslaan van deze tendentie in ieder geval geen sprake is.
Het grootste belang van het materiaal is m.i. hierin gelegen dat het ons in staat stelt detail-onderzoek te verrichten op het punt van taalcontact in de meest ruime zin des woords. Ik zou dit willen illustreren aan de hand van de oude - maar wel heel erg weinig specifieke (zie ook noot 9) - vuistregel inzake de beïnvloeding van de ene taal door de andere, te weten de regel die zegt dat de beïnvloeding van de ene taal door de andere juist dáár aangrijpt waar beide talen met elkaar overeenkomen. Een dergelijke vuistregel kan bijvoorbeeld rechtstreeks worden afgeleid uit het door de Praagse School geformuleerde antwoord op vraag 4 van het zesde Internationale Linguïstencongres. Deze vraag luidt: ‘Dans quelles conditions et dans quelles limites peut s'exercer sur le système morphologique d'une langue l'action du système morphologique d'une autre langue? (...)’ (ICL 6, 1949: 303) en het door de Praagse School gegeven antwoord bevat de volgende zinsnede: ‘Un facteur important (...) est l'affinité structurelle des langues en voie de rapprochement. D'autant plus similaires sont les structures, et d'autant plus aisément s'opère en général le processus de rapprochement’ (ICL 6, 1949: 305).Ga naar voetnoot8 Het is niet mijn bedoeling om binnen het bestek van deze bijdrage de zojuist geformuleerde vuistregel in detail ter discussie te stellen. Wel moet mij van het hart dat ik deze regel - zonder te willen stellen dat hij volledig fout is; dat is hij natuurlijk ook weer niet - bepaald niet als probleemloos ervaar. Met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betrekking tot dit laatste volsta ik slechts met te verwijzen naar pagina 1 van Weinreichs fameuze Languages in Contact, waar wordt gesteld dat [t]he greater the difference between the systems, i.e. the more numerous the mutually exclusive forms and patterns in each, the greater is the learning problem and the potential area of interference (Weinreich, 1953: 1) een standpunt dat niet naadloos lijkt aan te sluiten bij de zojuist aangehaalde vuistregel (die Weinreich zelf in een veel beperktere zin hanteert, zie noot 8). Immers, volgens de vuistregel wordt interferentie bevorderd door overeenkomst, terwijl er in het hierboven gegeven citaat uit Weinreich juist vanuit wordt gegaan dat interferentie wordt bevorderd door verschil.Ga naar voetnoot9 Hoe dit alles ook zij, de rationale achter deze vuistregel zal wel hierin gelegen zijn, dat taalsystemen die op bepaalde punten sterk op elkaar lijken, of zelfs met elkaar overeenkomen, blijkbaar moeilijk uit elkaar zijn te houden. Hoe moeten we deze regel interpreteren? Betekent deze regel bijvoorbeeld dat de overeenkomst in flectiesystemen tussen het Engels en het Nederlands - in de indicatief heeft de 3e persoon enkelvoud in beide talen een uitgang, te weten: -s in het Engels (he/she walks) en -t in het Nederlands (hij/zij wandelt) - ertoe zou leiden dat er op dit punt tussen beide talen gemakkelijk interferenties ontstaan, met als mogelijke Amerikaans Nederlandse vormen hij/zij wandels? Het antwoord op deze vraag is tweeledig: enerzijds kan niet worden ontkend dat dergelijke vormen inderdaad voorkomen, anderzijds dient hierbij te worden aangetekend dat dergelijke werkwoordvormen - alweer - uiterst marginaal zijn. Zo zijn me op dit moment slechts de volgende twee gevallen bekend: praats en schrijfs in respectievelijk the way he praats verschillend en me neef always schrijfs terug. D.w.z. van de honderden vormen van de 3e persoon enkelvoud van het presens die het ‘materiaal Daan’ bevat, is er dus bij slechts 2 sprake van het binnendringen van het Engelse flectiesysteem, kwantitatief een ongetwijfeld te verwaarlozen minderheidsgroep. Echter, zelfs deze twee gevallen zijn in zekere zin nog van twijfelachtig allooi wanneer het gaat om rechtstreekse evidentie voor de hier ter discussie staande vuistregel. Werkwoordsvormen op -s zijn namelijk in het Amerikaans Nederlands niet beperkt tot de 3e persoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkelvoud van het presens! Andere personen - zij het even sporadisch - hebben namelijk soms ook een -s uitgang, iets wat natuurlijk onmogelijk als rechtstreekse invloed van het Engels kan worden aangemerkt. In dit verband wijs ik op werks (in: I werks there) waar de vervoeging op -s opduikt bij de 1e persoon enkelvoud van het presens en mogelijkerwijs moet ook bens (in: great grandchildren. Hoe noem je die in Holland? Great..... [.....] Achter-achter? [.....] Ja, dat bens toch, dat, dat is eh...) op soortgelijke wijze worden opgevat, hetgeen zou impliceren dat de vervoeging op -s opduikt in de 3e persoon meervoud. Wat deze laatste vormen illustreren is, dat er op het punt van de werkwoordsvervoeging sprake kan zijn van invloed uit het Engels, en zelfs, zij het volstrekt marginaal, in de vorm van het rechtstreeks ontlenen van een flectiesuffix (een type ontlening dat in Weinreich, 1953: 31 ‘extremely rare’ wordt genoemd).Ga naar voetnoot10 Deze beïnvloeding lijkt echter veel minder gestructureerd te verlopen dan de hierboven weergegeven vuistregel suggereert. Volstrekt incidenteel dringt de -s uit het Engelse verbale stelsel binnen in het Amerikaans Nederlands, maar niet op een manier die de hier ter discussie staande vuistregel voorspelt: deze regel biedt immers geen enkele verklaring voor het binnendringen van de -s bij de 1e persoon enkelvoud en (mogelijk ook) bij de 3e persoon meervoud. De hier behandelde feiten worden nog intrigerender in het licht van het gegeven dat het flectiesysteem van het Amerikaans Nederlands andersoortige veranderingen, en bovendien op veel grotere schaal, heeft ondergaan die weer precies dít als kenmerk hebben dat ze buiten het bereik van de hier aan de orde gestelde vuistregel (lijken te) vallen (cf. Van Marle & Smits, 1988; i.v.). Dit laatste illustreert treffend dat deze vuistregel niet alleen weinig precies is geformuleerd, maar dat ook over het precieze bereik van deze regel heel weinig bekend is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we nu eens een andere overlapping tussen het Nederlands en het Engels nader onder de loupe nemen, te weten de haast klassiek te noemen overeenkomst op het punt van de meervoudssuffixen: zowel het Nederlands als het Engels hebben een meervoud op -s. Het zal duidelijk zijn dat, gegeven onze vuistregel, er ook op het punt van de meervoudsvorming weer sprake is van een te verwachten interferentie. Bovendien, en dit gegeven zou het in werking treden van onze vuistregel aanzienlijk kunnen helpen, zou volgens veel Nederlandse morfologen het meervoud op -s in het Nederlands duidelijk ‘aan de winnende hand’ zijn, hetgeen natuurlijk ten koste gaat van het ‘op z'n retour zijnde’ -en meervoud. M.a.w. het in het Nederlands toch al ‘zwak’ staande -en meervoud zou volgens deze redenering heel gemakkelijk aan het zich steeds verder in het Nederlands binnendringende -s meervoud ten prooi kunnen vallen, hetgeen zou impliceren dat het Amerikaans Engels een markante toename van het -s meervoud bij ‘echt Nederlandse’ woorden te zien zou moeten geven. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: voor zo ver ik dit momenteel kan overzien, vertoont het Amerikaans Nederlands van een dergelijke radicale ontwikkeling geen spoor. Het bovenstaande moet ook weer niet worden misverstaan. Meervoudsvormen op -s als hier bedoeld ontbreken ook weer niet volledig. Waar echter geen sprake van is, is van een algehele verschuiving van oorspronkelijk Nederlandse woorden richting het -s meervoud. Net als bij de hierboven ter sprake gebrachte penetratie van de flectie -s in het verbale systeem, lijkt ook de toename van het -s meervoud bij Nederlandse woorden die van oorsprong pluraliseerden op -en weinig spectaculair. Dit geldt a fortiori voor díe Nederlandse woorden die duidelijk van hun Engelse equivalent verschillen; voor deze laatste categorie woorden geldt dat het binnendringen van het -s meervoud weer ronduit marginaal kan worden genoemd. Meervoudsvormen die deze penetratie van het -s meervoud mogelijkerwijs illustreren, zijn - naast het lacherig geformeerde honds in het dicht tegen een leenvertaling aanliggende hete honds voor ‘hot dogs’ - bijvoorbeeld boerderijs en kerkeraads.Ga naar voetnoot11 D.w.z. ook in dit geval blijft de door de vuistregel ‘voorspelde’ ontwikkeling in het Amerikaanse Nederlands weer grotendeels achterwege. Alweer voorspelt onze vuistregel een ontwikkeling die door het ‘materiaal Daan’ bepaald niet zonder meer bewaarheid wordt. Het ‘zwak staande’ meervoud op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-en wordt in het geheel niet op grote schaal aangetast door het meervoud op -s. Wel zien we dat sommige uit het Engels afkomstige leenwoorden een meervoud op -s hebben - en sommigen zouden waarschijnlijk zeggen: hun meervoud op -s hebben behouden -, maar daarvoor hoeven we de oceaan niet over te steken: in het Standaardnederlands is dit niet anders (cf. het klassieke tram-trams). Van een algehele verschuiving van oorspronkelijk Nederlandse woorden richting het -s meervoud is in het Amerikaans Nederlands echter geen sprake.
Ook nu geldt weer dat het niet-optreden van deze ‘te verwachten’ ontwikkelingen tegen de achtergrond moet worden gezien van andere veranderingen die zich wél hebben voltrokken. M.a.w. het Amerikaans Nederlands wijkt wel degelijk in bepaalde opzichten - en soms ook op tamelijk opvallende wijze - af van de ons tot nu toe bekende variëteiten van het Nederlands. Het wijkt echter alleen anders af dan de theorie dat wil of lijkt te willen. Een mogelijke verklaring hiervoor is - maar op dit moment grenst dit nog aan pure speculatie - dat het ‘Materiaal Daan’ a.h.w. een zeer vroeg stadium van taalverlies representeert. Hoe dit alles ook zij, in de weerbarstigheid van het Amerikaans Nederlands voor de op dit moment bestaande theorieën over taalverlies en taalcontact ligt m.i. het échte belang van het project ‘Nederlands in de Verenigde Staten’ waarvan Mevrouw Daans monografie Ik was te bissie als een eerste algehele afronding kan worden beschouwd (ibid.: 13). Het Amerikaans Nederlands - net als de andere neerlandistische exotica - dient dus niet te worden bestudeerd vanwege het exotische c.q. romantische waas waarmee het is omgeven, maar vanwege het feit dat het, juist vanwege zijn ongewoonheid, licht werpt op aspecten van het verschijnsel taal die anders moeilijk of niet waarneembaar zijn. Tevens illustreert het Amerikaans Nederlands m.i. treffend hoe beperkt ons inzicht in - de taalstructurele aspecten van - taalcontact/taalverlies momenteel nog is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|