Taal en Tongval. Jaargang 40
(1988)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Grasduinend in Jeroom Leuridans ‘Soldatentaal’
| |
[pagina 16]
| |
grondige studie van die mengtaal impliceert dan ook een grondige studie van de ingrediënten ervan. Daarbij komt nog de moeilijkheid dat die soldatentaal razend snel ontstaan is en ook, weer razend snel, nagenoeg helemaal verdwenen is, zonder ooit ter dege opgetekend te zijn. Gevolg daarvan is natuurlijk dat ‘de genesis van een woord, gestaafd door een degelijke geboorteakte meestal onmogelijk op te maken is’Ga naar voetnoot6 en ook dat er ‘gedurige moeilijkheden (zijn) in het retrospectief nazien en aanvullen van de leemten’Ga naar voetnoot7. Niettemin is het toch merkwaardig dat er zoveel uiteenlopende taalaspecten in die relatief korte studie behandeld worden: assimilatie, ellips, eufemisme, litotes, metafoor, metonymie, onomatopee, polysemie, synonymie, taaltaboe, volksetymologie, woordspeling enz. Ik wil hier daarvan enkele typische staaltjes geven, lukraak, te beginnen met een greep uit de talrijke voorbeelden van opzettelijke, humoristisch bedoelde klank- (en begrips-)associatiesGa naar voetnoot8: ‘hazetand’ voor adjudant, ‘kapper’ voor kapiteinGa naar voetnoot9, ‘peerdekop’ voor périscope, ‘velossepeerd’ voor vélocipèdeGa naar voetnoot10, ‘zeepaling’ voor zeppelinGa naar voetnoot11, ‘Geite Park’ voor Hyde ParkGa naar voetnoot12, ‘Generaal Bultinckx’ voor General BuildingsGa naar voetnoot13 enz. Stuk voor stuk getuigen ze van originaliteit en vindingrijkheid. Dat geldt ook voor de humoristische manier waarop men de in de soldatenwereld gebruikelijke afkortingen gereïnterpreteerd heeft. Zo werd V.D.G. (volontaire de guerre) schertsend ‘volontaire de gamelle’, S.M. (service militaire) ‘soldaat zonder munte’, T.S.F. (télégraphe sans fil) ‘triste sans femmes’ en Y.M.C.A. (young men's christian association) ‘(il) y (a) moyen (de) coucher avec’Ga naar voetnoot14. | |
[pagina 17]
| |
En zo zijn we al heel dicht bij de geheimtaal, inz. die van de Vlaamsgezinde soldaten aan het front. Aldus werd ‘vloegen’ gebruikt voor ‘een nachtelijke uittocht om Vlaamsch eisende opschriften te schilderen op muren en loodsen’, terwijl ‘hij heeft onder de wieken van den molen van Alveringhem gestaan’ betekende ‘hij is bij E.H. Verschaeve geweest’Ga naar voetnoot15. Een toppunt van cryptische taal in dit verband vind ik: ‘hij mag in congé niet gaan naar Engeland’, gezegd van iemand die geen Vlaams verstond. Waarom? Omdat hij niet kon zwemmen. En waarom niet? Omdat hij een ‘steen’ was. ‘Steen-(kapper), kei(kop), hardekop’ waren immers scheldwoorden door Vlamingen voor Walen gebruiktGa naar voetnoot16. Fantasie en humor liggen ook aan de basis van vele andere woorden en zegswijzen die bij de frontsoldaten mondgemeen waren. Aldus zei men b.v. i.p.v. ‘hij is weg’: ‘hij is dood van strooi te eten’ of ‘hij is zijn voeten gaan wasschen met blink’ of ‘hij is met den hond naar de smisse’ of ‘hij is versmoord in een bak met nagels’ enz.Ga naar voetnoot17. Voor ‘het onmogelijke doen’ zei men o.m. ‘water knoopen’, ‘blutsen in 't water slaan’, ‘'t plafond van den markt witten’, ‘den sleutel van 't schietplein halen’Ga naar voetnoot18. Eufemistisch zei men i.p.v. ‘stelen’ b.v. ‘koopen met vijf minuten schrik’ of ‘vier soldaten en een korporaal commanderen (d.i. vier vingers en een duim)’Ga naar voetnoot19 en voor ‘sneuvelen’ gebruikte men uitdrukkingen als: ‘in grooten repos gaan’ of ‘naar de zevende divisie gaan’ of ‘een bloemhoveken op zijnen buik krijgen’ of ‘'t houten kruis winnen’Ga naar voetnoot20. Schalks spottend noemde men een magere kanonnier een ‘kanonborstel’Ga naar voetnoot21, de mannen van het luchtafweergeschut ‘luchtschilders’Ga naar voetnoot22 en de officieren ‘goudvinken’Ga naar voetnoot23, terwijl een paar flinke boerendochters uit de polderse broeken, die het tot officierenliefjes gebracht hadden, door de gewone soldaten met minachting ‘broekrozen’Ga naar voetnoot24 genoemd werden. | |
[pagina 18]
| |
Af en toe kon die humor overslaan in ironie, sarcasme of cynisme. Het weinige vet dat die arme piotten bij hun brood kregen noemden ze eufemistisch ‘echte Diksmuidsche natuurboter’, dysfemistisch ‘geweervet’Ga naar voetnoot25. Vulgaire ratten werden tot ‘trancheekonijnen’ gepromoveerdGa naar voetnoot26, ‘'t Oud ijzer zal opslaan’ zegden ze schamper bij de uitdeling van decoraties, aldus onverschillige minachting veinzendGa naar voetnoot27. ‘Als ge uw vader en uw moeder vermoord hebt, zijt ge nog te goed om piot te zijn’ grinnikten ze cynischGa naar voetnoot28. ‘Schaf de gazetten af, betaal de officieren als de soldaten en binnen acht dagen is 't finished met den oorlog’, dat was hun soldatenfilosofieGa naar voetnoot29. Ja, de eenvoudige soldaat heeft zijn mond als ‘derde vuist’ zegt Jeroom Leuridan, de Fransman G. Esnault citerendGa naar voetnoot30. ‘En met dien vuist kon de Vlaamsche soldaat niet aaien maar geweldig bonken ofwel klinkende oorvegen geven’ voegt hij eraan toeGa naar voetnoot31. En dat die taal ruw was, met een overvloed aan krachtwoorden, behoeft geen betoog. Noemden de Fransen onze jongens niet ‘les Godverdom du Roi Albert’Ga naar voetnoot32? Vulgair ruw ook ten slotte (en men vergeve het hun!) was hun taal wanneer ze aan het gekscheren waren over het andere geslacht, dat ze, zinspelend op de schaamspleet, ‘'t gesplette regiment’ noemdenGa naar voetnoot33. Jonge ongerepte meisjes waren dan ‘spanders’, geile deernen ‘rekkers’Ga naar voetnoot34 en wie zwanger was ‘had een jonge piot of sentinelle in haren abri’Ga naar voetnoot35. Met hun ‘verba erotica et sordida’ alleen al zou men bladzijden kunnen vullen. Ofschoon ik de indruk heb dat er van dat alles in de huidige taal heel weinig overgebleven is, blijkt er niettemin toch hier en daar iets beklijfd te zijn. Ik denk hier b.v. aan het woord ‘vaderlandertje’, dat nu met de vermelding Zuidnederlands in Van Dale staat als benaming voor een ‘zakje zand of aarde voor militaire versterkingen of waterstaatswerken’Ga naar voetnoot36. Het klein | |
[pagina 19]
| |
stukje vaderland dat nog overbleef, werd a.h.w. in dergelijke zakjes gestopt. ‘We gaan 't overschot van den Belgiek in zakjes steken’ zei men dan wel eens.Ga naar voetnoot37 Ook de uitdrukking ‘bachten de kupe’, in haar huidige enge geografische betekenis, zou daarvan een voorbeeld kunnen zijn. Volgens de auteur zou ‘bachten de kupe’ vroeger geheel West-Vlaanderen betekend hebben, m.a.w. de hele streek waar men ‘bachten’ zei i.p.v. ‘achter’ in het dialect. Er zou zich tijdens de oorlog een betekenisverenging voorgedaan hebben: ‘bachten de kupe’ werd het onbezette gebied ten westen van IJzer en Ieperlee, ‘in de kupe’ de streek waar de gevechten geleverd werden, onmiddellijk ten oosten van die waterlopen, ‘voor de kupe’ het oostelijk gedeelte van West-Vlaanderen. Vast staat in alle geval dat de uitdrukking (die volgens Jeroom Leuridan in Oostvleteren nog onbekend was vóór 1914) vlug algemeen burgerrecht verkregen heeft, ofschoon zij zich nooit helemaal van een zekere pejoratieve betekenis heeft kunnen ontdoenGa naar voetnoot38. Tot zover dit grasduinen in dat ‘festijn voor de filoloog’, zoals de weinige studies over de Vlaamse soldatentaal in de Eerste Wereldoorlog ooit genoemd werdenGa naar voetnoot39. Die IJzertaal, ‘een wijden akker met tierigen groei van tarwe, onkruid en giftplanten, alles verstreuveld dooreengewassen’ is beslist onze aandacht overwaard, want ‘in den oppersten nood van 't dood gewaande Vlaanderen heeft onze taal toch geleefd, spijts de geweldige onderdrukking, omdat haar drager leefde, leven wilde: het kerngezond Vlaamsch volkskind’Ga naar voetnoot40. Moge mijn publikatie voor anderen een aanloop zijn tot verdere kennismaking met het werk van Jeroom Leuridan en ook, waarom niet, tot een moderne filologische studie over dat verwaarloosde onderwerp. |
|