1. De brief van A. Heeroma aan dr. J.H. Halbertsma.
Molkwerum, 21 Maart 1856.
WelEerw. en Zeer geleerde Heer!
Door het overlijden van een mijner kinderen, en eene naderhand ontstane hevige ziekte mijner vrouw, ben ik verhinderd geworden, zoo spoedig aan uw, voor mij zoo vereerend, verzoek te voldoen, als ik wel wenschte. - In hoe verre, dit mijn werk, uw verlangen kan bevredigen, is moeijelijk door mij te beoordeelen; ik geef de woorden, zoo als dezelve, door Doede Symens Visser, en diens ouders, aan mij zijn opgegeven. - Wat de spelling aangaat, daarin zal wel iets te verbeteren zijn, ik ben te weinig met het taaleigen van het Friesch bekend, om dit zuiver te kunnen doen (verbeterd uit: bepalen). - Wel ben ik in Friesland geboren en opgevoed, maar het dialect, dat men in de plaats mijner geboorte bezigt, verschilt hemelsbreed van het eigenlijke Friesch. Het was daarom, voor mij, eene hoogst moeijelijke taak, om de woorden zoodanig te schrijven, als het behoort. - ik heb nogtans mijn best gedaan en ik hoop dat UEd tevreden zult zijn. - Gaarne had ik er eenige spreekwijzen of buitengewone uitdrukkingen bijgevoegd - zoo als UEd aan het slot van de woordenlijst kunt bemerken, doch daarin heb ik niet kunnen slagen. - Eene menigte woorden waarnaar ik hen vroeg, waren zoo eensluidend met het Friesch, dat ik het nutteloos achtte die er bij te voegen. - en om de waarheid te zeggen, ik geloof ook, dat zij blijde waren toen ik ophield te vragen. - iets wat voor hen ook wel wat lastig was. -
In de hoop dat het geleverde, UEd, tot het doel, dienstbaar kan zijn, noem ik mij met alle hoogachting
WelEerw: zeer geleerde Heer!
Uw WelEerw. onderdanige dienaâr, A. Heeroma KHz