Taal en Tongval. Jaargang 35
(1983)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||
Een morfologisch regiolectisme uit GroningenDeze bijdrage aan het Pée-nummer van Taal en Tongval vindt zijn aanknopingspunt in een taalgebruiksobservatie: de onder (1) gereleveerde vermelding in een officiële lijst van data waarop de gebouwen van de Rijksuniversiteit te Groningen in het jaar 1983 gesloten zullen zijn.
Nu is 28 augustus inderdaad de dag waarop Groningen sinds jaar en dag herdenkt dat het (in 1672) ontzet werd, zoals Leiden op 3 oktober viert dat zijn belegeraars (in 1574) de wijk namen. Het laatstgenoemde ontzet staat bekend als het ontzet van Leiden. Het zou ook Leidens ontzet kunnen heten (en wordt ook wel zo genoemd), met name in geschreven teksten: zoals bekend kan in de Nederlandse schrijftaal in gevallen waarin de nominale kern van een substantiefgroep (NP) een aardrijkskundige eigennaam is behalve een postnominale van-bepaling ook de overeenkomstige prenominale genitief gebruikt worden. De NP met de van-bepaling en de NP met de genitief betekenen hetzelfde, ook uit het oogpunt van ‘bepaaldheid’: net als het ontzet van Leiden is ook Leidens ontzet +definiet. Deze laatste NP ontleent zijn bepaaldheid kennelijk aan het stammorfeem van de genitief: Leiden, als eigennaam q.q. ‘bepaald’. De eigennaams-genitief bestaat in alle gevallen uit de eigennaam in kwestie plus /s/, met dien verstande dat aan namen waarvan /s/ het finale segment is niet nog eens /s/ wordt toegevoegd: de ene /s/ bv. van Goes' (burgemeester) representeert zowel het mede-constituerende segment /s/ van de eigennaam Goes als de genitief-uitgang /s/, in overeenstemming met de regel dat het Nederlands (ook) in zulk soort gevallen degemineert. Dit is een zienswijze die te prefereren is boven die waarin wordt aangenomen dat de woordgroep Goes' burgemeester de onverbogen (ongelede) eigennaam Goes bevat: de (meer) ‘abstracte’ interpretatie van de structuur van Goes' burgemeester is dan de juiste (* juistste). Blijft dus bij genitief-vorming het stam-morfeem volledig intact, anders is dat bij adjectivische afleidingen van toponiemen d.m.v. het | |||
[pagina 91]
| |||
suffix /-s/. Ons beperkend tot toponiemen die eindigen op /ən/Ga naar eind1 constateren we dat bij sommige daarvan het adjectiverende suffix aan de volledige grondvorm wordt gehecht (Leuvens, Larens, Zutfens,...), bij andere echter aan het grondwoord-minus-/ən/: is de genitief bij Leiden uitsluitend Leidens, het adjectief bij dit toponiem is Leids(e)Ga naar eind2. Zo is het ook bij Antwerpen, Mechelen, Nijmegen en... Groningen: een Gronings accent tegenover Groningens burgemeester en derhalve ook Groningens ontzet, voor: ‘het ontzet van Groningen’. In het lijstje van (1) staat evenwel Gronings ontzet. Als we nu aannemen dat dit Gronings i.p.v. Groningens niet op een incidentele verschrijving o.i.d. berust - dit is een alleszins plausibele onderstelling - zou de vraag kunnen zijn: hoe is deze ‘fout’ te verklaren? In het hiernavolgende willen we proberen deze vraag te beantwoorden. Het meest voor de hand ligt misschien in Gronings van (1) het gelijkluidende adjectief te zien, dat, volgens de omschrijving bv. van Van Dale, o.a. ‘van Groningen’ betekent; en dit met destemeer reden als in een in Groningen verschijnend dagblad te lezen valt:
Niettemin levert (2) slechts een schijnargument: in Belgisch voetbalclub nummer één, een ongrammaticale NP overigens als Belgisch adjectief is (o.m. omdat voetbalclub een ‘telbaar’ substantief is en derhalve niet zonder lexicale determinator kan optreden), hebben we te maken met een hypercorrect spellingsgroningisme: de landnaam België luidt in het Gronings ʹɛːlgi (tweelettergrepig), de vernederlandste genitief daarbij is Belgies, dat homofoon is met het adjectief Belgisch en in (2) hypercorrect (Belgies is een niet-erkende spelling van ʹbɛlgis) ook als het adjectief gespéld is. Bij nader inzien is de opvatting dat Gronings in (1) het adjectief Gronings zou zijn echter niet te handhaven. De reden is niet dat de woordgroep Gronings ontzet net als Belgisch voetbalclub als zodanig een ongrammaticale NP vormt: ontzet is een onzijdig znw. en kan derhalve worden voorafgegaan door de onverbogen vorm van een (verbuigbaar) adjectief wanneer de NP in kwestie ‘onbepaald’ is. Aangezien ontzet ‘ontelbaar’ is (* ontzetten) is zijn onbepaalde determinator /ø/ m.a.w. Gronings ontzet is een correcte NP, evengoed als bv. Gronings amusementGa naar eind4. Tegen de opvatting van Gronings in (1) als adjectief verzet zich echter de betekenis van Gronings ontzet, in tweeërlei opzicht: in de eerste plaats is het niet mogelijk het ontzet van een stad d.m.v. het | |||
[pagina 92]
| |||
bij de naam van die stad gevormde adjectief op -s te ‘localiseren’ i.p.v. met de genitief van die naam, die het direct object bij het deverbatieve substantief ontzet specificeert. Stel dat ook de bevrijding van Groningen in 1945 tot de instelling van een overeenkomstige herdenkingsdag had geleid (wat niet het geval is), dan zou de desbetreffende sluitingsdatum in het lijstje van (1) stellig niet als (3) geafficheerd zijn.
In de tweede plaats - en dat is een kwestie niet van lexicale maar van grammaticale betekenis - is de determinatie van de NP Gronings ontzet ‘onbepaald’ (eventueel categoriaal/generisch), terwijl het in (1) uiteraard om het ene, ‘bepaalde’ ontzet van Groningen gaat, nl. dat van 28 augustus 1672. Als het in (1) gebruikte woord Gronings nu dan niet het gelijkluidende adjectief is, wat is het dán, d.w.z. uit welke elementen bestaat de NP Gronings ontzet in (1) dan wél? Het antwoord op die vraag kan het eindpunt zijn van de volgende gedachtengang, gericht op verschijnselen die zich voordoen in taalgebruikssituaties waarin een endogeen taalsysteem (het Gronings, een Gronings regiolect) en een exogeen taalsysteem (de Nederlandse cultuurtaal, het ABN) interfereren. Welnu, de plaats- en provincienaam Groningen luidt in het Gronings Grunnen grʌṇ. De relatie tussen Groningen en Grunnen is in zoverre niet ‘klankwettig’ dat aan Groningen in het Gronings Grunnegen grʌnəgən zou beantwoorden, aangezien het ‘achtervoegsel’ -ing gevolgd door een sjwa, in dit dialect door əgə wordt gerepresenteerd: ndl. Groninger is gron. Grunneger (subst. en adj.), in het regiolect vaak ‘vernederlandst’ tot Groneger (gro▴nəgər), evenals bv. Groningen tot Gronegen, Appingedam tot Appegedam, e.d. Wordt -ing evenwel niet gevolgd door een lettergreep (met sjwa) dan correspondeert hiermee in het Gronings regelmatig /ṇ/ in woorden als ketten kɛtṇ ‘ketting’, heren heːrṇ ‘haring’, verdaipen vərdaipm̥ ‘verdieping’, enz. Met andere woorden: aan Grunnen ‘Groningen’ zou volgens deze corresponentie in het Nederlands Groning kunnen beantwoordenGa naar eind5, anders gezegd: vernederlandsing van Grunnen zou tot Groning kunnen leiden, met als genitief Gronings, zoáls bv. in Gronings ontzet in (1). Deze conclusie is echter iets te snel getrokken. De kwestie is dat in het Gronings genitieven van toponiemen ontbreken. Ook genitieven van persoonsnamen zijn niet erg gebruikelijk maar bestaanbaar, zij het wel met name in min of meer stereotiepe verbindingen (Moeke's jonkje e.d.); maar het is volstrekt uitgesloten bv. de gemeenteraad van Groningen als Grunnens gemainteroad aan te | |||
[pagina 93]
| |||
duiden; de enige constructie die in aanmerking komt is (de) gemainteroad van Grunnen. Met andere woorden: Gronings ontzet kan niet zonder meer als vernederlandsing van Grunnens ontzet worden aangemerkt: een genitief Grunnens bestaat in het Gronings nietGa naar eind6. Dit houdt in dat we ons het totstandkomen van Gronings ontzet in (1) als volgt moeten voorstellen. Grunnen wordt vernederlandst tot Groning en dit Groning wordt ‘vervolgens’, in overeenstemming met morfologische regels van het Néderlands, ‘in de genitief gezet’, d.i. verbogen tot Gronings. Aan een dergelijke totstandkoming van Gronings ontzet zal wellicht hebben meegewerkt de omstandigheid dat het abstracte substantief ontzet van de woordenschat van het Gronings geen deel uitmaakt. In elk geval moet worden vastgesteld dat de transpositie van Grunnen tot Groning plaats heeft ‘in’ de exogene genitief Gronings: als de equivalente constructie met de postnominale van-bepaling gekozen zou zijn zou van Grunnen niet tot (het ontzet) van Groning geleid hebben: een Groninger weet uiteraard dat de naam van zijn provincie en haar hoofdstad Groningen isGa naar eind7 en hij zal zijn endogene Grunnen in welke context verder ook niet tot Groning vernederlandsen. Waarom dan wél in die van ‘Groningens ontzet’? Dat zal er toch wel mee te maken hebben dat de positie van de genitief vóór het substantief ook die van het adjectief is, met name in de ‘bepaalde’ NP het Groningse ontzet, ondanks het feit dat een ‘genitivische’ betekenis als 't adj. Gronings hierin heeft, aan een -s-adjectief feitelijk niet toekomt: ook de Groningse bevrijding is geen mogelijk alternatief van de bevrijding van Groningen of Groningens bevrijding. Hoewel Gronings in het syntagma Gronings ontzet ook om die reden niet als het adjectief Gronings kan worden geïdentificeerd speelt het paradigmatisch misschien toch deze ‘katalyserende’ rol. Daarbij moet bedacht dat het -s-adjectief als zodanig ook exogeen is: de endogene pendant is Groninger, bv. in de krantekop van (4):
waarin Groninger wel ‘genitivische’ betekenis heeft maar zonder dat er sprake is van een objectsrelatie als in * de Groninger bevrijding. De twee genoemde exogene factoren: de genitief Groningens en de adjectivische -s-formatie Gronings hebben Gronings ontzet gegenereerd en in het lijstje van (1) tot op de dag van vandaag in stand gehouden.
20 december 1982 A. Sassen. |
|