Godweet, wieweet + vragend woord of vragende woordgroep.
De adverbia godweet, wieweet worden vaak gebruikt voor een vragend(e) woord(groep) en voegen er een nuance van twijfel, van (totale) onzekerheid aan toe. Ze maken van de vragende zin een uitroepende zin. Mogelijke bijgedachten hangen van de spreeksituatie af. Enkele voorbeelden.
‘Wieweet (godweet) waar zit onze Jan nu!’ (= Ik heb er geen flauw idee van; er zijn zoveel plaatsen waar hij kan zitten! - Mogelijke bijgedachte: het kan zeer ver zijn! - op een minder aangename plaats!).
‘Wieweet (godweet) waarvoor (waarom) is hij weggegaan!’ (= Er kunnen allerlei redenen zijn; we hebben er het raden naar! - Mogelijke bijgedachte: hij heeft misschien iets uitgespookt!).
‘Wieweet (godweet) wanneer komt hij terug!’ (= Ik weet volstrekt niet of het nog lange of korte tijd zal duren! - Mogelijke bijgedachte: het kan nog lang duren!).
‘Godweet wie heeft dat gedaan!’ (= Ik weet het in het geheel niet, zovelen kunnen het gedaan hebben!).
‘Wieweet (godweet) hoe diep is die vijver!’ (= Ik weet het niet, maar hij kan diep zijn en dus gevaarlijk bij het zwemmen!). - Vgl. ‘Wieweet hoe ondiep is die vijver!’ (= Ik vrees dat hij ondiep is en dus gevaarlijk bij het duiken!’.
‘Wieweet (godweet) hoeveel van de soldaten komen er nooit meer terug!’ - (= Misschien zullen er velen sneuvelen!).
‘Wieweet (godweet) wat voor een boek is hij aan het lezen!’ (= Ik weet het niet, vraag het me af. - Mogelijke bijgedachte hangt af van de spreeksituatie).
‘Godweet (wieweet) met welke van haar vroegere vrijers zal ze trouwen! (= Ik weet het niet; er zijn zovele mogelijkheden!).
Bij het herlezen van deze reeks voorbeelden stel ik vast dat overal niet kan ingelast worden, zonder dat de betekenis verandert, b.v. ‘Wieweet (godweet) waar zit onze Jan nu niet! - Wieweet (godweet) hoe diep is die vijver niet!’. Uitzondering: als er reeds een ontkennend woord aanwezig is, zoals in de zin met nooit. - Ik geloof echter dat dit niet meestal niet optreedt. - Ik vind het niet-veranderen van betekenis merkwaardig, omdat we in het eerste deel van dit opstel noteerden dat de negatieve vorm op een positieve veronderstelling wees, de positieve vorm op een negatieve veronderstelling.
J.L. Pauwels.