Dij troefboer was zienent
Een herfstvakantieherinnering. Niet belangrijk, maar toch wel amusant. Een gezellig café in een Limburgs stadje. Aan een ronde tafel een zestal Limburgers. Aan een tafeltje voor twee een Groninger en wij.
Groningers zowel als Limburgers spreken Nederlands, maar de Groningers spreken onze taal met een heel ander accent dan de Limburgers. Dit verschil in accent leidde tot een aardig incidentje.
De Groninger vroeg iets aan de Limburgers. De Limburgers begonnen hem toen een beetje te plagen met zijn Gronings accent. De Groninger zei, dat hij het Limburgs accent niet kon bewonderen.
De Limburgers bestelden nog een glaasje bier en namen vervolgens de Groninger scherper onder vuur. U weet hoe dat kan gaan: het ene woord haalt het andere uit.
Na een minuut of tien vond de Groninger, dat het geplaag lang genoeg had geduurd. Hij besloot met zwaarder geschut te schieten.
‘Kijk eens, beste mensen’, zei hij zo ongeveer, ‘als ik zoals nu weer vanavond een groepje Limburgers bij elkaar zie, denk ik altijd: net een spel ouderwetse speelkaarten ... en weet u waarom? Het is zo moeilijk om de heren van de boeren te onderscheiden!’
Even bleef het stil aan de Limburgse tafel. Toen lachten de Limburgers. En zij bestelden acht glazen bier. De avond werd verder met zijn achten aan de ronde tafel gezellig doorgebracht. En de vriendschap over de provinciegrenzen heen was troef.
(Ontleend aan de Winschoter Courant, 12 december 1970)