Taal en Tongval. Jaargang 23
(1971)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |||||||||||
Darp - derp - dorpKort geleden heeft Willem Pée in de feestbundel voor Meertens, dat wil dus zeggen in Naamkunde II (1970) blz. 41, vnl. steunend op materiaal van de Reeks Nederlandse Dialektatlassen en wel op de vraag daarin naar de lokale dialectverschillen, een verhandeling geschreven over De benamingen van de gemeentekom in de Zuidnederlandse dialecten, een studie waarbij o.m. de benaming dorp naar voren komt. Varianten van het type derp of darp vermeldt hij niet. Hij onthoudt zich daar trouwens van fonetische problemen. Ik ben echter al geruime tijd geboeid geweest door het feit dat in een groot gedeelte van ons taalgebied niet dorp, maar darp of derp gezegd wordt en ik heb het de moeite waard geacht, in dit verband een kaart te tekenen.
Voor deze kaart heb ik het volgende materiaal gebruikt:
Het door Pée voor zijn artikel benut materiaal bracht ik in eerste instantie niet in kaart om het onderscheid eigennaam-soortnaam duidelijk te houden. Trouwens op mijn kaart beperkte ik mij tot de tiepen die enigszins etymologisch met darp in verband zouden kunnen worden gebracht; ik zeg hier uitdrukkelijk: darp, omdat het mij eigenlijk om de vormen van het type darp (en derp) te doen was.
Voor de interpretatie van deze kaart zal het allereerst noodzakelijk zijn kennis te nemen van wat Foerste met betrekking tot het woord | |||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||
dorp geschreven heeft. Men vergelijke W. Foerste, Zur Geschichte des Wortes Dorf, Studium Generale Jhrg. 16 (1963) 422-433. Alle gegevens die zich op onze (verzamel)kaart bevinden, betreffen de betekenis: plattelandsgemeente, zoals die algemeen in het ABN fungeert. Dit is echter stellig niet de oudste betekenis geweest. Blijkens een blijkbaar aan het Frankisch ontleend frans leenwoord troupe en het in de Lex Alamannorum cap. 73 voorkomend troppo de iumentis moet er een oud throp- = kudde bestaan hebben. Foerste wijst dan verder op oudijslands thorp ‘schare’ en concludeert uit no. torp ‘ingeperkte kudde’ tot een oorspronkelijke betekenis ‘omheinde plaats’. Uit deze betekenis kon ontstaan die van ‘plattelandsgemeente’, maar evenzeer die van ‘omheinde hof’, die van ‘woerd’ en die van ‘akkerland’. | |||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||
De betekenis van ‘omheinde hof’ is stellig ook Frankisch geweest. De Lex Salica bv. sprak van turpefalthio ‘Hofüberfall’. Daarnaast was die betekenis oudwestfaals. Veel namen als Westendarp, Middendorp enz. slaan op hoven waar nooit van een dorp sprake is geweest. De betekenis ‘woerd’ was eigen aan het oudfries therp (thans terp). Over de betekenis ‘akkerland’ kom ik nog te spreken.
Wij zullen in dit artikel de termen loug, plaatse, prochie en bûrren, die ook uit ons materiaal te voorschijn kwamen, terzijde laten en ons beperken tot darp en de etymologisch ermee verwante vormen.
Een eerste groep hiervan wordt gekenmerkt door achtermond-vocalisme: dorp, dōrp, doorp, dourp. Nauw verwant hiermee is de vorm dwarp, die door een (Friese) breking ontstaan is. Dan komen de vormen met geronde palatale vocaal: dorp, deurp, dörp, dȫrp, dūrp, vervolgens die met niet geronde palatale vocaal: derp, daerp, dērp, djerp en tenslotte die met a of aa: darp, daarp.
Dat de vormen met geronde palatale vocaal door palatalisering onder invloed van de rp ontstaan zijn, lijdt wel geen twijfel. Wat echter de groep met niet geronde palatale vocaal betreft, bij deze moet stellig aan tweeërlei oorsprong gedacht worden. Van de ten zuiden van de rijksgrens voorkomende vormen met niet geronde palatale vocaal meen ik dat ze zonder meer als ontrondingen uit geronde palatale vocalen beschouwd moeten worden. Al de betrokken opgaven toch liggen in of vlak bij de ontrondingsgebieden zoals die door V. Verstegen in H.C.T.D. 15, kaart tegenover blz. 304, in kaart zijn gebracht. Ook de Zuidlimburgse opgave sluit daar wel bij aan. De vorm uit I 160 Bassevelde zal eveneens op deze wijze verklaard moeten worden. De nabijgelegen plaatsen Kleit en Maldegem ontronden nl. ook, en ook in dit woordGa naar voetnoot1. Speciale aandacht echter vraagt de vorm in K 209 Sint-Lenaarts. In Ts 79, 87 heb ik voor Brabant en de Kempen meerdere gevallen van ontronding van de palatale representant in de verbinding die aan AB o + r + cons. beantwoordt aangetroffen. Het kan dus ook hier wel een ontronding zijn. Ook de beide aan de Noordhollandse kust verschijnende derp-opgaven (nl. in Vlieland en Egmond aan Zee) moeten als ontrondingen van drup | |||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||
opgevat worden. Voor Egmond aan Zee wordt dat uitdrukkelijk bewezen door K. Heeroma, Hollandse Dialektstudies 1935 blz. 49, die ook op kɛrəf ‘korf’, zɛrəgə ‘zorgen’ en bɛrəgə ‘borgen’ wijst. Voor Vlieland zie men o.a. A. Weijnen, Ned. Dialectkunde2 par. 65. Wel is het merkwaardig dat M. Schønfeld NTg. 31 (1937) 180 een vorm Pildrep uit de Fontes Egmundenses vermeldt. Bijzondere aandacht vraagt nog een darp-opgave voor P 145 Tienen. Wanneer wij de gegevens voor deze plaats in de Reeks Nederlandse Dialektatlassen bestuderen, constateren wij dat in verschillende woorden a of a voor Ned. ɛ verschijnt, zo bv. in aləpən ‘helpen’, daləft ‘de helft’ tfalt ‘het veld’, upafə ‘opheffen’, iχ am ‘ik heb’ enz. Dat doet ons reeds vermoeden dat darp in Tienen ontwikkeling uit derp zou kunnen betekenen. Maar ook voor ʌ en ɔ vinden we soms een a: plakə ‘plukken’ en dast ‘dorst’, kast ‘korst’, sχatəʀ ‘schutter’, valən ‘vullen’. Dit gecombineerd met het vorige doet de a er ook als het eindontwikkelingsproduct van de ontronding beschouwen. De vorm kaʀəfkə ‘korfje’ (zin 82) ontneemt tenslotte de laatste twijfel aan de identiciteit van Tienens darp en ABN dorp. Totaal anders echter moet het grote darp + derp-gebied beoordeeld worden dat zich over Midden- en Zuid-Drente, Overijsel, Gelderland, Utrecht, Het Gooi en aangrenzende gebieden in N.-Limburg en Noord-Brabant uitstrekt. Ogenblikkelijk rijst hier de vraag of we van een a- of een e- vocalisme moeten uitgaan. In dit verband is het noodzakelijk eerst naar het vocalisme in het oud-germaans te zien. Naast overheersende ǒ, (ags. đorp, os thorpGa naar voetnoot1, ohd dorf, got þaurp, ono þorp) vindt men in het os. (naast thorp) tharp en in het ofr. therp.
Theoretisch zou men deze darp- en derp-vormen alle op een vorm met e-vocalisme kunnen herleiden. De door ons op grond van het door Te Winkel verzamelde materiaal getekende kaart van ‘werk’, met oude e, vertoont imers binnen het bedoelde gebied vrijwel dezelfde verhouding tussen de a- en e-vormen als de kaart van ‘dorp’. Maar dat kunnen we ook zeggen van de kaart ‘arm’, die ik eveneens op grond van het materiaal Te Winkel getekend heb. Het lijkt mij trouwens dat het os. tharp het best uit a-vocalisme te verklaren is. Het os. toch vertoont bij oude a + r + niet-dentaal eveneens a in stark, maar bij oude e in deze positie slechts e: bergan, sterban, werc, berg. Moeten we nu ofri. therp dan weer | |||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||
wèl als de voortzetting van een vorm niet oude e verklaren? Ik neem met Franck-Van Wijk liever ook hier ontwikkeling uit *þarp- aan. Als parallellen kan ik wijzen op ofri. erm ‘arm’ znw. en ofri. erm ‘arm’ bnw. Thans kennen Groningen noch Friesland darp- of derp-opgaven. Ik meen echter te mogen veronderstellen dat de typen durp en dwarp aldaar secundair zijn. Zeker geldt dit voor Fries dwarp. De anlautende d is geen normale Friese ontwikkeling uit þ in þarpa- of þerpa-. Die hebben we in de vorm terp in de betekenis ‘vlieberg’. Ook Gronings durp moet secundair zijn. Het materiaal Kern vermeldt voor Groningen negen maal loug of louch, soms naast dörp, nl. in C 108, 111, 128, 132, 69, 24, 76 en 107 en nog eenmaal van Hunsingo zonder nadere aanduiding en voorts nog voor C 176 in Drente. Dit woord, dat blijkens DSA Krt. 47 Dorf | |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
en blz. 22 ook in O.-Friesland voorkomt en waarover E. Löfstedt schrijft in Niederdeutsche Mitteilungen Jrg. 23, 31-32, waar het als ingweonisme bestempeld wordt, kan er best zo oud zijn dat we voor Gronings en Noorddrents durp niet van *þarpa of *þerpa, in de betekenis ‘dorp’, met een ononderbroken traditie kunnen uitgaan. Het is natuurlijk niet a priori uitgesloten dat het type darp-derp vroeger een verdere uitbreiding gehad heeft dan hier geschilderd is. In de Lijst der Aardrijkskundige Namen van Nederland Leiden 1936 blz. 72 wordt een Derp voor Deurne in Noord-Brabant (L 244) opgegeven. Mogelijk moeten wij dit interpreteren als een oud derp > *darp, eventueel in de betekenis ‘akkerland’, waarnaast later een durp voor ‘dorp’ is ingevoerd. Maar ook kan hier aan ontronding derp > durp > dorp | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
gedacht worden. Mijn Nederlandse Dialectkunde tweede druk par. 65 biedt voor deze opvatting voldoende steun. Zo is er toch een oude attestatie elgeren > orgel in Deurne. Ook het hierachter nog te vermelden derrep uit Someren dient in dit verband gezien te worden. Ik moet er voorts op wijzen dat het Mnl. Woordenboek alleen dorp en doorp, maar geen *derp, *darp of *daerp kent. Dit pleit er voor dat derp en darp in het mnl. in Vlaanderen, Zeeland, Brabant en (zuidelijk en westelijk) Limburg evenmin voorkwamen als thans. In NTg 31 (1937) 180 heeft M. Schönfeld in breder wgerm. verband een tegenstelling tussen een noordelijk þarpa- en een zuidelijk þurpa- gesuggereerd. Een blik echter op kaart Dorf, van de DSA, waar enerzijds darf volop in Beieren, maar ook nog wel in Oostenrijk voorkomt, anderzijds in westelijk Noord-Duitsland een machtig dörp-gebied ligt, werpt de vraag op of het aanwijzen van deze geografische tegenstelling wel in overeenstemming met de feiten is. Zou de tegenstelling tussen de vormen darp en derp enerzijds tegenover dorp anderzijds misschien aan een oorspronkelijk betekenisverschil moeten worden toegeschreven, waarbij darp/derp bv. ‘akkerland’, ‘omheinde hofstede’ en dorp ‘plattelandsgemeente’ betekende? Zeker geeft G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal z.j. 133 een aantal Assendelfter citaten en een Utrechts waar sprake is van een de-woord darp (in de vorm van namen of onderdelen van namen) waar soms aan de betekenis ‘akkerland’ gedacht moet worden: Een stucke landts genaempt die darp (1579); Een stucke landts genaempt Willem Jutten darp (1584). Zijn citaat noch inde zelve darp (1599) toont overigens voor 1599 ook het bestaan van dit woord als soortnaam in Assendelft. Daarnaast wekt zijn artikel darp de indruk dat Darp als toponiem nog in de Zaanstreek voorkomt. Maar ook dorp toont ten onzent duidelijk sporen van dezelfde betekenissen. Voor dit woord dorp geeft het Mnl. Woordenboek ook als betekenis: ‘Akker, hoeve, landgoed; lat. villa’ en wel met vier citaten. Hierbij sluiten dan nog twee citaten (overigens beide uit een zelfde handschrift) van het woord dorpman aan, in een betekenis die het Mnl. Woordenboek omschrijft als ‘Hij die eene pachthoeve bestuurt ... bedrijfboer; lat. villicus’; vgl. Mnl. Woordenboek II 357. Bovendien geeft G.J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal z.j. blz. 133 nog de volgende drie middeleeuwse Noordhollandse citaten waarin de bet. ‘akkerland’ of ‘akker’ waarschijnlijker is dan die van ‘(eermalige) plattelandsgemeente’: a) Een streng op den dorpe; b) Item twe strenghe op dien dorpe; c) Een acker lants, gheheten Jan-Andries-dorp, citaten resp. uit Asendelft, | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
Beverwijk en Uitgeest. Ook geeft het W.N.T. nog een citaat voor dorp in de betekenis ‘landgoed’: Een ander met een worp (der dobbelsteenen) Liet een 't alderschoonste dorp’, een citaat uit Gheschier van 1643. Wij zullen voor het Nederlands de toestand dus bezwaarlijk op grond van betekenisverschil kunnen verklaren. Tenslotte nog een enkel woord over terp. Terecht zegt het WNT hiervan: ‘Ontleend aan 't Nfr.’. Dat de ontlening niet ten tijde van het oudfries kan hebben plaatsgegrepen, wordt aangetoond door de t. Voorts is het woord inderdaad alleen inheems in Friesland. In het Mnl. Woordenboek dl. XI toch schrijft A.A. Beekman blz. 503 vlg. over terp, dat veel namen in Friesland met ‘terp zijn samengesteld... In de Prov. Groningen noemt men deze kunstmatige hoogten gewoonlijk wierden. Daar vindt men geen plaatsnamen samengesteld met terp, maar wel met wier (weer), wierde, werd, en ward’. En waar G.J.A. Mulder, Handboek der geografie van Nederland dl. II 1951, 257 schrijft: ‘In ons land zijn de terpen gelegen in Zeeland, Zuid- en Noordholland, Gelderland, Friesland en Groningen, waar zij resp. hil of bergje, vliedberg, woerd, terp en wierde worden genoemd’, kan men opnieuw lezen dat het woord terp eigenlijk alleen in Friesland thuis hoort. Ook de citaten uit het W.N.T. wijzen hierop. Tot 1846 vind ik ze immers alleen in de volgende bronnen: Cron. van Vrieslant van 1597 (het Terp tot Wijnsom), Winsemius' Chron. v. Vriesl., Teg. Staat d. Ver. Ned. 13, 36, v. Mieris' Beschr. v. Leyden in Van Merken's Germ. De eerste drie zijn duidelijk Friese bronnen. Van Merken schrijft: ‘De landzaat sticht zyn huis op hoogten, die hij torpen, of terpen noemt’. In dit verband wijs ik erop dat ook Beekman a.w. 504 van een der Friese terpnamen schreef ‘in den tongval van deze streek Torp of Thorp genoemd’. Hieruit blijkt dat Van Merkens citaat zeker op een Fries woord betrekking heeft. Als enige oudere niet-Friese bron blijft dan over Van Mieris, die bovendien in feite van Tarpen spreekt. Alles bijeengenomen is er dus weinig aanleiding om aan terp een andere dan Friese oorsprong toe te kennen.
Bij het tekenen van mijn (verzamel) kaart heb ik principieel er voor gezorgd dat ik in mijn woordenonderzoek geen namenmateriaal betrok. Wel heb ik voor alle zekerheid drs. P.G.J. Van Sterkenburg verzocht eens na te gaan of de Reeks Nederlandse Dialektatlassen bij de antwoorden op de vraag naar de taaltoestand nog namen van het type derp of darp (of dirp), kortom: bij dorp aansluitende woorden met niet geronde vocaal bevatte. Drs. Van Sterkenburg onderzocht de delen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XIII, XV, XVI en XVII. Daarbij kwam | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
een aantal vormen met ɛ (en een enkele met τ) te voorschijn, echter steeds in plaatsen waar in zin 82 bij korfje ook een ontronde voormondvocaal optrad. Alleen bij O 52 tɛrp, O 56 y▴əstɛrp, O 161 tɛrp, I 154 tɛrp, I 154a tɛrəp, I 188 tɛ˒rp, L 106 tɛ˔▴rəp, L 162 ətɛ̂ːʀəp, L 213 knɪkərdɛ˔ rəp, en E 127 tro▴jədɛ˕ʀəp (als oudere benaming) ontbreken de parallellen met korfje. Hiervan liggen echter O 52, 56 en 161 in of tegen het ontrondingsgebied op Verstegens kaart in HCTD XV. Voorts zijn I 154 Maldegem en I 154a Kleit ook zeker delabialisatiegebieden (vgl. Taeldeman a.a.), en ligt I 188 daar niet zo heel ver vandaan en liggen L 106, L 162 en L 213, alle aan of vlak bij de Maas, in of bij het reeds van onze kaart bekende derp-gebied. Iets soortgelijks geldt van E 127 Huizen. Al de door drs. Van Sterkenburg aangetroffen plaatsen met a of a., nl. L 2, 5, 11, 13, 17, 18, 21, 27, 46, 49, 58, 75, 113, 119 en 199 liggen, met uitzondering van L 199 (Liempde), in of aan de rand van het darp / daarp-gebied op onze kaart. Blijkens een brief van drs. J. Berns van 18-9-70 wordt in Paneerden L 77 thans reeds voor de soortnaam dörp gezegd maar geldt déérp er nog als naam voor de dorpskom. In de Lijst der aardrijkskundige namen van Nederland, Leiden 1936 blz. 72 wordt nog Derp opgegeven voor F 63 Havelte (Drente), een plaats niet ver van het oostelijk derp-gebied van onze kaart. Alles bijeen heeft het onomastische materiaal het reeds gevormde beeld dus niet gewijzigd. Alleen tarəp uit L 199 Liempde bezorgde een afwijking. In de Friese opgaven B 43 də tɛrp, B 49 də tɛrp, B 82 dyntɛrpṃ, B 99 ət u▴ətɛrpə▴la▴ət, B 100 uətɛrpərfəlaːt, en B 109 aŋtɛrp, zie ik een ander woord met een andere betekenis, nl. tɛrp. Deze gegevens blijven dan ook verder buiten beschouwing. Ik ben mij ervan bewust, dat veel van wat ik in dit artikel gezegd heb, vóór mij reeds door anderen is uitgesproken. Ik zie hier echter eer een vóór- dan een nadeel in. Als eigen bijdrage zie ik vooral het feit dat ik op deze kaart duidelijk een oud gebied met darp, ablautend met dorp, wist vast te stellen, een gebied dat ruw genomen als volgt te omschrijven valt: de Zuidelijke helft van Drente, Overijsel behalve het Noordwesten, Gelderland, een smalle strook van Nijmegen tot en met Maasbree in Limburg, Utrecht en Het Gooi. Als merkwaardige uitschieters in Noordwestelijke richting moeten de Zaanlandse darp-namen beschouwd worden. Dit laatste gegeven is wel biezonder merkwaardig omdat de Zaanstreek hier ineens via Het Gooi en Utrecht aansluiting bij een groot centraal-oostelijk blok vertoont. De uiterste zuidwestelijke uitloper van het darp-gebied moet K 12 | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
Ouderkerk met derp zijn. De vorm derp in Ouderkerk kan m.i. als een klankwettige ontwikkeling uit *darp beschouwd worden, aangezien op de kaart warm in de buurt ook palatalisatie optreedt. Die palatalisatie constateerde ik trouwens ook voor K 27, K 30 en E 225 op RND kaart 20 ‘het is een warme ...’. Waar er tussen de darp- en derp-vormen enerzijds en de dorp-, durp- enz.-vormen anderzijds een ablautsverhouding bestaat, is er in ieder geval sprake van een oude tegenstelling. Dit gepaard aan het feit dat in Vlaanderen, Zeeland, Brabant en zuidelijk Limburg ook in de Middeleeuwen geen derp- of darp-vormen voorkomen, menen wij te mogen besluiten dat de grens tussen darp en derp enerzijds en dorp anderzijds zeer oud is, in ieder geval al van vóór de mnl. overlevering. | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
Waarschijnlijk gaat het taalverschil hier dan ook op een ethnisch verschil terug, waarbij de vormen met o en ʌ bijv. Frankisch zouden kunnen zijn. Daarbij zou dan een vorm als tarəp in L 199 Liempde en heel misschien ook de vorm van L 244 Deurne op voormalige ethnische verbindingen met het ‘middenoosten’ wijzen. In Overijssel, Jaarboek voor cultuur en historie 1927, p. 49 schreef K. Heeroma: ‘van het oosten uit langs Vecht en Zwartewater is een eenmaal aaneengesloten Overijsels-Drents darp-gebied door een brede dorp-strook doorbroken’. Dat die Overijsels-Drentse verbondenheid er eenmaal geweest is, is inderdaad best mogelijk. Maar wel lijkt het mij, dat die dorp-doorbraak minstens zo goed vanuit het westen als vanuit het oosten kan zijn uitgegaan. Ook G.H. Kocks, Die Dialekte von Südostdrente und anliegenden, Gebieten 1970 z.p. blz. 45 spreekt van een turfstekersweg die zich op sommige kaarten vanuit Hoogeveen naar Zuidoostdrente aftekent. Met het oog op het bijzonder belangrijke van het verschijnsel heb ik nog een vierde kaart ontworpen, waarop ik alle vormen met a- en e-achtige vocaal bijeenbracht, waar het vocalisme niet door palatalisatie uit o te verklaren is. Met een apart symbool teken ik daarop ook de toponiemen waarvan dit geldt, en voorts de gevallen waarbij het iets minder zeker is. A. Weijnen. | |||||||||||
Noot:Technisch commentaar bij de kaarten. De verzamelkaart is aanvankelijk geschetst door Mevr. Drs. A.P.G.M.A. Ficq-Weijnen, later door drs. J.L.A. Heestermans, en tenslotte getekend door drs. P.G.J. van Sterkenburg op grond van het in de tekst vermelde materiaal. Daarbij zijn alle vormen die niet als identiek met dorp, darp of derp beschouwd kunnen worden, m.a.w. niet hun heterofone correspondenten zijn, weggelaten. Voorts is alleen aandacht besteed aan het vocalisme, trouwens ook weer niet aan de swarabhaktivokaal. Volledigheidshalve vermeld ik dat er een t-anlaut genoteerd werd in I 140, I 112, I 138, L 54, K 144, L 205, L 206, L 162 en L 199. Zonder enige twijfel is hier die t door sandhi ontstaan. In de legenda van de kaart worden zoals men ziet een vijftal typen onderscheiden, respectievelijk achtermondvocaal, wa, geronde voorvocaal, ontronde voorvocaal, en meest open vocaal. Het aantal in het materiaal aangetroffen spellingen was beduidend groter. Wij achten het echter niet nodig de interpretatie van deze hier expressis verbis te verantwoorden. Wel hebben wij een aantal vereenvoudigingen toegepast die we bij dezen volledig opsommen. De opgaven dwaerp B 106a, dōarp F 3 en dwoarp F 27 werden met hetzelfde teken als dwarp getekend. Voor duərp L 329, düorp K 75, en düörp I 44 en I 67 a werd hetzelfde teken als voor | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
dūrp gebruikt. Voorts werden E 52 duirp en E 25 dürp en eveneens vormen met eü en ueu bij de durp-groep ondergebracht. De opgave dorp met boven de o geschreven e in C 123 blijft raadselachtig aangezien in het materiaal voor deze plaats niet alleen korf maar ook rotten ‘ratten’ en borgemester alle drie met boven de o geschreven e werden opgegeven. Niet in kaart is gebracht de onleesbare opgave van B 99 b. Merkwaardig maar voor ons doel weinig belangrijk is dat voor C 161 Winschoten dörp en dourp met daarnaast deurpplein ‘dorpsplein’ opgegeven is.
Toegevoegd zijn gegevens voor L 84 op grond van Bruyel, en voor K 152, L 263 en K 152 a op grond van eigen waarneming.
In Taal en Tongval XVII 59 zegt A.F. Vossen op 11 mei 1940 in Someren derrep gehoord te hebben. Het is echter niet uitgesloten dat het een vreemde, uit het derp-gebied afkomstige spreker betrof.
De kaarten werk en arm zijn gebaseerd op het materiaal Te Winkel en getekend door drs. Van Sterkenburg. Op de kaart werk is de opgave wérk uit L 164 op grond van R.N.D. zin 4 gewoon als Wɛʀk geïnterpreteerd.
Een hartelijk woord van dank nog aan mevr. dr. J. Daan en prof. dr. J. Goossens, die een aantal notities voor mij geverifieerd hebben.
A. Weijnen. |