Taal en Tongval. Jaargang 23
(1971)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||||
Bakker in het BrabantsHet vraagstuk van de totstandkoming van de terrasvormige verspreiding van de i-umlaut in ons taalgebiedGa naar voetnoot1 is buitengewoon ingewikkeld. Er kan in het bestek van deze korte bijdrage niet aan gedacht worden, op de veelvuldige aspecten van dat probleem in te gaan. Toch zullen hoofdzakelijk twee factoren het uitzicht van het terraslandschap hebben bepaald: een ‘umlautsgolf’, die van het oosten uit ons taalgebied heeft overspoeld en een tegenbeweging vanuit het westen, die de umlaut in een aantal gevallen heeft doen verdwijnen. De eerste beweging heeft het karakter van een som van combinatorische klankwetten, de tweede die van een som van analogieën, waardoor de rol van de umlaut als flexiemiddel werd verhinderd of te niet gedaan en als woordvormingselement sterk werd beperkt. In het probleemgebied neemt het Brabants een centrale plaats in. Het heeft zoals bekend in tegenstelling met het westen grotendeels umlaut van Wgerm. ā, ō en au, maar een morfologische functie heeft er de umlaut - in tegenstelling met het oosten - niet meer. Van Loey heeft in 1937Ga naar voetnoot2 een rijk materiaal gepubliceerd en besproken, waaruit o.a. blijkt dat ‘in vele gevallen de e-vorm voor den a-vorm heeft moeten wijken. Die analogiewerking is zonder twijfel sterk geholpen geworden door den invloed van het Vlaamsch’Ga naar voetnoot3. Sinds het boek van Van Loey is dit aspect van de ‘vervlaamsing’ van het aanvankelijk sterk met het Limburgs verwante Brabants niet het onderwerp geweest van een grondig nieuw onderzoek. In de laatste druk van Van Loeys Middelnederlandse Spraakkunst staat in verband met de umlaut van korte a nog steeds: ‘Een studie over de verhouding van de Brabantse vormen met en zonder umlaut in de 15de eeuw moet nog gemaakt worden’Ga naar voetnoot4. Ik zou deze wens algemener willen formuleren. Er moet een studie geschreven worden over de verhouding van de vormen met en zonder umlaut in het gehele Brabantse dialectgebied in de schrijftaal van de hele mnl. periode en in de moderne dialecten. De hier aan J. Leenen aangeboden bijdrage is te beschouwen als een voor- | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
beeld van een methode die bij dat onderzoek kan worden aangewend. Het probleem dat hier aan de orde wordt gesteld is dat van de verspreiding van de umlaut in het woord bakker. Er is gewerkt met het volgende materiaal.
| |||||||
1. Ambtelijke teksten van de 13de tot de 17de eeuwVangassen heeft in zijn Bouwstoffen gegevens bij elkaar gebracht uit ‘ongeveer zeshonderd charters en zeshonderd rollen en register-jaargangen, uitgaande van de voornaamste plaatsen die vroeger deel uitmaakten van het Hertogdom Brabant’Ga naar voetnoot3. Deze Brabantse steden zijn: Antwerpen, Breda, Brussel, Diest, Grave, Helmond, 's-Hertogenbosch, Leuven, Mechelen, Tienen en Zoutleeuw. De gegevens voor die plaatsen zijn op de kaart ingedeeld in perioden van 50 jaar: van boven naar beneden 1251-1300, 1301-1350 enzovoort tot 1601-1650. Een voorbeeld: voor Mechelen is er voor de periode 1251-1300 één bakker- en één bekker-gegeven, voor 1301-1350 zijn er drie bakker- en vijf bekker-gegevens, voor 1351-1400 vier bakker- en negen bekker-gegevens, voor 1401-1450 twee bakker- en vier bekker-gegevens, voor 1451-1500 drie bekker-gegevens, voor 1501-1550 één bakker- en twee bekker-gegevens, voor 1551-1600 twee bekker-gegevens. De kaart leert dat de frequentie | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
van de umlautsvorm in de ambtelijke taal van de 13de tot de 17de eeuw van het westen naar het oosten toenam. Grave en Helmond hebben zelfs uitsluitend bekker-vormen. Omgekeerd is er geen enkele Brabantse stad waar de umlaut in de middeleeuwse schrijftaal niet heeft bestaan, hoewel in het Antwerpse materiaal maar één bekker-gegeven is te vinden, en wel uit het begin van de overlevering. Na 1500 worden meestal de umlautsvormen geleidelijk door de a-vormen verdrongen, ook in die steden waarvan het moderne dialect nog bekker heeft. Uitzonderingen zijn Grave en Helmond. In Brussel zet de vernieuwing eerst zeer laat in: na 1600. Een speciaal geval is Mechelen, waar de umlautsloze vorm vóór 1450 vrij frequent is. De tendens na 1500 is er echter dezelfde als elders. | |||||||
2. Naamkundige gegevensDe spreiding van de familienamen van het type (De) Bakker(e), Bakkers, (De) Bekker, Bekkers in Vlaams-België levert geen verrassingen op. Het oosten is een homogeen bekker-gebied (in Belgisch-Limburg 111 × e, 10 × a), het westen een homogeen bakker-gebied (in Oost-Vlaanderen 232 × a, 14 × e). In Vlaams-Brabant overweegt ten westen van de Brusselse agglomeratie de a, ten oosten de e. In de agglomeratie zelf is de balans in evenwicht: 214 × a, 218 × e. Ook in de Antwerpse agglomeratie is er een sterke vermenging, maar daar overweegt zeer duidelijk de umlautsloze vorm: 91 × a, 43 × e. In de rest van de provincie Antwerpen heeft de umlautsloze vorm eveneens de bovenhand - in het noordoostelijk stukje van de provincie dat thans bekker zegt, komen zelfs uitsluitend a-vormen voor, vier in totaal -, behalve in het zuidoosten, waar de e overweegt. Over het algemeen is de frequentie van de familienaam in de Antwerpse Kempen laag: voor de provincie buiten de agglomeratie komt hij 139 × voor, 96 × met a, 43 × met e (het merendeel van deze laatste gevallen in het zuidoosten). Van die 139 gevallen komt meer dan de helft uit het randgebied van de agglomeratie Antwerpen en uit de omgeving van Mechelen. | |||||||
3. De moderne dialectenDe gegevens waren talrijk genoeg om tot het trekken van grenzen tussen de bekker- en bakker-gebieden over te gaan. Er is een groot zuidoostelijk bekker-relictgebied, dat grosso modo Vlaams-Brabant en Belgisch-Limburg - behalve het noordwesten van die provincie - omvat. Het feit dat Mechelen aan de umlaut heeft vastgehouden, heeft tot gevolg gehad dat dit bekker-gebied in het westen een verdikking ver- | |||||||
[pagina t.o. 96]
| |||||||
[pagina 97]
| |||||||
toont. De verrassing van de kaart is echter de grote noordoostelijke bekker-relicttrechter, waarvan de spits tot in het hart van de Antwerpse Kempen doordringt. Dat het hier om een trechter gaat, kon destijds nog niet blijken uit de gevens van Weijnen, aangezien die zich tot de provincie Noord-Brabant beperkten. Wanneer wij aannemen dat het gebied tussen de bekker-trechter en het zuidelijke bekker-gebied vroeger ook bekker heeft gezegd - wat door de naamkundige gegevens vrijwel zeker isGa naar voetnoot1 - en de westelijke grens van de trechter in zuidwestelijke richting verlengen tot Mechelen, verkrijgen we een kaartbeeld dat zeer sterke overeenkomst vertoont met de verdeling van de vormen met en zonder umlaut bij het woord mannekeGa naar voetnoot2: het Noordwestbrabants heeft geen umlaut, het grootste deel van het Brabants - in aansluiting bij het Limburgs - echter wel. Hoe is de bakker-strook tussen de trechter en het zuidelijke bekker-gebied en samenhangend daarmee de trechter zelf tot stand gekomen? Invloed van verkeersfactoren in de betekenis waarin die in de dialectgeografie gewoonlijk worden opgevat, is bij dit kaartbeeld uitgesloten. M.i. moeten we uitgaan van de constatering dat de centrale Kempen tot in de twintigste eeuw een dunbevolkt agrarisch gebied waren, zonder stedelijke centra van enige betekenis. In de kleine dorpsgemeenschappen van die streek moet de beroepsbakker een hoge uitzondering geweest zijn: er werd aan huis gebakkenGa naar voetnoot3. Dat betekent dat de benaming voor de bakker slechts zelden ter sprake kwam, de umlautsvorm daardoor niet vast in het taalgeheugen van de sprekers verankerd was en gemakkelijk door de vorm met a vervangen kon worden, een vorm die vaster werd naarmate van de vorige eeuw af in ieder dorp bakkerijen tot stand kwamen. In de Limburgse Kempen daarentegen had de umlautsvorm de steun van het hele flexie- en woordvormingssysteem en kon zich daardoor meestal handhaven. Taalgeografische argumenten voor deze stelling zijn: 1) In de spits van de trechter ligt de stad Turnhout; 2) De trechter wordt breder bij de steden Tilburg en Eindhoven, die aan de umlaut hebben vastgehouden; 3) Het enige bekker-eilandje in het bakker-lint is een van de zeldzame stadjes uit dat gebied: Valkenswaard L 260. J. Goossens. |
|