Taal en Tongval. Jaargang 23
(1971)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Enkel of dubbel medeklinkerteken?Vijfentwintig jaar geleden heb ik de taalkundige aan wie dit nummer is opgedragen, voor het eerst ontmoet. Leenen was toen lid van de Belgische delegatie van de eerste (en nooit officieel opgeheven) Nederlands-Belgische kommissie voor de bastaardwoorden, de enige van ons achten met een lange ervaring in de Woordenlijstkommissie. In het jaar waarin we aan ons rapport hebben gewerkt, heb ik eens en voor al respekt gekregen voor de scherpzinnigheid en de precisie waarmee Leenen de problemen van taal en spelling te lijf ging en gaat. Sindsdien heb ik hem ontmoet in de tweede bastaardwoordenkommissie, die onder de vlag van Pée-Wesselings vaart, en ook in de Woordenlijstkommissie, waar hij als adviseur en waarnemer de besprekingen over de nederlandse aardrijkskundige namen bijwoont. Telkens weer op terreinen waar de spelling in het geding is. Daarom wil ik mijn bijdrage aan zijn feestbundel graag aan een spellingkwestie wijden en wel aan een moeilijkheid die gerezen is in een kommissie waarvan Leenen geen deel uitmaakt en die zich desondanks over spellingvraagstukken moet uitspreken, nl. in de kommissie voor de buitenlandse aardrijkskundige namen. In de oktobervergadering van 1970 kwam het woord Ceylonees ter tafel, als adjektief bij Ceylon, tevens de naam van een bewoner ervan. Moet het met één n of met twee, was de vraag. In de Woordenlijst van 1954 is het woord niet opgenomen en een Van Dale hadden we niet bij de hand. Wel wisten we, dat in Van Dale Ambonees met één n wordt gespeld. Zouden we op voorbeeld hiervan Ceylonees ook met één n schrijven, dan zouden we de weg vrij maken voor een uitspraak met de heldere vokaal /oo/, terwijl we het woord, evenals het grondwoord Ceylon, met een /o/ uitspraken. De spelling met één n leek ons daarom onjuist, zowel in Ceylonees, dat, naar me later bleek, óók in Van Dale staat (met één n), als in Ambonees. In beide woorden zou o.i. een dubbele n op zijn plaats zijn. In dezelfde vergadering kwamen nog zes andere gevallen aan de orde: Irak(k)ees, Katar(r)ees, Nepal(l)ees, Soedan(n)ees, Viëtnam(m)ees en, met een ander suffix en andere aksentverhouding, Sikkim(m)er. In eerdere zittingen waren Gabon(n)ees en Guam(m)ees al ter sprake geweest. De kwestie had duidelijk meer dan incidenteel belang en werd voor nader onderzoek aangehouden. | |
[pagina 81]
| |
Het viel me niet moeilijk om thuis in Nieuwborg's Retrograde woordenboek van de Nederlandse taal (Antwerpen 1969) een veertigtal afleidingen van landennamen op -ees op te diepen. Nieuwborgs bron was Van Dale8 en daarom mogen we de spelling van deze woorden, waarvan er maar enkele in de Woordenlijst 1954 voorkomen, wel als min of meer officieel beschouwen. Dat Nieuwborg Aragonees schrijft, terwijl Van Dale Arragonees heeft, zal wel aan een ponsfout toe te schrijven zijn. Het doet voor dit onderzoek ook niet ter zake. In het vervolg van dit stuk voeg ik enkele afleidingen die (nog) niet in Van Dale staan, aan het veertigtal toe. Een aantal gevallen bleef buiten verdere beschouwing. Het waren Genuees, waarin geen konsonant voor -ees staat, Bolognees, waarin het konsonantteken niet voor verdubbeling in aanmerking komt, Pyrenees, waarin we te maken hebben met een sjwa, en verder Farizees, Irokees en Sadducees, die niet hetzelfde morfologische type vertegenwoordigen als Ambonees, Balinees enz. Verder natuurlijk alle afleidingen van namen als Burma (Birma), Malta, Rwanda (Roeanda), Uganda (Oeganda), of deze nu met -aan(s) of -aas, dan wel met -ees gevormd worden, daar zich hierbij het probleem van medeklinkerverdubbeling niet voordoet. Van de overblijvende afleidingen hebben er 4 een dubbele konsonant voor -ees na zwak betoonde vokaal, te weten Andorrees, Ardennees, Japannees en Navarrees. Deze spelling doet, evenals iedere andere spelling, twee dingen tegelijkertijd: zij registreert de standaarduitspraak en konserveert die. Bij de beoordeling of een bepaalde spelling juist of onjuist is, dienen we deze tweezijdige funktie voortdurend in de gedachten te houden. Als het goed is, berust dus de spelling van de vier genoemde afleidingen op de waarneming dat ze met doffe (korte, scherpgesneden) vokaal worden uitgesproken en de konstatering hiervan in spelling krijgt de kracht van een voorschrift. In dit geval, dunkt me, met recht, want in Andorra, Ardennen, Japan en Navarra staan eveneens doffe klinkers en nog wel betoonde. De overige afleidingen, die met een enkele medeklinker dus, kunnen worden ingedeeld naar morfonologische kenmerken van het grondwoord, de naam zelf. Ik onderscheid vier groepen.
1. Afleidingen van namen met een betoonde heldere vokaal in de voorlaatste lettergreep, zoals Albanië en Verona. Het zijn: Albanees, Angolees, Bengalees, Chinees, Galilees, Ghanees, Guinees, Ngwanees en Veronees. Hierbij mag ook Milanees gerekend worden, al komt dat wel van Milaan en niet van Milano. Verder nog, met andere suffixen.: Bahamaan, Bermudaan en Chileen. | |
[pagina 82]
| |
De klinker in de voorlaatste lettergreep van de afleidingen is onbetoond, maar wel helder (/aa/, /ie/, /oo/). Wel staat deze klinker, evenals iedere onbetoonde vokaal, aan timbreverzwakking bloot, dit in tegenstelling tot de overeenkomstige klinker in de naam zelf, maar het fonematische verband met de betoonde heldere vokaal van het grondwoord is wel zo sterk, dat de verzorgde uitspraak en de leesuitspraak van de afleidingen tenderen naar de heldere klinker en niet naar de doffe.
2. Afleidingen van namen met een onbetoonde heldere vokaal in de voorlaatste lettergreep: Hondurees (Honduras, hier over het algemeen met /uu/ uitgesproken; de oe-sprekers leggen de klemtoon vaak op de oe), Portugees en Libanees. Ofschoon de /uu/ en de /aa/ in een positie staan waarin timbreverzwakking heel goed mogelijk is, meen ik dat dit verschijnsel zich in verzorgde uitspraak noch in de namen zelf, noch in de afleidingen voordoet.
3. Afleidingen van namen met een heldere eindklinker, zoals Bali, Kongo. Deze eindklinkers zijn weliswaar onbetoomd, maar juist door hun finale positie in het moderne nederlands niet aan timbreverzwakking onderhevig. Ook hier kunnen we een uitspraak met een heldere vokaal niet alleen verwachten, maar in enkele veel voorkomende afleidingen uit de groep (Canadees, Kongolees) ook inderdaad waarnemen. Het zijn: Balinees, Boeginees (van de stamnaam Boegi), Canadees, Klingalees (Kalinga), Kongolees, Malinees (Mali), Menadonees, Modenees (Modena), Singalees (Singhala), Soendanees en Togolees (bij Van Dale is het adj. Togoos; de persoonsnaam komt er niet in voor).
4. Afleidingen van namen die in onze uitspraak een doffe vokaal in de laatste lettergreep hebben. Ik geef deze afleidingen in de spelling van Van Dale: Ambonees, Arragonees, Ceylonees, Irakees, Kantonees, Lyonees (fra. Lyonnais), Pekinees, Siamees, Senegalees, Soedanees, Tonkinees en Viëtnamees.
Om deze laatste groep gaat het ons dus. Wie bewust leest en afgaat op de regel dat een enkel vokaalteken in een open lettergreep een heldere klinker representeert, zal ook in deze afleidingen een heldere vokaal lezen. In die praktijk zal hij zich gesteund voelen, als hij de moeite neemt de spellingen in groep 4 te vergelijken met de daarvoor vermelde groepen. Immers in het groepje Andorrees enz. ziet hij dat de doffe klinker die hij in het grondwoord spreekt, in de afleiding terugkeert en daar duidelijk wordt gekarakteriseerd door de dubbele medeklinker. | |
[pagina 83]
| |
In de groepen 1, 2 en 3 ziet hij vervolgens telkens één konsonantteken, hetgeen de voorafgaande klinker, geheel in overeenstemming met wat hij in het grondwoord hoort, tot een heldere stempelt. Gesterkt door de konsekwentie: dubbel konsonantteken: doffe vokaal, enkel konsonantteken: heldere vokaal, zal deze consciëntieuze lezer en spreker in groep 4 tot een heldere vokaal moeten besluiten. Slechts zal hem enige onzekerheid kunnen bekruipen, als hij daarbij konstateert, dat nù de klinkers van afleiding en grondwoord van elkaar verschillen, terwijl dat in de andere groepen niet het geval is. Het komt me voor, dat zijn onzekerheid volkomen gerechtvaardigd is. In principe is het natuurlijk denkbaar, dat de afleidingen een andere vokaal zouden hebben dan de namen zelf, maar hier is dat toch niet waarschijnlijk. Er zijn immers drie woorden in deze groep waarvan men kan zeggen, dat ze herhaaldelijk in gesproken omgangstaal - en niet alleen of hoofdzakelijk in de taal van geografen - voorkomen en dientengevolge een gevestigde uitspraak hebben, nl. Ambonees, Siamees (een huiselijk woorden indien van poezen gezegd) en Viëtnamees. Deze woorden worden alle drie, althans voorzover mijn waarneming strekt, met een doffe vokaal uitgesproken. Dat deden we in de kommissie ook spontaan met de nieuwvormingen Gabon(n)ees, Guam(m)ees, Nepal(l)ees, Katar(r)ees en Soedan(n)ees. In de kontroleerbare gevallen is er dus geen enkele aanwijzing voor een in de afleiding optredende vokaalwisseling, althans niet als het om /a/ en /o/ gaatGa naar voetnoot1). Dit geldt waarschijnlijk ook voor namen met een /e/, maar daarvan heb ik maar één voorbeeld, nl. Montserraans (van Montserrat; niet in Van Dale). Het geldt echter niet voor die met een /i/. Van Peking immers is Pekinees afgeleid, zeker voor hondenkenners een gewoon woord, dat met een /ie/ wordt uitgesproken en in geval van vokaalreduktie eerder nog een sjwa zou krijgen dan een /i/. Voor Tonkinees mogen we wel hetzelfde veronderstellen. Voor de afleidingen van namen met een /i/ is de spelling met een enkel konsonantteken dus adekwaat, voor de andere echter niet. De vraag is nu: waar komt deze spelling vandaan? Men zou kunnen | |
[pagina 84]
| |
denken, dat er een min of meer mechanisch proces is toegepast: de uitgang -ees zou, zonder dat rekening is gehouden met de klankwaarde van de voorafgaande vokaal, achter de naam gezet kunnen zijn, eventueel na verwijdering van een hinderlijke eindklank (Angola: Angolees) of na inlassing van een tussenklank (Soenda: Soendanees). Toepassing van dit procédé op namen als Ambon, Kanton enz. leidt tot de boven vermelde spellingen. Waarschijnlijk lijkt mij deze veronderstelling echter niet. Mij dunkt dat de oorsprong van de spelling met enkele konsonant gezocht moet worden in het voorschrift van De Vries en Te Winkel, dat een verdubbeling van de medeklinker ‘om te voorkomen, dat een voorafgaande vocaal lang wordt uitgesproken’ niet nodig is na toonloze klinkers. In hun Grondbeginselen vinden we als voorbeelden o.a. Gorkumer, Dokkumer en Bergumer. Geen vreemde namen dus en geen gevallen met -ees of -aan(s). ‘De schrijfwijze botterikken, Gorkummer’, zo gaan zij verder, ‘staat gelijk met die van engellen, verbeterren, uitrekennen, zondiggen, terwijl het niet verdubbelen der consonanten voor den lezer juist een teeken is, dat hij de lettergreep als toonloos moet beschouwen’Ga naar voetnoot1. Het voorschrift wordt niet van toepassing verklaard op Arnhemmer, Haarlemmer enz., ‘waarin de tweede lettergreep, hoewel zwak van toon, niet toonloos wordt uitgesproken, en de è, hoe kort ook, toch den scherpen e-klank (bedoeld zal zijn è-klank - D.) behoudt’. Uit een voetnoot blijkt overigens, dat dit laatste reeds toen door ‘een geacht beoordeelaar’ betwist werd, maar De Vries handhaaft het ingenomen standpunt. Men spreekt ‘wel degelijk van den Háárlèmmer Hout, niet van den Háárlĕmer Hout’ (t.a.p. 77). Zeker weet Leenen uit zijn talloze spellingvergaderingen, hoe vaak dergelijke stellige uitspraken worden gedaan, zonder dat er behoorlijk onderzoek aan voorafgegaan is. Ik maak mezelf er (weer) schuldig aan, als ik me zonder onderzoek en alleen op grond van ongeregistreerde waarneming in de huidige tijd aan de zijde van de geachte beoordelaar stel. De Vries en Te Winkel kunnen gelijk gehad hebben, dat soms /e/ gesproken werd, maar zonder twijfel kwam ook in hun dagen daarnaast in verzorgd gesproken nederlands de uitspraak met een sjwa voor. | |
[pagina 85]
| |
Maar afgezien hiervan, in het bedoelde voorschrift wordt niet gesproken van een zwak betoonde of onbetoomde klinker en evenmin van een vokaal met mogelijk timbreverzwakking, maar van ‘toonlooze’ klinkers. Het heeft dus betrekking op de sjwa, zoals ook uit de voorbeelden blijkt. Als het om een andere klinker gaat, spellen De Vries en Te Winkel een dubbele medeklinker, ook als die vokaal onbetoond is. Dit blijkt vooreerst uit de meervouden van de woorden op -is: commissarissen, notarissen, vonnissen. Blijkbaar hoorden de grondleggers van onze spelling in die woorden een /i/, zoals ze in Haarlemmer een /e/ hoorden. Ik weet niet, of de geachte beoordelaar hiertegen ook bezwaar heeft gemaakt, maar aangenomen dat er rond 1880 redenen zijn geweest om vonnissen anders te behandelen dan monniken, in de huidige uitspraak zijn die niet meer te vinden. Er is - alweer voorzover mijn waarneming strekt - geen verschil tussen de voorlaatste vokalen van die beide woordtypen. Voorts verschijnt de dubbele konsonant na een zwak betoonde /a/ in debatteren, na een /e/ in banketteren en portretteren, en na een /o/ in galopperen, galonneren, abonneren en abonnees. Het geeft de indruk dat hier de aksentverhouding van het grondwoord een rol heeft gespeeld: behalve abonneren, abonnee en galonneren, waarvan men kan zeggen dat de dubbele n uit het frans komt, zijn het nederlandse afleidingen van woorden met de klemtoon op de laatste lettergreep. In deze reeks vindt ook het eerder genoemde Japannees een plaatsGa naar voetnoot1). Verder sluiten Andorrees, Ardennees en Navarrees zich hierbij aan, al staat in de namen zelf de betoonde vokaal in de voorlaatste syllabe. Op grond hiervan moeten we in elk geval konkluderen, dat de in Van Dale gegeven spellingen van de afleidingen van Ceylon, Lyon, Saigon en Viëtnam onjuist zijn. Hierin hebben we dezelfde aksentverhouding als in debat, galop en Japan. We moeten dus Ceylonnees, Lyonnees, Saigonnees en Viëtnammees schrijven. Dit geldt ook voor Gabonnees. Het is ook moeilijk in te zien, dat dit laatste anders gespeld zou moeten worden dan abonnees. Maar eigenlijk is toch de hele positie vreemd. In een fonologisch opgezette spelling behoort aksentverschil geen rol te spelen, althans niet in het nederlands, omdat daarin aksentverschil geen foneemverschil met zich meebrengt. A fortiori mag de spelling van een afleiding niet afhangen van de aksentverhoudingen in het grondwoord. Dat het in | |
[pagina 86]
| |
de genoemde woorden (galopperen enz.) tot een gelukkige uitkomst heeft geleid, maakt de redenering nog niet goed. De faktor die de spelling van de afleiding dient te bepalen, is de aard van het kernfoneem voor het suffix. Bestaat daaromtrent geen twijfel, dan levert de spelling geen problemen op. Is het kernfoneem fonetisch niet duidelijk, doordat het in zwakbetoonde positie staat, dan biedt aansluiting bij het kernfoneem op de overeenkomstige plaats van het grondwoord de oplossing. Komen er vormen met heldere vokaal voor naast andere met doffe, zoals in Irak naast Iraaks en Iran naast Iraans, dan is in meerlettergrepige afleiding (Irakees) een spelling met één medeklinkerteken aan te bevelen. Uit het bovenstaande kunnen voor de hier behandelde afleidingen de volgende konklusies worden samengevat.
1. De spelling van galopperen, Japannees, banketteren enz. is adekwaat, omdat de dubbele medeklinker duidelijk maakt, dat de voorafgaande klinker een doffe (korte, scherpgesneden) klinker is.
2. Als in de laatste of voorlaatste lettergreep van een geografische naam een doffe vokaal voorkomt, blijft deze in de afleiding dof in alle kontroleerbare gevallen en is in andere gevallen een doffe vokaal waarschijnlijk. Voor het duidelijk maken van de aard van de klinker is ook daar een dubbel konsonantteken nodig. Dit leidt tot de spellingen: Ambonnees, Arragonnees, Ceylonnees, Gabonnees, Guammees, Kantonnees, Katarrees, Lyonnees, Montserraans, Nepallees, Siammees, Senegallees, Soedannees en Viëtnammees.
3. Als we ons op het standpunt stellen, dat de sjwa een ander foneem is dan de /u/, moeten ook Hilversummer en Dokkummer met een dubbel konsonantteken gespeld worden (vgl. rebussen).
4. In een woord als Sikkimmer, waarin door aansluiting bij de naam Sikkim, een /i/ in de middelste lettergreep kan worden gesproken, moet eveneens dubbel m geschreven worden (vgl. Haarlemmer).
De vraag of er in het tegenwoordige taalgebruik nog redenen aanwezig zijn om notarissen, vonnissen enz. anders te behandelen dan het type monniken, laat ik hier onbeantwoord. Bij een bespreking daarvan moet ook de klankwaarde van het teken s tussen twee klinkers in beschouwing genomen worden en de mogelijke verandering daarvan, als ooit het voorstel van de bastaardwoordenkommissie om de intervokalische /z/ altijd door het teken z weer te geven, regel zal worden. | |
[pagina 87]
| |
Ligt, als de kommissie voor de buitenlandse aardrijkskundige namen mijn redenering en de daaruit voortvloeiende konklusies zou overnemen, het spook van een noodzakelijke wetswijziging weer op de loer? Ik geloof het niet, want er wordt geen inbreuk gemaakt op enigerlei regel van De Vries en Te Winkel. Er worden slechts korrekties aangebracht op de toepassing van een niet toepasselijk voorschrift en daarmee wordt de ‘zuivere uitspraak’, geheel overeenkomstig hun hoofdbeginsel, nauwkeuriger weergegeven. Ik leg dit betoog gaarne aan Leenen voor. Allicht kan hij er, voordat de kwestie ooit de vaste kommissie van advies bereikt, zijn oordeel nog over geven.
B.C. Damsteegt. |
|