Taal en Tongval. Jaargang 23
(1971)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Een Russisch frisistIn Taal en Tongval XXI (1969), blz. 4-10, heeft Prof. Dr. W. Pée een herdenkingsartikel gewijd aan de Russische Neerlandist Jevgenij S. SjoebinGa naar voetnoot1. Deze Rus had een grote belangstelling voor het Nederlands en in het bijzonder voor de Vlaamse variant daarvan. Helaas heeft zijn zeer vroege dood het onmogelijk gemaakt de beloften te kunnen inlossen, die zijn eerste publicaties hadden gedaan. Nog geen 37 jaar oud stierf hij op 8 augustus 1968. Niet bekend was het blijkbaar aan Prof. Pée, dat Sjoebin ook belang stelde in de tweede germaanse taal binnen de Nederlanden, het Fries. ‘Het lezen van Friese literatuur (o.m. wetenschappelijke werken) is vanzelfsprekend een doel van mijn studie. Maar mijn belangstelling gaat in hoofdzaak naar de Friese taal zelf’, citeer ik uit een brief van 31 mei 1964. In april van dat jaar was ik door tussenkomst van Theun de Vries in schriftelijk contact met de Russische germanist gekomen. Blijkbaar in verband met zijn studie Het ontstaan van de meervoudsvorming op -s in het Duits, in ‘Taalsysteem en Taalonderwijs’, Minsk 1964Ga naar voetnoot2, toonde hij belangstelling voor de meervoudsvorming van de zelfstandige naamwoorden in het Fries, speciaal die op -s. Bovendien wilde hij ‘de verschillende mogelijkheden om het bezit aan te duiden (zoals in het Nederlands bvb.: vaders hoed, de hoed van de vader, vader z'n hoed)’ bestuderen. Hij miste nog het Friese materiaal voor een ‘studie over de genitief en zijn syntactische equivalenten in de west-germaanse talen’, schreef hij in het voorjaar van 1965. In datzelfde jaar liet hij mij met begrijpelijke voldoening weten, dat mijn bescheiden handreiking voor hem succes had opgeleverd: ‘Het was me een groot genoegen een brief van U in het Fries te mogen ontvangen. Des te meer dat ik hem bijna volledig kon begrijpen, wat mijn hoop vaster maakt eens in het Fries meer thuis te zijn dan ik het op het ogenblik ben’. Geheel op eigen gelegenheid had Sjoebin in korte tijd Fries geleerd, o.a. met behulp van de Beknopte Friese spraakkunst door Dr. K. Fokkema, hoewel de onmogelijkheid Friese klanken te | |
[pagina 2]
| |
beluisteren hem veel last bezorgde. Het mengsel van fonetisch en praktisch schrift dat Fokkema bezigde, werkte verwarrend, klaagde hij. Reeds in zijn eerste brief gewaagde Sjoebin van een ‘langdurig onwelzijn’; uit het artikel van Prof. Pée weten we nu, dat ziekte hem is blijven vervolgen, zodat hij, nog geen 37 jaar oud, moest heengaan. Niet alleen de Neerlandistiek verloor een veelbelovend beoefenaar. Ook voor de Frisistiek is een belofte niet ingelost. Deze al te vroege dood is er de oorzaak van, dat men achter de titel van dit bericht eigenlijk een vraagteken zou moeten zetten.
Hilversum, 29 september 1970. E.G.A. Galama. |