Taal en Tongval. Jaargang 21
(1969)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
The coniugations in Englishe and Netherdutche van Thomas BassonAls belangrijkste moderne vreemde taal in de nederlanden gedurende de late middeleeuwen en de zestiende eeuw mogen we ongetwijfeld het frans beschouwen. Het brugse Livre des Mestiers uit de veertiende eeuwGa naar voetnoot1 vormt een vroeg specimen van de diets-franse gespreksboeken die ontstonden en waarvan het Vocabulare van de antwerpse schoolmeester Noël de Berlaimont zo'n groot sukses werd: meer dan 150 drukken beleefde het in allerlei vorm en onder verschillende titelsGa naar voetnoot2. Zeker in de zestiende eeuw waren ‘françoische schoolmeesters’ in veel grote steden te vinden en Cort onderwijs Van de acht deelen der Fransoischer talen dat in 1571 door Peeter Heyns werd uitgegevenGa naar voetnoot3, heeft zeker wel voorgangers gehad. Ook de vroegste edities van het al genoemde Vocabulare gaven naast het vlaams slechts frans, waar later latijn, spaans en italiaans aan werden toegevoegdGa naar voetnoot4; deze uitbreiding werd het boekje gegeven omdat men in de zuidelijke nederlanden vooral aan het brusselse hof en de leuvense universiteit en in de wereldstad Antwerpen ervoer dat kennis van andere talen onontbeerlijk was voor een goed kontakt met de vele vreemdelingen. De antwerpse schoolmeester Gabriel MeurierGa naar voetnoot5 kwam zijn landgenoten tegemoet met de uitgave van Coniugaisons, regles, et instructions, mout propres et necessairement requises, poor ceux qui desirent apprendre François, Italien, Espagnol, & Flamen, | |
[pagina 129]
| |
waaruit blijkt dat het boek ook bedoeld was voor vreemden die nederlands, i.c. antwerps wilden leren; het laatste deel van Meuriers werk wordt gevormd door de Corte Instructie inhoudende de maniere om wel te leren prononceren ende te lesen Franchois, Italiaensch, Spaensch ende NederduytschGa naar voetnoot1, die vanaf 1568 deel zal uitmaken van uitgaven van het tot Dictionarium of Colloquia omgedoopte VocabulareGa naar voetnoot2. Vanaf 1576 komt het engels in uitgaven van het Dictionarium voor. Dit wijst erop dat er in onze gewesten belangstelling voor die taal bestaat en dat omgekeerd de engelsen interesse gingen koesteren voor onder andere het nederlandsGa naar voetnoot3. De komst van Leicester en de zijnen in 1585 heeft vooral in de noordelijke nederlanden het verkeer tussen ‘nederlanders’ en engelsen geïntensiveerd. Behoefte aan informatie over beide talen deed zich gevoelen, wat resulteerde in The Coniugations in Englishe and Netherdutche, according as Gabriel Meurier hath ordayned the same, in Netherdutche, and Frenche. De Coniugatien in Engelsch ende Nederduytsche, also de selue door Gabriel Meurier, in Nederduytsche ende Franchoyse, zijn gemaeckt ende gheordonneert. Tot Leyden, By Thomas Basson, woonende op de breede straet, 1586. Het enig bekende eksemplaar van dit boekje heeft berust in de bibliotheek van de Jezuïeten te Mainz en wordt tegenwoordig onder no. Phil. O. 400 bewaard in de stadsbibliotheek van Bamberg; een fotokopie ervan is in mijn bezit. Het in oktavo gedrukte werk telt 54 bladzijden. Op p. 2 vinden we een ‘Extract vande Priuilegie’, gedateerd te Utrecht op 11 april 1586, waarin Thomas BassonGa naar voetnoot4 voor een periode van twee jaar het monopolie | |
[pagina 130]
| |
wordt verleend voor het drukken en verkopen van de Coniugations; het privilegie was ondertekend door ‘R. Lycester’ en ‘Chr. Huygens’.
Op p. 3-4 volgt de opdracht d.d. 1 mei 1586: ‘Den Eervveerdighen seer Wijsen ende Voorsienighen Heeren / mijn Heeren Schoutet / Burghemeesteren / Schepenen ende Raedt der Stadt van Leyden / wenschet Thomas Basson geluck ende voorspoet’. Basson geeft in deze opdracht toe ‘dat ick voor mijn deel cleyn verstant hebbe / Ja gheen / te ghelijcken by sommighe ander’, maar hij kan ‘nochtans niet ghelaten te toonen mijn slecht verstant / aan ghesien dat ick wel weet dat van een yegelick niet meer en wort geheyschtGa naar voetnoot1 dan de goede wille’. Nog duidelijker blijkt dat Basson ook de schrijver is van de Coniugations, uit een passage even verder in de opdracht: ‘So hebbe ick my verstout te stellen dit mijn werck onder u lieder bescherminghe’.
Op p. 5-7 richt Basson zich in een engelse en een nederlandse kolom tot de lezer. De nederlandse tekst opent als volgt: Het is menich man wel kennelick (goede Leser) wat een moeyte dat is geweest tusschen d'een Natie ende d'ander / sedert de comste van zijn Excel. in dese landen / deur dat dien een den anderen niet en can verstaen. Ende hoe begheerlick dat sommighe zijn om te leeren malcanders sprake / blijct by den arbeyt die sy doen in het ondersoecken van den naesten wech / om t'selue te vercrijghen’. Menigeen heeft de nederlandse en engelse lessen gevende boekverkoper om goede leermiddelen gevraagd en zo is hij gekomen tot het schrijven van dit werkGa naar voetnoot2: So hebbe ick wt liefde die ick drage tot mijn lantslieden / ende oock meer begeerich zijnde dan machtich / om te volbrengen de begeerte van sommighe van mijn vrienden / my seluen verstoutet na mijn slechte weten te verbeteren sommige van haerlider wercken ende stellen dese Coniu- | |
[pagina 131]
| |
gatien in Engelsch ende Neerduytsch / in alsulcker ordene als Gabriel Meurier tselue in Neerduyts ende Francoys gestelt heeft / voor so veel als van noode is om Duyts of Engelsch te leeren. Basson signaleert hier het bestaan van andere werken om engels en nederlands te leren. Op welke doelt hij?
De vraag is moeilijk te beantwoorden, want de overzichtsartikelen van Scheurweghs en AlstonGa naar voetnoot1 vermelden weinig literatuur uit de zestiende eeuw. Wel wijst Scheurweghs op een aanhangsel bij I. Walravens vertaling van George Whetstone's The Honourable Reputation of a Souldier. Barnouws artikel over dit onderwerp geeft wat meer informatieGa naar voetnoot2. Aan De Eerweerdighe Achtbaerheyt van een Soldener voegde Walraven English Pronounciation: or a Short Introduction and Waye to the English speache, very fitte for all those that intende to learne the same toe, waar hij overigens zelf niet erg hoog van opgaf: ‘Accept this book as from a fellow student, and let us see what a more experienced teacher will give us hereafter’. Walraven had zijn eerste kennis van het engels verworven in Antwerpen en vervolgens, samen met Jan van Hout, de leidse schout F. van Brouchoven en Jan van der Does jr dagelijks les gehad van... Thomas Basson. Ik acht het geenszins uitgesloten dat Basson in zijn hierboven aangehaalde woorden doelt op Walravens verhandeling: deze is in 1586 verschenen, gedrukt bij ‘Jan Paedts Jacobszoon, ende Jan Bouwenszoon’ in Leiden en was te koop bij ‘Thomas Basson Boeckverkoper / woonende tot Leyden opte breedestraet / by de Blauwe Steen’. Hoewel het drukkers- en verkopersprivilegie dateert van augustus 1586, kan Basson, oud-leermeester van Walraven, reeds eerder met de inhoud van het boekje bekend zijn geweest; of hij het ook tot de te verbeteren werken rekende, valt niet uit te maken. Op p. 8 van de Coniugations vinden we een passage die duidelijke overeenkomst vertoont met een fragment van Walraven: in beide werken is de - geschreven - e aan het einde van engelse en nederlandse woorden aan de orde; gekonstateerd wordt dat deze e in het nederlands syllabevormend is, in het engels niet. Een gedeelte van de toch wel gebrekkige formulering van Basson | |
[pagina 132]
| |
laat ik hier volgen, waarbij dient te worden opgemerkt dat zijn voorbeelden ook bij Walraven voorkomen. Ghelijck Babe en is maer een syllabe ende niet Ba-be: so zijn oock alle die andere ende dier ghelijcke in Engelsch / maer in Duyts ist gheheel contrarie: want men pronunceert die E / in yeghelick woordt: Ghelijck als Ba-be / ende niet babe / De-de / ende niet dede / Ga-le / ende niet gal Wor-de / ende niet worde / Bou-we / ende niet bouwe / En-de / ende niet ende / Heb-be ende niet hebbe / ende alsoo voort in elck een / daer ghy E sult vinden in d'eynde van eenich woortGa naar voetnoot1. Hierbij is het wel opvallend dat de in Leiden wonende engelsman Basson in 1586 nog niets over de zogenaamde hollandse verkorting zegt, waar zo'n 40 jaar later Van Heule en Ampzing van zullen sprekenGa naar voetnoot2. Waarmee ik overigens niet wil suggereren dat die verkorting nog niet in zwang zou zijn! Want misschien richtte Basson zich wel naar door zuidnederlanders beïnvloed taalgebruik: woorden als Eervveerdighen (p. 3), geherticht en herten (p. 4) doen in hun spelling tenminste niet echt hollands aan! Na p. 9 waar enkele gebruikelijke afkortingen staan opgenomen en een paar engelse en nederlandse woorden en letterverbindingen, komt op p. 11-50 de vervoeging van werkwoorden aan de orde. Achtereenvolgens worden voorbeelden gegeven van presens (p. 10-11), imperfectum (p. 12-13), perfectum (p. 14-15), futurum (p. 16-17), imperatief (p. 18-19), optatief (p. 20-27), conjunctief (p. 28-29). Na de vervoeging van hebben (‘Dit woort hebben, roert by reden geheeten behulpelick om den bystant diet doet den anderen woorden in verscheyden tijden alst blijckt’) op p. 30-31, volgen voorbeelden van infinitief (p. 32-33) en tegenwoordig deelwoord (p. 34), waarna we de vervoeging vinden van mogen (p. 34-36), gaen (p. 36-40), behoren (p. 40-42) en moeten (p. 42-43). Bij de onpersoonlijke werkwoorden treffen we niet alleen voorbeelden aan waarin het (onbepaald voornaamwoord) onderwerp is; de oude grammatici rekenden immers ieder gezegde waarbij men (waarmee ze bij de woordsoorten niet al te best raad wisten) onderwerp was, tot de impersonalia - een aspekt dat De Vooys in zijn overzicht in de Nederlandse Spraakkunst niet vermeldt: eerst Weiland breekt in 1805 met | |
[pagina 133]
| |
deze traditie. Ook gevallen als hy is rijck geworden en hy wil wijs worden worden door Basson bij de onpersoonlijke werkwoorden behandeld: deze voorbeelden staan hier echter vooral om het gebruik van het engelse to ware duidelijk te maken aan de nederlandse lezerGa naar voetnoot1. Op p. 50-52 worden - abusievelijk onder de kop Verbum impersonale - bijwoorden en bijwoordelijke bepalingen opgenomen, waartoe ook hier is hy, daer is sy gerekend wordenGa naar voetnoot2. Hierna volgen op p. 53 nog enkele voorzetsels, terwijl het boekje eindigt met een twaalfregelig gedicht van Basson. Ik vergeleek Bassons Coniugations met die van Meurier in de uitgave van 1558. Wat we op p. 9-53 bij Basson vinden, staat ook bij Meurier, zij het deels anders gerubriceerd: zo geeft b.v. Basson bij het presens de 1ste-3de persoon enkelvoud en meervoud van spreken, waarna die van een ander werkwoord; Meurier daarentegen geeft van een groep werkwoorden de lste persoon, vervolgens de 2de enz. Hun voorbeelden komen echter sterk overeen en Bassons werk is dus zeker gebaseerd op dat van Meurier. Alston acht in zijn al eerder genoemde artikel Bassons boek een bewerking van Meuriers Coniugaisons Francois-Angloises: zolang ik dit werk niet tot mijn beschikking heb, kan ik deze opvatting niet bestrijden, maar ik vraag me af waarom we Basson niet zouden geloven wanneer die op de titelpagina en in de inleiding tot de lezer meedeelt dat hij Meuriers nederlands-franse studie navolgt. Van Meuriers Coniugaisons van 1558 wijkt Basson inderdaad wat af; maar Meurier werd vaak herdrukt en daarbij werden nogal eens wijzigingen aangebracht. De metode van de antwerpse schoolmeester die in 1558 al de vervoeging van de werkwoorden centraal stelde bij het aanleren van vreemde talen, heeft tot ver in de zeventiende eeuw opgang gemaakt en zijn leidse kollega kende in 1586 niets beters om (een van) de eerste engelsnederlandse leerboeken op te funderen.
Nijmegen. G.R.W. Dibbets. |
|