Taal en Tongval. Jaargang 21
(1969)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
SperziebonenIk wil het hier niet hebben over de sperziebonenstunt van de B.R.T., maar wel over het woord sperziebonen. In de vijfde bundel taaltuintjes in de reeks ‘De taal waarmee wij leven’ behandelt Maarten van NieropGa naar voetnoot1 terloops de etymologie van het woord spersieboon. Ik wijs er hier slechts eventjes op dat M.v.N. spersieboon, spelt en dat de Woordenlijst alleen de spelling sperzieboon kent, terwijl ook Van Dale sperzie en sperzieboon schrijft, maar s.v. spersie naar sperzie verwijst. Over de prinsessenboon zegt M.v.N. op blz. 159-160: ‘...omdat ze vaak met boter en nootmuskaat werden gegeten, zoals asperges, hebben ze ook de naam aspergebonen of spersiebonen gekregen (spersie was de naam in de volksmond voor asperge). Thans worden de namen prinsessenbonen en spersiebonen door elkaar gebruikt’. Precies dezelfde verklaring vind je trouwens in het WNT en bij Van Dale: ‘de sperziebonen werden vroeger veel op de wijze van asperges, t.w. met gesmolten boter en notemuskaat gegeten’. Als vanzelf rijst hier de vraag: Is dat geen volksetymologie? Franck-Van WijkGa naar voetnoot2 is dan ook voorzichtiger: ‘Spersieboon znw... 't Eerste lid = sperge?’. In het supplement liet C.B. Van Haeringen met het vraagteken blijkbaar ook de twijfel varen. Hij affirmeert: ‘Het eerste lid is inderdaad = sperge: 18e-eeuws aspergieboontjes. De benaming berust op een wijze van toebereiding als asperges’. Alleen bij VercoullieGa naar voetnoot3 vinden we een andere verklaring: ‘spersieboon moet blijkens de synon. sparreboon en stokboon ontstaan zijn uit een verwarring van spar met pers’. Ik meen dat we hiermee al in de goede richting zijn. De perseboon is inderdaad een oude volksnaam voor de prinsessenboon of spersieboon; Van Dale noemt de perseboon een ‘Vlaamse volksnaam...’. In, dit woord herkennen we licht pers, uit Fr. perche, met bet. ‘stok, stang, roede’. De perseboon is bijgevolg te onderscheiden van de struikboon, die GrootaersGa naar voetnoot4 als haricot vain | |
[pagina 58]
| |
vertaalt, en te vergelijken met staakboon (Van Dale). Het WNT noemt zowel perseboon als perseprinsesse: ‘Vlaamsche volksnaam voor: prinsesseboon’Ga naar voetnoot1. Dezelfde variant komt voor bij PaqueGa naar voetnoot2: ‘Perseboonen... Id. als percheprincesse(n)... Men noemt alzoo de groote soort, die aan staken (fr. perches) opklimt; de kleine var. wordt struikprincesse(n) genoemd’. Mw. GhijsenGa naar voetnoot3 noemt in het Zeeuws de perse ‘staak, in het bijz. bonenstaak’ en pèsbôônen ‘snijbonen, die langs stokken (pèssen) worden geleid, stokbonen’. We citeren nog I. TeirlinckGa naar voetnoot4: ‘Perseboone, ...boon die langs eerre perse omhoog klimt; in tegenstelling met struikboone’. De in West-Vlaanderen nog altijd bekende perseboon is blijkbaar wel synoniem met prinsessenboon en sperzieboon en heeft dezelfde betekenis als stokboon en staakboon. Nu dienen we alleen nog na te gaan of, en hoe, we sperzieboon uit perseboon kunnen verklaren. Ik meen nl. dat de aanvangs-s van sperzieboon de geanticipeerde s van perseboon is. In volks- en kindertaal zijn ons trouwens heel wat voorbeelden van anticipatie van konsonant bekend. Ik noem hier slechts enkele voorbeelden uit een interessante studie van K. RoelandtsGa naar voetnoot5: Piessens werd Spiessens, het woord portie wordt in veel dialekten spotie (spoossie, spoosse), morsen of mossen wordt smossen, in kindertaal horen we spistolet voor pistolet ‘broodje’ en slinks is wrsl. op die manier uit links ontstaan. Zou het dan zo vreemd zijn als die anticiperende artikulatie ook van de perseboon een sperseboon gemaakt had? Pas hier begint m.i. de volksetymologie mee te spelen. Het is nl. vrijwel normaal dat het eerste element van het zo ontstane woord sperseboon achteraf met sperzie, spergie, sperge geassocieerd werd. Voor de verklaring van sperzieboon neem ik daarom liever de perseboon als uitgangspunt, die via sperseboon als spersieboon/sperzieboon en aspergeboon geïnterpreteerd kon worden, niet alleen door volks- maar zelfs door vaketymologen. F. Debrabandere. |
|