Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| |
Kleinigheden.LII.
| |
[pagina 513]
| |
In Frankrijk had god niets meer in te brengen, en wie leeft ‘als G. in Fr.’ heeft juist veel te zeggen, hij is zijn eigen baas en doet en laat zowat wat hij wil. Wie dus de m.i. juiste betekenis van de uitdrukking in de plaats stelt van die bij Stoett, moet nòg minder tevreden wezen met de bovenbedoelde, overigens nog al niet kwaad gevonden, verklaring omtrent de oorsprong.
De uitdrukking komt voor, misschien wel bij hem het eerst, bij Heine. Hij moet ergens (wie kan nauwkeurig opgeven waar?) over het vrolike leven in Frankrijk hebben geschreven: ‘Man lebt in lauter Lust und Plaisir so recht wie Gott in Frankreich.’ En nu schijnt men dit zo op te vatten: man lebt wie Gottin-Frankreich. Maar mij klinkt het alsof er heel wat anders staat: man lebt-wie-Gott in Frankreich. Heine schrijft niet over een god die in Frankrijk lustig en wel leeft en dat de Fransen hem na-leven; maar hij vertelt dat de vrolike luitjes in Frankrijk leven net als Onze Lieve Heer - en die heeft een goed, vrij leventje boven in den hemel. - Heine droomde er wel eens over (Heimkehr 68): ‘Mir träumt: ich bin der liebe Gott
Und sitz' im Himmel droben,
Und Englein sitzen um mich her,
Die meine Verse loben.
Und Kuchen ess ich und Konfekt
Für manchen lieben Gulden.
Und Kardinal trink ich dabei,
Und habe keine Schulden u.s.w.’
In Zuid-Nederland betekent de uitdrukking, volgens Stoett: ‘geen godsdienstplichten kennen’; nu dat klopt: wie zo doet, doet immers net alsof hij zèlf Onze Lieve Heer is. | |
[pagina 514]
| |
En bij ons vinden we weer een andere wijziging in de betekenis. Iemand, in zijn omgeving oppermachtig, noemen we een ‘Onze Lieve Heer;’ iemand die ongemoeid leeft, zegt dat hij ‘zijn eigen Onze Lieve Heer’ is. In al de gevallen n.l. 1o als vrolike Fransje, 2o zonder god of gebod, 3o in Abrams schoot, 4o op zijn eigen houtje leven en doen - is het: ‘leven als God’ - d.w.z. alsof men zich alles veroorloven kan en niemand heeft te ontzien. En Heine heeft bij toeval eens verteld dat ze in Parijs, in Frankrijk, zo leefden. Zo bekeken wordt de uitdrukking Leven als God in Frankrijk
er net een als Zo oud als de weg van Kralingen.
In Frankrijk, van Kralingen, zijn toevoegingen; men vindt ook andere: in Saksen (zie bij Stoett), van Rome enz. Maar één van de verschillende mogelike toevoegsels heeft een voorsprong op de andere (voor van Kralingen zie o.a. T. en L. XIII, 42) en ‘in Frankrijk’ misschien door invloed van Heine. Máár, - zeker weet ik het niet. Niet onmogelik is de betekenis door Stoett opgegeven óók juist, maar gebruikelik in streken of kringen mij niet gemeenzaam genoeg bekend. Wel ken ik, met deze betekenis, een andere uitdrukking, te weten ‘een leventje leiden, of hebben, als G. in Fr.’ Voor zover ik zien kan worden naast, maar niet voor-en-door, elkaar gebruikt: 1o leven als God in Frankrijk, d.i. ongemoeid, naar eigen luim en lust leven. 2o een leven(tje) hebben, of leiden als God in Frankrijk, d.i. een gemakkelik, weelderig leventje leiden.
U. P.H.M. | |
[pagina 515]
| |
LIII.
| |
LIV.Voor het Kostelick Mal van Huygens staat een gedicht, ondertekend met J.A.F. Eymael heeft in zijn Huygens Studien, 1886, blz. 8 en 9, hoogst waarschijnlik gemaakt dat hiermede Jacobus a | |
[pagina 516]
| |
Feli, dat is Jacob van Cats bedoeld wordt. En zo laat ook Leendertz dit in de jongste editie, Nederl. Klass. III, Versluys 1904. In de 1e uitgave van de Emblemata, 1618, na Jacob Cats staat een Tot den Leser,
Wilt ghij, op eenen dagh, doorsien u gansche leven,
Wilt ghij, met een gesicht, des werelts loop verstaen,
Wilt ghij, een langhe tijt, int corte sien beschreven,
Wilt ghij met eenen stap, het Aertrijck omme-gaen,
Wilt ghij met cleyn beslagh, veel dinghen ondersoucken,
Wilt ghij der menschen aert, haest kennen int ghemeen:
Wat houfdy les of school, of veelderhande boucken
Leest maer dit corte Werck, ghij vintet al bij een.
Ook dit Catsiaanse vers is ondertekend met J.F. Wie nu weet dat de vaders broer van Cats, de Minder-broeders-provinciaal, die in Leuven gestorven was Ao 1576, zich tekende Mathias FelisiusGa naar voetnoot1), leest in- dit J.F. gemakkelik Jacobus Felisius, dat past bij al dat latijn, waarmede deze Emblemata zijn volgestopt. Nu is J.F. nog geen J.A.F. Dat deze A zoveel zou zijn als van, en duiden op zijn adelike afkomst, terwijl hij zelf deze vrij wel ontkent, lijkt wat vreemd. Maar zijn vader heette - Adriaen. En wat is gewoner nu te schrijven voor een Nederlander: Jacob Adriaensz. Cats, alius Felisius oftewel afgekort: J.A.F.?
Zw. B.H. |