| |
| |
| |
Kleine meedelingen.
Praktisches Lehrbuch der Kapholländischen Sprache (Burensprache). Sprachlehre, Gespräche, Lesestücke und Wörterbuch von Dr. Phil. N. Marais-Hoogenhout.
Das Kapholländische oder die Burensprache ist die allgemeine Volks- und Verkehrssprache in ganz Südafrika bis zum Limpopo. Seine Kenntnis ist jedem unentbehrlich, der sich dort auszerhalb der gröszeren Städte aufhalten und mit der einheimischen Bevölkerung in Berührung treten will. Linguistisch betrachtet ist es eine interessante, sehr eigenartig entwickelte Abart des Holländischen. Für diese Sprache gab es bisher auf dem europäischen Festlande kein eigentliches Lehrbuch, und auch die englischen Werke dieser Art sind meist recht unzuläuglich. Die hier gebotene Darstellung wird daher sehr willkommen sein, um so mehr, als der Verfasser für diese Aufgabe ausgerüstet ist wie wenig andere. Er ist der Sohn des Mannes, der zu den ersten Führern der afrikanischen Sprachbewegung gehörte und die ersten wertvollsten Versuche einer kapholländischen Literatur geschaffen hat. Mit der gründlichen Kenntnis seiner Muttersprache vereinigt er deutsche sprach-wissenschaftliche Bildung: er hat in Straszburg in deutscher (niederländischer) Philologie promoviert. Das Buch enthält im ersten Teile eine sehr knappe, inhaltsreiche Sprachlehre. Dann eröffnen einige Gespräche die stattliche Reihe der Lesestücke, die den Hauptteil ausmachen. Jedes ist mit den nötigen Erläuterungen versehen. Den Schlusz bildet ein kapholländisch-deutsches Glossar met Angaben über Aussprache und Flexion. Die grosze Reichhaltigkeit und Zuverlässigkeit des Sprach-materiales werden das Buch ebenso für wissenschaftliche Studien wie für das praktische Bedürfnis brauchbar und wertvoll machen.
| |
| |
Het Oud-Hollandsch Huisgezin der Zeventiende eeuw, beschreven door Dr. G.D.J. Schotel. Tweede, verbeterde en geïllustreerde uitgave door Dr. H.C. Rogge, Oud-Hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam. In 6 afleveringen à f 0.60.
‘Schotel bewandelde in dit werk paden, die eigenlijk nog door niemand betreden waren. Wel hadden anderen vóór hem ons hier en daar een kijkje gegeven in het huiselijk leven onzer vaderen, maar dat leven in zijn geheel had nog niemand zoo breed opgevat en zoo grondig bestudeerd. Zijne omvangrijke kennis, de vrucht van groote belezenheid en een scherp geheugen, omvatte geheel het openbare en intieme leven van den ouden tijd. Niets was aan zijne aandacht ontsnapt, tot zelfs met de kleinste details bleek hij vertrouwd te zijn. Uit tal van kluchtspelen, liedeboekjes en andere meerendeels uiterst zeldzame geschriften, alsmede uit oude familiepapieren en brieven, had hij de bouwstoffen verzameld.
Men heeft de inhoudsopgave slechts in te zien om te weten, hoe de Schrijver begrepen heeft het Oud-Hollandsch Huisgezin in de zeventiende eeuw te moeten schetsen. Hij begint natuurlijk met ons het huis of de huizen te leeren kennen, waarin de burgers van die dagen woonden. In zulk een huis leidt hij ons allereerst de Kraamkamer binnen. Wij zien het kind ter wereld komen, dat als onder onze oogen zal opgroeien tot man of vrouw, en zijn getuigen van alle zeden en gebruiken, die bij elke geboorte in een burgergezin plaats grepen. Als de kleinen opgroeien tot knapen en meisjes, vergezellen wij hen bij hunne spelen en naar de scholen. Hebben zij de kinderschoenen uitgetrokken, dan ontrollen zich voor ons oog andere tafereelen. Het zijn de genoegens en feestelijkheden in en buiten 's huis, die thans aan de orde zijn; wij doorwandelen nogmaals de verschillende vertrekken, terwijl kleer- en linnenkasten voor ons ontsloten worden. Zoo nadert de tijd, waarop de jongelieden op hunne beurt een eigen huis zullen bouwen.
Met bijzondere uitvoerigheid staat Schotel stil bij het vrijen en trouwen. De verloving en de bruidsdagen van den ouden tijd trokken reeds velen aan; dichters en tooneelschrijvers hebben er den mond vol van, en er is misschien geen onderwerp waarover zooveel te zeggen valt. Na de wittebroodsweken vraagt het dagelijksch leven van de burgers uit hoogen en lagen stand zijne aandacht. Schotel laat ons deelen in het zomer- en wintervermaak; met het voorgeslacht wandelen wij in
| |
| |
zijne tuinen, zwieren wij langs de ijsbaan en vieren wij St. Maarten of Driekoningen. Ten einde niets onopgemerkt voorbij te gaan, beschrijft hij daarna nog het theesalet, het gebruik van koffie en chocolade, het snuiven en niezen, en wijst er tevens op dat de fooi, eene gewoonte waartegen heden ten dage zoovelen met reden te velde trekken, reeds bij onze vaderen bestond. Verzuimde hij in den aanvang niet te spreken over de godsdienstige opvoeding: ook de overblijfselen van allerlei bijgeloof gaat hij ten slotte niet stilzwijgend voorbij.
In meer dan één opzicht verschilt deze tweede uitgave van Schotel's Oud-Hollandsch Huisgezin in de zeventiende eeuw, welk boek voor meer dan vijf-en-dertig jaren voor het eerst het licht zag, van de vorige. Behalve dat de tekst hier en daar verbeterd, aangevuld of bekort is en de aanteekeningen mede herzien zijn, heeft deze herdruk, welke wij te danken hebben aan Dr. H.C. Rogge, ook nog in een ander opzicht hooger waarde. Het viertal verdienstelijke teekeningen van Ch. Rochussen en D. van der Kellen zal men hier weervinden, maar bovendien zijn tot toelichting van den tekst een groot aantal afbeeldingen opgenomen naar de gravures en etsen van Adr. van de Venne, Jan Luiken, E. van de Velde, C. de Pas en andere kunstenaars der zeventiende eeuw, naar illustratiën in de oudste uitgaven der werken van Cats en Beverwijck, in liedeboekjes en kluchtspelen, alsmede naar schilderijen, teekeningen, voorwerpen en prenten in oudheidkundige werken van later tijd. Tijdgenooten van Frederik Hendrik en Jan de Witt, van de Van Beveren's en Beverninck geven ons als met eigen oogen te aanschouwen, wat Schotel's vaardige hand zoo levendig en nauwkeurig beschreven heeft.’
Dit werk blijft voor onze Nederlandse Oudheden-kennis nog onmisbaar. Zodra het kompleet is, komen we er op terug.
Red.
| |
Inhoud van tijdschriften.
De XXe Eeuw, Aug. en September 1904, o.a.: L. van Deyssel, In de badplaats. - Nico van Suchtelen, Epanatolion. - Jan Prins, De bul. - Hendrik van de Vaate, Koewachtertje. - Herm. Heyermans Jr., Aanteekeningen over tooneel. - Stijn Streuvels, Kinderzieltje. - Albert Verwey, Uit de Lage Landen bij de Zee. - J. Koopmans, Verkenningen om Gijsbrechts Vesten. - J.L. Walet, Herfstverzen. - H. Bouma, Langs de straten. - A. van Collem, Little Pitch. - H. Bouma, De Dag der Dagen. |
| |
| |
De Nieuwe Gids, Juli, Aug. en Sept. 1904, o.a.: Piet van Assche, Boer Dag en Nacht. - Willem Kloos, Verzen. - Reyneke van Stuwe, Verzen. - Joannes Reddingius, Verzen. - J. de Meester, Geertje. - Willem Kloos, Literaire Kroniek (Augustinus' Belijdenissen door Mr. Frans Erens). [Over godsdienstige dichters]. - Arthur van Schendel, Maneschijn. - J. Everts Jr., Gezin. - Willem Kloos, Verzen. - J. de Meester, Geertje. - Joannes Reddingius, Verzen. - Reyneke van Stuwe, Arm leven. - Willem Kalma, Verzen. |
|
Vlaanderen, Aug. 1904, o.a.: Reimond Stijns, Evolutie. - Karel van de Woestijne, Verzen. - September 1904, o.a.: Prosper van Langendonck, Aan Guido Gezelle. - Gustaaf Vermeersch, De gewone gang. |
|
De Gids, Aug. 1904, o.a.: Dr. P.C. Boutens, Verzen. - September 1904, o.a.: Hélène Lapidoth-Swarth, Tryptieken en miniaturen. |
|
Elsevier. Augustus, 1904, o.a.: Marie Gerritsen, De twijfel van Willem Reysinck. - September, 1904, o.a.: Hélène Lapidoth-Swarth, Roemeensche Balladen. - Creusesol, Bij het scheiden van de markt. - Herman Lijsen, Aan den Dijk. |
|
Boon's Geillustreerd Magazijn, Juli en Aug. 1904, o.a.: R.W.P. de Vries Jr, Nationale kleederdrachten. Zeeland. - Wilhelm Meijer-Förster, Bij de Wedrennen. - C. Jeta, Die malle jongen. - J. Pabst, Vóór het Diner. - K. de Hartogh, In de Koninginnemaand. - G. van Hulzen, Historisch-mooi van Zwitserland. |
|
Nederland, Augustus, 1904, o.a.: Arthur van Schendel, Broos geluk. - Ans Salomons, van Meisjesstudenten. - Mevr. La Chapelle-Roobol, Ouders en kinderen. - Jan van der Moer, Juffrouw Mina. - Alb. v. Waasdijk, Jouisem. - September, 1904, o.a.: V. von Geusau, Oom Nurks. - Bruno, Meisjeskussen. - Mevr. La Chapelle-Roobol, Ouders en Kinderen. - Jeannette H., Welkom. |
|
Noord en Zuid, Juli 1904, o.a.: Dr. A. Borgeld, De philosophische eieren. - Dr. A. Opprel, Roomsche woorden. - J.E. ter Gouw, Taal en Zeden onzer Vaderen, toegelicht door eenige oude kluchtspelen. - Aug. 1904, o.a.: J.E. ter Gouw, Nierper
|
| |
| |
Almanak. - E. Rijpman, Een verkeerd verklaarde plaats uit Potgieter's ‘Isaäc da Costa’. |
|
Tijdspiegel, Sept. 1904, o.a.: C.E. Ovink-Soer, Tosari. |
|
Tijdschrift Paedagogiek, 3de afl. 1904, o.a.: A. Franse, Uit de school. |
|
Dietse Warande en Belfort, No. 6, 1904, o.a.: Karel van de Woestijne, Albyn van den Abeele. - No. 7, 1904, o.a.: Eug. Leën, Het onderwijs in Denemarken. |
| |
Nieuwe boeken.
Apt (Dr. H.), Het stotteren. Nuttige wenken voor stotteraars, hunne ouders en onderwijzers. |
f 0,30 |
Wat onze ouders wel eens mogen weten, door een volwassen jongen. |
f 0,45 |
|
Lobedank, Die Gesundheitspflege des Schulkindes im Elternhause. |
f 1,65 |
|
Dijk (Prof. Dr. S. van), Vota academica. Overwegingen en wenschen op het gebied van het hooger onderwijs. |
f 1,90 |
Beer (Taco H. de), Steenen voor Brood. Het doel van het onderwijs en dat van de nieuwe onderwijswetten. |
f 0,60 |
Groenloopen. Een ernstig woord aan ouders en voogden van aanstaande Studenten, door een Hoogleeraar |
f 0,40 |
|
Krause (Dr. K.), Ueber das Lautwerden der eigenen Gedanken. |
f 0,40 |
|
Ribot (T.), De ziekten van het geheugen. |
f 1, -; geb. f 1,40 |
|
Toulousé (Dr. N. Varchide et Pieron H.), Technique de psychologie expérimentale Avec 19 fig. |
f 2,20 |
Brink (Dr. J. ten), Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de 19e eeuw. Vervolgd en bijgewerkt door Taco H. de Beer. 3 dln. |
f 6. - |
Karel ende Elegast. Middeleeuws ridderdicht met verklarende aantekeningen. |
f 0,20 |
Querido (S.), Over literatuur. |
f 2,90; geb. f 3,50 |
Schotel (Dr.), Het Oud-Hollandsch Huisgezin der 17e Eeuw. 2e druk; bewerkt door Dr. H.C. Rogge afl. 1. Compleet in 6 afl. à |
f 0,60 |
| |
| |
Wolff (Betje), en Aagje Deken, Brieven, met aanteekeningen van Dr. Dyserinck, geb. |
f 5,20 |
|
Barat, (E.), Le style poétique et la révolution romantique. |
f 4,15 |
Federn (K.), Essays zur vergleichenden Literaturgeschichte. |
f 1,95 |
geb. |
f 2,60 |
Nagel (Dr. S.R.), Die Hauptwerke der Deutschen Literatur. Im Zusammenhange met ihrer Gattung. |
f 1,30 |
Sieper (E.), Das Evangelium der Schönheit in der englischen Litteratur und Kunst des 19. Jahrh. |
f 4,55 |
Stern (A.), Studien zur Literatur der Gegenwart. Neue Folge. Mit 14 Bildnissen. f 6,85; geb. |
f 8,15 |
Weber (L.), Märchen und Schwank. Eine stilkrit. Studie zur Volksdichtung. |
f 1, - |
Wilser (Dr. L.) Die Germanen. Beiträge zur Völkerkunde. |
f 3,90 |
geb. |
f 4,90 |
Zwymann (K.), Aesthetik der Lyrik I. |
f 1,65 |
|
Baldwin (J.), The book-lover. A guide to the best reading. 14 ed. rev. |
f 1,65 |
|
Water (A. van de), De volkstaal in het Oosten van de Bommelerwaard. |
f 2,50 |
|
Schücking (Levin Ludwig), Die Grundzüge der Satzverknüpfung im Beowulf I. |
f 2,60 |
|
Thomas (H.), Where Eden's Tongue is spoken. |
f 3,90 |
|
|