Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
Kleinigheden.XLV.
| |
[pagina 409]
| |
Of wel een jonge vrou is schoon in al de leden,
Is geestigh uytter aert, en deftigh in de reden;
Heeft niet een kloecke vrou, tot David ingetreden,
Hem, door een soet gespreck en wel-beleyde reden,
Soo kunstigh aangetast, soo deftigh ondergaen
Dat sijn verbannen soon het hof is opgedaen?
Men schonck 'er geenen wijn, des riep de waert te felder,
Maar schoon hij deftigh sprack, de wijn bleef in de kelder:
Indien er iemant feylt, ontset u niet te seer,
Weest deftigh alle tijt, maer vinnigh nimmermeer.
Vermindert uwen slaep, en breeckt de lange nachten
Door vlijt tot deftigh werck, door reyne vroeghgedachten;
Wil haer van eersten af geen groote dingen seggen,
Geen saecken van gevolgh in haren boesem leggen:
Maer liever dit en gint, dat niemant schaden magh;
Al wort 'et openbaer oock van den eersten dagh.
Soo dan het deftigh wijf haer sluyt op uw bevelen,
En kan het kleyn beslagh met stille lippen helen,
Soo mooghje mettertijt een weinigh verder gaen,
Tot datse volle proef van swijgen heeft gedaenGa naar voetnoot1).
De door Dr. Beets bestreden opvatting van Cats' karakter wordt ook weerlegd door een plaats uit hetzelfde boek: Een yeder is begaen, en spant de gansche sinnen,
Om goet tot syn gebruyck, om gelt te mogen winnen;
Maar wat is van het goet, of van het loose gelt,
Indien een droeve koorts uw siecke leden quelt?
| |
[pagina 410]
| |
Wat voordeel kan het sijn te soecken, wroeten, delven,
Soo niemant draeyt een oogh omtrent syn eygen selven?
De ziel dient eerst besorght, en dan het swacke lijf,
En sonder dese twee is gelt maar ongerijf.
Cats heeft in de plaàts uit het Twee-en tachtigjaerig Leven een parafrase gegeven van Lucas XVIII, 25: Het is moeilik voor een rijke om zalig te worden; de rijke, die het desniettegenstaande wordt, is lofwaardig.
Rotterdam. G. Engels. | |
XLVI.
|
|