Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Woordkunst.Woordkunst van Guido Gezette, door J. Craeynest. - Leo Depoortere's Boekhandel in de Oudenburgstraat 29, Brugge, 1904 (prijs f 0,45). Hebben we Guido Gezelle vooral lief als dichter, bovenstaand boekje tekent hem ons als ‘taalreus’, met zijn diep Nederlands taalvoelen, waaruit ‘onzegbaar schoon, lijk wolken wierooks uit een zoet wierookvat, (zijn) wonder zoet Vlaamsch’ is opgeweld. Ik ben niet erg taalkundig, en streng-taalkundige rekenschap gaf ik me nog niet vaak van het taallekkere van Gezelle, van ‘'t geen d' ooren lecker smaekt’, zoals Vondel zegt. Meest geniet ik haast onbewust van die taalweelde, dat ‘nesch’ taalleven, fris als ‘maagdengroen’, als ‘'t blomgewas dat asemt in den dauw des morgens’; - sappige, smijdige woorden als van ons oude Diets, dat eens, vrij dor woordmateriaal voor me, nu leeft en nog nooit zo lief me geweest is. Zonder één taalkundige gedachte dompel ik zo graag onder in die zee van schoonheid en vroomheid in Gezelle's poëzie en volg de fijne rimpeling van zijn dichterziel. Bovenstaand boekje bewijst, hoe Gezelle's ‘taalveerdigheid’, zijn diep taalvoelen op zichzelf 'n belangrijk onderwerp van studie kan worden. In hoofdzaak is het een herdruk van de in De Katholiek | |
[pagina 367]
| |
(jrg. 1903, blz. 206-211 en 256-263) verschenen studie van ‘den Noord-Nederlander H. Linnebank, ‘Kruisheer te Diest in Belgenland’ getiteld: Woordkunst van Guido Gezelle. Linnebank bewijst met de spraakkunst van Terwey naast zich, dat veel woorden van Gezelle, ‘die er als vreemdelingen uitzien, bij oplettender beschouwing in omhoogbouw van gestalte, in kleur van haren en opslag van oogen echte Nederlanders blijken.’ De heer Craeynest te Brugge, zelf West-Vlaming, was 't echter niet in alle opzichten eens met de heer Linnebank, die als Noord-Nederlander veel hem onbekende Gezellewoorden als nieuw, zij 't ook spraakkunstig juist gevormd, beschouwde, maar ze niet kende levend nog in de Zuid-Nederlandse volkstaal, of overgeleverd in handschrift of druk. Dit bracht de heer Craeynest er toe het opstel uit De Katholiek met 's schrijvers toestemming te doen herdrukken en met uitvoerige bladwijzer der besproken woorden en voorzien van belangrijke aantekeningen als afzonderlik boekje uit te geven. Zo kan het in ruimer kring bekend worden en, naar de schrijver zich voorstelt, zelfs dienen ‘voor de leerlingen op onze onderwijsgestichten.’ Aan het slot van deze ook voor ons, Noord-Nederlanders, door de aantekeningen vooral zo belangrijke verhandeling noemt de heer Craeynest twee hoofdzaken, die nu duidelik geworden zijn (blz. 43): ‘1o dat bij Gezelle het aantal nieuwgesmede woorden niet zoo groot is als men wellicht meenen zou; 2o dat Gezelle bij het maken van nieuwe woordgedaanten heel omzichtig te werk ging en over 't algemeen de wetten volgde van de gezonde spraakkunst.’ Het spreekt echter van zelf, dat de kwestie met deze studie niet is uitgemaakt - op blz. 42 zegt de heer Craeynest: ‘van woordgedaanten, die wij niet elders gebruikt vonden, (Verdam's Mnl. Wrdb. en vooral Het Wrdb. d. Ned. Taal zijn verre van voltooid)Ga naar voetnoot1), mag daarom nog niet bevestigd dat ze | |
[pagina 368]
| |
eerst door Gezelle werden in 't leven geroepen. Want Gezelle's belezenheid in dit opzicht en zijn bekendheid met de volksspreektaal waren verbazend groot. Dit getuigen o.a. zijn aanteekeningen in de 15 jaargangen van het maandblad Loquela, alsook de ontzaglijke hoeveelheid minder gewone woorden en woordgedaanten door hem uit allerhande oude boeken bijeenverzameld en tegenwoordig in 't bezit van E.H. Caesar Gezelle. Uit deze verzameling zou ongetwijfeld nog veel licht kunnen opgaan over menig woord, waarvan wij hier de herkomst niet vermochten aan te wijzen.’ Laten we hopen, dat met een a.s. voor te bereiden en omgewerkte herdruk van Loquela ook dat gewenste taallicht moge opgaan uit ‘die meer dan honderdduizend ongeboekte woorden en zegwijzen, na [Gezelle's] dood op nette bladjes in zijn kamerken gevondenGa naar voetnoot1)’ ten bate van ons algemeen Nederlands, het Nederlands van Zuid en Noord, dat Gezelle als gespierd Germaans taaleigen zo liefhad. Deze korte aankondiging van Craeynest's boekje volsta om belangstellenden op te wekken het zelf te bestuderen.
J. Aleida Nijland. |
|