Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
Tachentig, niemendal, borendevol.Deze populaire bijvorm van tachtig wordt door Franck en Vercoullie niet verklaard. 't Ligt vosor de hand aan analogie van zeventig en negentig te denken. Maar waarom zijn dan dertig, veertig, vijftig en zestig die weg niet uitgegaan? ‘Omdat ze voorgaan in de tel,’ antwoordt mij een vriend op deze vraag. Te vergeefs tracht ik die reden afdoende te vinden. Niemendal brengt Vercoullie in verband met M.h.d. betalle = geheel en gansch. Veel waarschijnliker zegt m.i. Franck: ‘Uit nietmedal’ enz. zie ib. In elk geval blijft de n onverklaard. Men zou aan 'n invloed van niemand kunnen denken, maar die moet dan toch al heel vaag en schaduwachtig geweest zijn. Is borende vol ooit met iets anders samengesteld dan met (? ten) boorde vol? Maar van waar die en? Alles is mogelik en zelfs hier kan men met 't rekbaar begrip van ‘Volksetymologie’ aan 't w.w. boren denken. Maar ik zie dit noch niet presies. Evenals we bordje tot borretje en paardje tot paretje horen maken zullen we hier wel een tussen vorm borede mogen aannemen. En dan vinden we voor al de drie hier opgenoemde gevallen eenzelfde reden voor de n-vormen, nl. de nasaal ontwikkeld uit | |
[pagina 259]
| |
het nasale karakter van sommige ongeaksentueerde vokalenGa naar voetnoot1) waarover het voorgaand artiekel lang en breed uitsluitsel geeft. Vooral in het laatste geval lijkt mij deze verklaring boven bedenking verheven. -
Gent, 4 Maart 1904. H. Logeman. |
|