Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Enige gevallen van een stemloze media in het Nederlands.Een verschil tussen de zogenaamde stemloze t van beter in een zin ‘Kun je dat niet beter’ (met b.v. een verontwaardigingsnadruk op beter?) en de d in paden ligt zo als wel bekend is in het feit dat de stembanden bij de t van dat beter van elkaar afstaan, zodat de lucht er tussen door stroomt terwijl die bij de d van paden tegengehouden wordt doordat de stembanden tegen elkaar aanliggen en de lucht zich eerst een weg door de banden heen moet banen. Tengevolge van het feit dat de lucht uit de longen komend de stembanden uit den weg drukt, beginnen die, daar ze sterk elasties zijn te trillen. Naar dit trillend geluid, dat men voelen kan door de vingers op de Adamsappel te leggen, (met 'n fonetiestechniese term stem genoemd) heet de t in beter stemloos, - de d in paden stemhebbend. Maar er is tussen de t en die d nog een ander verschil op te merken. We moeten n l. bedenken dat eenzelfde massa lucht uit de longen gedreven krachtiger de mondholte door zal stromen wanneer die geen belemmering in de keel (d.w.z. vanwege de stembanden) ondervonden heeft. Met andere woorden: de uitademingssterkte van de stemloze t is groter dan die van de stemhebbende d. Dit alles en ook veel van wat volgt is bekend, ik moet het maar even memoreren om er 'n opmerking aan vast te kunnen knopen en ook mijn niet-fonetiese lezers even op de hoogte van de zaak te brengen. Op zich zelf zal | |
[pagina 219]
| |
het duidelik zijn dat die twee elementen tot zekere hoogte altans, onafhankelik van elkaar kunnen optreden. Men zal zich n.l heel goed voor kunnen stellen dat een klank uitgesproken word met open stembanden, maar dat daarom toch de uitademingssterkte minder kan zijn. Ook in dit gedeelte van de wetenschap is er niets absoluuts, geen verschil van zwart en wil, van alles en niets; ook hier zijn slechts graadverschillen op te merken. De voornaamste oorzaak van dit graadsverschil zal wel zijn de sterkere of minder sterke nadruk óp de lettergreep waar de klank in kwestie in voorkomt. Het omgekeerde geval, een stemhebbende klank waarbij toch de uitademingssterkte niet of niet noemenswaard verminderd wordt, bespreek ik nu niet, om mij alleen tot het eerste te bepalen. Wat ik daarvan zeide is de teorie van 't geval. In de praktijk, in de werkelikheid komen ze vooral voor, zoals b.v. wel bekend is in het Deens. Zoo is de aan de t in Pieter beantwoordende d in Deens Peder niets anders dan een stemloze explosief met zwakke uitademing. Te verwonderen is het niet dat zulk een stemloze explosief die met zwakke adem uitgesproken wordt tussen twee stemhebbende klanken - d.w.z. tussen twee klanken bij welker productie de stembanden trillen - licht ook ‘stem’ krijgt, d.w.z. dat, juist omdat de adem de kracht niet heeft de stembanden uit elkaar te houden, de stembanden blijven trillen. Zo is het Deens fader te verklaren. De d is daár (niet in Peder) stemhebbend, - dat die ook spiranties geworden is kan ik als buiten ons probleem staande onbesproken laten. De d van het Italiaans padre die nu, geloof ik, stemhebbend is, zal wel eerst stemloos geweest zijn, het enig verschil met zijn protetype (pa)t(er) van 't Latijn zal hem in de mindere uitademingssterkte gelegen hebben. In elk geval heeft 't Frans père uit patrem het tweede stadium doorgemaakt, niet alleen stemloos met zwakke expiratie, maar ook, tengevolge daarvan | |
[pagina 220]
| |
zoals ik zo even zei, stemhebbend. Daarna verdween die geheel, d. w z. dat de tong niet meer uit de lage vokaalstelling kwam om de d-sluiting te vormen en dat de stembanden bleven trillen. (De r moet daar n.l. ook ‘stem’ gehad hebben). Dat tweeledige verschil tussen de t en de d kent natuurlik elk foneticus heel goed maar het wordt wel eens te veel uit het oor verloren vooral in de laatste tijd nadat men het vroeger veelal geignoreerde stem-verschil meer en meer als het essentieele was gaan beschouwen. En bovendien zijn we ongelukkig over 't algemeen noch zulke letterknechten, de oude zuurdeesem dat een taal uit letters bestaat zit er noch zoo zeer hier en daar in dat we noch veel te veel bij 't zien van het symbool t op goed geloof aannemen dat het dus een ‘scherpe’ medeklinker is of een ‘stemloze’ zooals de meer geleerde konfrater het noemen zal, alsof dit twee termen waren die hetzelfde aanduiden, - alsof (we zagen het hierboven) een medeklinker niet ‘scherp’ (wat ik nu hier = met sterke expiratie gebruik) en stemhebbend en vooral ‘zacht’ ( = met zwakke expiratie) en ‘stemloos’ kan zijn. Nu moeten we met die termen sterke en zwakke expiratie voorzichtig zijn, - dit zijn bij uitstek gevaarlike termen om te gebruiken in de wetenschap, omdat die begrippen sterk en zwak zo uitermate rekbaar zijn. Wat de een sterk noemt zal de ander zwak noemen. Ja wat meer zegt, - wat een en dezelfde persoon op 't ene ogenblik als sterk voelt zou hem 't andere als zwak voorkomen. Toch kan het gebruik ervan geen kwaad als we maar bedenken dat zwak onder deze omstandigheden betekent: met merkbaar zwakkere expiratie uitgesproken dan een andere aangewezen klank, 't zij in de onmiddelike nabijheid van 't zelfde woord, - 't zij in de korresponderende positie in 'n ander met 't eerste vergeleken woord. Zo werd de t van Lat. patér met sterke expiratie uitgesproken, vergeleken met de zwakke d uit pàdre. Maar niets verhindert u om het gehele woord pater zoo weinig krachtig uit te spreken dat èn de p en de t vergelijkenderwijs gesproken ‘zacht’ klinken. | |
[pagina 221]
| |
Waar ik nu de aandacht van Ndl. fonetici op wilde vestigen is het feit wat iedereen op kan merken als hij beide oren open wil zetten dat wij in onze taal voortdurend van die ‘gereduceerde stemloze’ klanken zooals men ze zouden kunnen noemen, voorkomen. Neem zinnen als: Ik kàn 't niet beter; ik hèb de suiker niet; wat doe je dan ook die lepel aan te raken; ik kàn het niet beletten; ik vìnd 't nu eenmaal niet lekker; wât voor boodschappen? En vergelijk dan de uitspraak van de t, k, p's (enkel en dubbel geschreven met de volgende gevallen: A. Timmeren; kan je niet?; Pruil toch niet; Ik zet 't je; Een lek; pop; en zelfs B. Kun je 't niet bèter? Is dat de baker? Wil je een lepel?; Ik kan de kerel niet zètten!; Lekker! De Schepper heet hij niet. Dan zal men terstond op kunnen maken dat er een groot verschil is tussen de uitspraak van de t, k, p's van de eerste en tweede groep en wel juist dit, dat, terwijl die van groep 1 allemaal in hoge mate gereduceerd zijn, d.w.z. stemloos zijn gebleven maar met zwakke expiratie, die van groep 2 ook stemloos zijn natuurlik, maar met sterke expiratie, zodat we die van deze groep alleen in een streng foneties schrift met de lettertekens t, k, p weergeven mogen, die oorspronkelik sterk geëxpireerde stemloze klanken aanduidden. En nu moet ik mijn niet-foneties-onderlegde lezers een vraag stellen en 'n raad geven en doe dit in de gevoelvolle woorden van den schoolmeester: Komt 't u ongeloof'lik voor, omdat ge 't niet vindt in de boeken? Dan moet ge - daar dient 't werken voor, - 't maar zelf gaan onderzoeken. En als ge 't dan wilt onderzoeken, pas dan voor één ding op. Ga 't niet zelf uitspreken, ge zult u dan blootstellen aan de mogelikheid van veel te veel nadruk te leggen op die gedeelten waar 't juist op aankomt; ge zult die dan niet natuurlik uitspreken en uw gegevens zullen dan onvertrouwbaar zijn en uw rezultaat dus ook. Tracht liever met iemand die absoluut niet weet waar ge heen wilt, 't gesprek zo te | |
[pagina 222]
| |
leiden dat hij die zinnetjes natuurlijk uitspreekt. Lukt dat niet of hebt ge daar geen tijd voor, dan beveel ik u de volgende methode aan die trouwens altijd in zake fonetiek aan te raden is: Leg uw slachtoffer een passage voor, liefst vrij lang, waarin het woord dat ge horen wilt zo wat in 't midden staat of wat verder noch. Vraag hem dan die passage te lezen en veroorloof u het ‘leugentje’ (als ik die naam zoo misbruiken mag) om te zeggen dat 't u te doen is om de juiste uitspraak van een woord dat ongeveer twee regels later komt dan wat ge eigelik horen wilt. Dan zult ge merken hoe bij de eerste woorden iets of wat onnatuurlik leest, dan ratelt hij de rest af juist zooals ge 't horen wilt, totdat hij dicht bij ‘zijn’ woord komt. Dat wordt dan uiterst langzaam en duidelijk - d.w.z. on-natuurlik uitgesproken om u toch vooral te doen horen hoe 't gewoonlijk (niet) klinkt, maar dat doet er niet toe, gij hebt ‘uw’ woord beet. Na deze abstecher kom ik op mijn onderwerp terug. Wat is de reden van het verschil tussen die twee kategoriën? Ja, na alles wat er voorafgaat is 't niet moeilik hier een antwoord op te geven. Waar zo als in de eerste kategorie de t, k, p, voorkomen zonder zin-nadruk èn in een ongeaksentueerde lettergreep, dus zonder enige nadruk, daar zal de kwantiteit uitstromende lucht ‘gereduceerd’ worden en dan treedt de stemloze medeklinker dus dit eerste stadium in dat b.v. door (zie in 't begin hierboven) Deens Peder gerepresenteerd wordt. Ik behoef wel nauweliks te zeggen dat de bovengenoemde voorbeelden niet anders dan typies zijn en dat het verschijnsel veel grotere uitgestrektheid heeft in 't Nederlands dan die voorbeelden op zichzelf beschouwd, zouden kunnen doen vermoeden. Ik hoop naderhand andere kategorieën te bespreken. Het doel van dit stukje is eigelik niet meer dan de aandacht op het probleem te vestigen en andere tot studie ervan op te wekken. Over het algemeen moeten we ook wat minder aan stem-hebbende konsonanten gaan geloven dan de simbolen | |
[pagina 223]
| |
aan schijnen te duiden. Als uitstekend oor-scherpend middel veroorloof ik me op de studie van de Scandinaviese klankleer te wijzen. De vergelijking van de onder II, B genoemde voorbeelden met die onder II, A genoemd is interessant. Men zal duidelijk opmerken dat b.v. in: Is dat de baker? de stem bij de lettergreep waar de k van baker in voorkomt vrij sterk de hoogte ingaat. Nu is het de hoogte ingaan van de stem een zeer duidelik middel om ergens de nadruk op te leggen; we kunnen in elk geval opmerken dat die twee elementen dikwijls samen gaan. Te verwonderen is het dan ook niet, dat in een dergelijke positie waar de stem de hoogte ingaat de stemlooze p, t, k met volle aspiratiekracht bewaard wordt, terwijl daarentegen een dalende stem gepaard blijkt te gaan met slappe articulatie, met mindere expiratiesterkte, d.w.z. dat in een geval als: eene mòoie lepel, de p als een ‘gereduceerde stemloze’ konsonant voorkomt. Deze laatste consideratien worden aardig gesteund en geillustreerd door de beschouwing van het verschil in dit opzicht tusschen het Deens en het Noors. Terwijl namelik het Deens met zijn (in hoofdzaak!) sterk afnemende toonval in de condities verkeerd die we hierboven leerden kennen voor het reduceeren van zijn niet geaksentueerde stemloze explosieven, heeft het Noors hier de oude dalende èn rijzende toonval bewaard. En hierin speelt het soms zeer sterk de hoogte ingaan van de stem, zoals bekend is, de grote rol. Noors: gate tegenover Deens gade; Noors uke, tegenover Deens uge; Noors löpe tegenover Deens löbe, staan in presies dezelfde verhouding tot elkaar als beter in het geval van II B vergeleken met dat sub I genoemdGa naar voetnoot1). | |
[pagina 224]
| |
In hoever of het Nederlands het derde stadium, dat van de stemhebbende konsonant, onder de gegeven omstandigheden bereikt heeft dient noch onderzocht te worden. Het is meer dan waarschijnlik dat de gevallen waar de gereduceerde stemloze, stemhebbend geworden is, individueel en momentaan vrij dikwijls voorkomen, zoals ik ze dan ook in mijn eigen uitspraak heb menen te horen. Maar een analogon van het Engels knowledge waar precies dezelfde omstandigheden reeds uit de spelling blijken, herinner ik me niet reeds in het Nederlands gevonden te hebben.
H. Logeman. |
|