Taal en Letteren. Jaargang 14
(1904)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Komt men over den hond, dan komt men ook over den staart.Zooals bekend, misschien nog maar al te bekend is, was de vroegere uitlegging van dit spreekwoord gebaseerd op de Hont of Westerschelde. Maar, zooals Dr. Stoett terecht opmerkt, het feit, dat dit spreekwoord ook in vele Duitsche dialekten voorkomt, maakt het zeer onwaarschijnlijk, dat de oorsprong der spreekwijze in ons land te zoeken is. Dat ook de Vlamingen zeggen, als men over den kop kan, kan men over den steert en de Franschen: quand on a avalé un boeuf, il ne faut pas s'arrêter à la queue, brengt bovengenoemden schrijver op het vermoeden, dat we bij hond aan een dier moeten denken. Wat natuurlijker? De oorsprong der uitdrukking echter is, volgens Dr. Stoett tot nog toe onbekend. Moet er wellicht verband gezocht worden, vraagt hij, tusschen deze uitdrukking en het 17e eeuwsche op een hond komen, raken, zijn) = ongelukkig worden, in benarde omstandigheden geraken, hd. auf den Hund kommen? Zoo ja, gaat hij voort, dan kan de zegswijze willen zeggen: komt men eenmaal het grootste ongeluk (den hond) te boven, dan zal het verder ook wel gaan. Bij deze verklaring zitten we echter nog altijd verlegen met het Vlaamsche kop en het Fransche boeuf in plaats van hond. Een mooie parallel nu van het Fransche spreekwoord hebben we in het Grieksch, zooals ik in Taal en Letteren | |
[pagina 172]
| |
reeds vermeldde. Werkelijk zijn we in: παντ῾ ἐντραγὼν τὸν βοῦν εἰς την οὐρὰν ἀπέϰαμεν, naar ik meen, den oorsprong der spreekwijze op het spoor. Ook het Middelgrieksch heeft hetzelfde spreekwoord, toevalligerwijze het eerste in de verzameling van Planudes, in dezen vorm: ὅλον τὸν βοῦν ἔϕαγε, ϰατὰ δὲ τὴν ϰέρϰον ἀπηγόρευσε, terwijl het in het Nieuwgrieksch is: ὅλο τὸ βοῖδ᾽ ἐϕάγαμε ϰαὶ ᾽ς τὴν οὐρὰ ᾽ποστάσαμε. Naar Krumbacher in de Sitzungsberichte der bair. Akad. 1893 II p. 141Ga naar voetnoot1) meedeelt, heeft hij den os in de Nieuwgrieksche verzamelingen slechts op twee plaatsen aangetroffen, meestal echter den ezel - ‘wohl zur schärferen Betonung der Schwierigkeit des vollbrachten Werkes’. Opmerkelijk is het, dat in plaats van den os en den ezel het Russisch den hond met het Hollandsch hier gemeen heeft. De verdere overgang van de kleine anekdote - met haar waarschuwenden Anklang tot den sententieuzen vorm van het Fransche spreekwoord is begrijpelijk genoeg en vandaar tot den Hollandschen vorm - il n'y a qu'un pas, vooral als men invloed van de uitdrukking op den hond komen veronderstellen kan.
Mr. Cornelis, 20 October 1903. F.P.H. Prick. |
|