concentreren van een toestand in enkele personen niet minder scherp in het brein van de lezer prent wat hij wil doen zien, dan anderen door massa-schildering.
Maar daarom had hij uit de voorrede de opmerking maar moeten weglaten: ‘Opzettelik worden niet veel personen ingevoerd, een vergemakkelijking voor den lezer, die geen tal van namen krijgt te onthouden, gewoonlijk achter de hoofdfiguur verdwijnend.’
Dat een schrijver zó bezorgd zou zijn voor het gemak van zijn lezer, nou, kom!
Evenmin als de schrijver in de vorm van zijn werk met deze nieuwe reeks een nieuwe richting heeft ingeslagen, evenmin heeft hij dat met de inhoud gedaan. Wanneer aan de schetsen uit Zwervers en Machteloozen de algemene titel Van den zelfkant der samenleving was gegeven, zou die gesloten hebben als een deksel op een bus.
Het is zelfs zo sterk, dat de enige maal dat de schrijver uit die klasse van mensen gaat, nl. bij het optreden van de advokaat, de toon vals klinkt.
Met alle overeenkomsten heeft De man uit de slop ook de uitstekende eigenschappen van de vroegere boeken: een pakkend juist weergeven van heel zuivere waarnemingen van de gehele inleiding, de kermis, de kroeg, de slop, vormen prachtige beschrijvingskunst. En de mooie bewerking van de onderdelen vergoedt het bovengenoemde bezwaar van te weinig dramatiese beweging.
Wat De Vrouw met de Molentjes en Den Zwakste in dat opzicht deden verwachten is nog niet vervuld. Zou het komen in de volgverhalen van deze nieuwe serie? We vrezen er wel een beetje voor na het lezen van dit eerste boek.
D.