Kleinigheden.
XV.
Knypraad.
In Dr. Colenbrander's recensie van Het Dagboek van Van Hardenbroek (uitgegeven en toegelicht door Dr. F.J.L. Krämer), in de Octoberaflevering van De Gids, bl. 137, staat: ‘In plaats van welingerichte departementen van algemeen bestuur, een lichtschuwe kuipraad;’ en daarbij de volgende aanteekening: ‘Prof. Krämer maakt er een knijpraad van. Er zal stellig in het hs. wel een u staan. Onze eeuw kent knijpdokters, maar de achttiende geen knijpraden’. Wat Dr. Colenbrander hier beweert is nog zoo zeker niet. Het woord knijpraad komt wel degelijk in de oudere taal voor in de beteekenis van geheime raadgever. Bijv.:
De rest word u, als Knypraad, toevertrouwd.
Beweeg jy de Juffer, en hou je dicht; het verd're blyft ons bevoolen.
A. Alewyn, De Bedrooge Woekeraar, 1702, bl. 25.
Ook is hy je vader altyd op zy en knypraad in al zyn doen en laaten.
F. Ryk, De doorsleepen Vleyer, bl. 10.
Zie ook het Woordenboek van Oudemans, die echter de door hem geciteerde plaats niet heeft begrepen, en ten onrechte een werkwoord ‘knypraden’ vormt.
K. Poll.