Taal en Letteren. Jaargang 11
(1901)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |||||||
Spreken en horen.Talloos zijn de zoogenaamde aardigheden die gemaakt zijn op 't bekende verschijnsel dat de woorden die in 't algemeen Nederlandsch met een h of met een klinker beginnen, in verschillende streken van ons vaderland een afwijkenden vorm vertoonen. Men vertelt dat een predikant te Enkhuizen van den kansel verkondigde: ‘Wie hooren eeft om te ooren, die oore,’ dat de bewoners van onze Noordzeekust eerlijk noemen wat ze heerlijk vinden, dat men op andere plaatsen een hengel voor een engel houdt en een engel voor een hengel enz. enz. Dit verschijnsel pleegt men te omschrijven, en ook wel voor zich zelf te verklaren, door de volgende uitdrukking: ‘De Enkhuizers (Gouwenaars enz. enz.), zetten een h waar ze niet hoort, en laten haar weg waar ze wezen moest.’ 't Is duidelijk dat die woorden, indien ze iets meer bedoelen dan het eenvoudig weergeven van 't geen men waarneemt, op twee ongerijmde onderstellingen berusten, n.l. 1o. dat die h-verwisselaars kennis hebben van het elders gesproken Nederlandsch, waardoor ze weten waar de h behoort te klinken en waar niet, 2o. dat zij een wonderlijke neiging hebben om, wetende hoe het behoort, anders te doen. De uitdrukking, waarmee in den regel een regelmatige verwisseling bedoeld wordt, zou om die reden ook zelfs verwerpelijk zijn, indien men kon aannemen dat de bedoelde verwisseling alleen voorkomt bij menschen in wier dialect de h aan 't begin der woorden ontbreekt, en die nu, deftig sprekende, door hun halve kennis van de schrijftaal allerlei vergissingen begaan. Iets dergelijks heeft men beweerd van de ZeeuwenGa naar voetnoot1), doch de juistheid van die | |||||||
[pagina 466]
| |||||||
bewering wordt betwijfeld; in allen gevalle schijnt het wel zeker te wezen dat men op zeer verschillende plaatsen die verwisseling van de bewoners hoort, ook wanneer er geen sprake is van mooispreken en de menschen niet veel anders kennen dan hun eigen dialect. Een dieper inzicht in de zaak schijnen de woorden te geven van H.v.d. Brand omtrent het West-Brabandsch.Ga naar voetnoot1) Bij hem leest men: ‘Men zegt gewoonlijk: daar laat men de h weg, waar zij staan moet, en men spreekt ze uit, waar ze niet staan mag. Dit is, voor zoover ik heb kunnen nagaan, onjuist. Men maakt geen verschil tusschen woorden die met en die zonder h beginnen, men scheert ze alle over één kam. De regel is, dat de h nooit uitgesproken wordt zonder aanleidende oorzaak, en deze oorzaak werkt bij alle woorden gelijkelijk, onverschillig of wij ze met of zonder h schrijven. Die oorzaken zijn de volgende: 1. Wanneer het voorafgaande woord met een klinker sluit en er dus een hiatus ontstaat, gebruikt men de h als verbindings- of overgangsletter. 2. Wanneer een woord met nadruk wordt uitgesproken, voegt men er gaarne eene h voor. Wanneer men om een der voorgaande redenen, een woord met eene h heeft uitgesproken, en het volgende woord eveneens met een klinker begint, zal men ook voor dat woord licht eene h plaatsen.’ De regels die v.d. Brand hier opstelt komen overeen met hetgeen Dr. Murray in zijn groot Engelsch Woordenboek opgeeft, op de letter H. 't Verschil is alleen dat de Nederlandsche schrijver sub 3 ook omstandigheden vermeldt die niet van uitsluitend phonetischen aard zijn, doch dit is een ondergeschikt punt. Men oordeele: ‘..... in many English dialects, the aspirate has disappeared as an ordinary etymological element, and is now employed only with other functions, viz. to avoid hiatus (e.g. the egg, pronounced the-h-egg), and especially in the emphatic or energetic utterance of a syllable with an initial vowel; being then prefixed without distinction to words with or without etymological h.... Some modern Dutch and Flemish dialects.... have entirely lost h as an etymological element and employ it to avoid hiatus, and to impart emphasis, exactly like the English dialects.....’ Aan de lezers van de Punch is bekend dat de h-verwisseling een gewoon kenmerk is van den Londenschen 'Arry en dat dit spotblad hem met onfeilbare juistheid zijn h's alleen daar laat aanbrengen waar in 't gewone Engelsch een woord met een klinker begint; Dr. Murray oordeelt dus anders, en vermoedelijk veel juister, over 't verschijnsel dan de redacteurs van de Punch. | |||||||
[pagina 467]
| |||||||
Toetst men nu echter die regels van v.d. Brand en Murray aan de door Dr. Boekenoogen meegedeelde proeven van 't Assendelftsche taaleigen, ook om zijn h-verwisseling bekend, dan blijkt het dat ze voor dat dialect in 't geheel niet opgaan.Ga naar voetnoot1) De h staat soms als uitgesproken vermeld waar noch van een hiaat noch van versterking van den nadruk sprake ia, en ze ontbreekt dikwijls daar waar ze was te verwachten. Men komt tot de conclusie dat Dr. Boekenoogen terecht getuigt, dat hier in 't geheel geen regel kan vastgesteld worden. 't Kan evenwel zijn dat Assendelft in een bijzonder geval verkeert. Alleen de eene, katholieke, helft van 't dorp vertoont thans dit onderscheid in de begin-h, terwijl het vroeger in 't geheele dorp werd aangetroffen; de Protestanten, die 't Noordelijk deel van de gemeente vormen, onderscheiden zich in dit opzicht niet meer van 't algemeen Nederlandsch. De bewoners die de eigenaardigheid nog behouden hebben zijn dus misschien op weg haar te verliezen en verkeeren, zonder dat er aan mooispreken te denken valt, onder den invloed van hun op dit stuk meer geavanceerde dorpsgenooten. Maar laten we aannemen dat de oplossing van het vraagstuk te vinden is in de door v.d. Brand en Murray gevolgde richting, dat, naar plaatselijke omstandigheden gewijzigd, hun regels juist zijn; dan blijft nog de vraag bestaan waarom men in den regel het verschijnsel vermeld vindt in den absoluten vorm dien wij bespraken. De beantwoording van die vraag kan misschien ook die regels zelf eenigszins toelichten. Bij het onderzoeken van dergelijke vraagstukken beperkt men zich, meen ik, te uitsluitend tot degenen die de taal spreken; onbewust gaat men uit van de juistheid van ons eigen gehoor en verwaarloost daardoor een belangrijken factor tot de kennis der taalverschijnsels. Ik onderstel dat in die streken waar zulk een irrationeele h wordt waargenomen, de klank waarmee de woorden in kwestie beginnen niet onze h is, maar dat er in bepaalde gevallen zoowel de woorden die elders met een h als de woorden die op andere plaatsen met een klinker beginnen, of heeten te beginnen, als eersten klank een consonant hebben die in andere streken niet voorkomt. Ter nadere verklaring herinner ik aan een bekende phonetische waarheid, die krachtig aldus is geformuleerd door | |||||||
[pagina 468]
| |||||||
wijlen Prof. LandGa naar voetnoot1): ‘Nooit begint een lettergreep met een vocaal: aan het begin van een woord wordt op zijn minst de spiritus lenis uitgesproken en deze is de gutturale slagconsonant.’ Aangaande de streken na waarover wij spreken onderstel ik dan tweeërlei: 1o. De h waarmee de woorden in 't algemeen Nederlandsch beginnen is er verdwenen. Dit verschijnsel is zoo gewoon in allerlei talen, dat een nadere toelichting der aannemelijkheid van dit deel der hypothese wel overbodig mag heeten. 2o. Daarna heeft zich in bepaalde gevallen (b.v. bij 't vermijden van een hiaat of 't versterken van nadruk) een eigenaardige slagconsonant ontwikkeld. Die slagconsonant moet na anders luiden dan de z.g. spiritus lenis; grofweg gezegd, het moet een klank zijn die tusschen h en spiritus lenisGa naar voetnoot2) instaat. Dien klank nader te bepalen moet men aan de proefondervindelijke klankstudie overlaten; ik wil hem aanduiden als h*. Deze tweede onderstelling wordt m.i. zeer aannemelijk gemaakt door de regels van Murray. Indien, naar Murray's woorden, een h werkelijk eerst verdwenen is, d.w.z. wanneer de spraakorganen de neiging of 't vermogen verloren hebben om dien klank voort te brengen, kan hij niet ergens in petto zijn gehouden om voor een tot nu toe niet beoogd doel te dienen. Verdwenen is ook eigenlijk niet het juiste woord voor het proces; de h is overgegaan in den z. g spiritus lenis, de taal is op dit punt gekomen tot den toestand van het latere Latijn en Grieksch, het Fransch en het Italiaansch. Nu kan het zeer goed wezen dat men later de behoefte heeft gevoeld om de zoogenaamd met een klinker beginnende woorden anders in te zetten, wanneer men een hiaat vermijden of den nadruk versterken wilde. In die gevallen ging dan de spiritus lenis over in een nieuwen klank, onzen h*. Een zelfde zinnetje zou in de drie hier aangegeven phases als volgt geklonken hebben:
Welken indruk maakt nu op den hoorder die laatste vorm van | |||||||
[pagina 469]
| |||||||
den zin? Da vreemdeling, die in zijn eigen dialect dien h*-klank niet kent, zal getroffen worden door een verschil in uitspraak en, daar bij het hooren tegelijk aan zijn geest de klanken van zijn eigen taal zich voordoen, dat verschil op díe wijze gevoelen dat het hem voorkomt dat, waar hij een h zou zeggen de Enkhuizer b.v. niets zegt, en omgekeerd die Enkhuizer een h laat hooren waar hij zelf het woord met aan klinker meent te beginnen. Met andere woorden: hij zal die steeds dezelfde blijvende h* in zijn gehoor substitueeren door een h waar hij-zelf gewoon is geen h te zeggen, en omgekeerd iets missen, d.w.z. die h* niet hooren, waar zijn eigen dialect een h heeft. Bij de woorden voor welke da h* zich niet ontwikkeld heeft ('en en 'ebben) zal hij deels in zijn onjuiste meening worden versterkt ('ebben voor hebben), voor aan ander deel aan het twijfelen gebracht kunnen worden ('en gelijk in 't algemeen Nederlandsch). Hiermee in overeenstemming is het uiteenloopende der getuigenis van wat nauwlettender toehoorders; ook dient rekening gehouden met den invloed die de algemeene taal op elk dialect heeft. Doch voor de meerderheid der menschen zal het afwijkende der h* het essentieele zijn, en op da hierboven aangeduide manier komen zij daardoor tot hun absolute meening omtrent de verwisseling. Bij de hoorders, niet bij de sprekers, is dus in hoofdzaak de verklaring te zoeken. Laat ik nu een enkel verschijnsel in andere talen noemen, dat m.i. bovengenoemde verklaring kan steunen. Fransche schrijvers laten Duitschers of menschen van Duitsche afkomst, ook wel Elzassers, wanneer ze Fransch spreken met onverbiddelijke regelmatigheid b, g, d voor p, k, t zeggen (en omgekeerd): in 't algemeen alle stemhebbende klanken verwisselen met stemlooze. Uit de romans van Gyp b.v. kan men bij dozijnen zinnetjes halen als de volgende: Il ne beut bas fifre, le gapinet agduel! L'imbôt sur le refenu est imbossiple à édaplir et tans dous les gas à abbliguar..... Elle est drès pien la bedide tanseuse, n'est-ce-bas? Elle a les blus peaux pichoux te Vrance enz. enz. Men zou zeggen dat de menschen die volgens Gyp heel goed zoowel tenues als mediae kunnen zeggen, en zoo graag de allures van da Fransche aristocratie aannemen, door een geheimzinnige macht gedreven worden om in plaats van peut en pas, beut en bas, doch in plaats van beaux byoux, peaux pichous uit te spreken. Is 't niet waarschijnlijk dat Gyp en haar landgenooten verkeerd hooren, en dat die Duitschers noch beut en bas, noch peaux en pichoux zeggen, maar die vier woorden beginnen met een medeklinker die evenmin de Fransche b als de Fransche p is, en dat de Franschen, op de straks omschreven wijze door 't verschil met hun eigen medeklinkers getroffen, een woord als peut, wanneer het met zulk een | |||||||
[pagina 470]
| |||||||
Duitschen consonant wordt uitgesproken als beut hooren en omgekeerd in een woord als beaux, wanneer dat aanvangt met dien Duitschen klank, een p meenen op te merken? 't Is bekend dat in vele streken van Duitschland de stemlooze en de stemhebbende niet scherp worden onderscheiden. In Middel- en Zuid-Duitschland, - de gewesten die 't meest met Frankrijk in aanraking komen, - worden de stemlooze p, k en t zwak gearticuleerd en ontbreekt dus de eene helft van het belangrijke verschil dat in Frankrijk bestaat tusschen p en b, k en g, t en d. Van daar verwarring in de ooren van een Franschman, - en van een Nederlander; ik heb zelf van een Franschsprekenden Duitschen professor meenen te verstaan bliedoo en paspleú voor plutôt en bas-bleu.Ga naar voetnoot1) De onregelmatigheden in tal van overgenomen woorden zijn ongetwijfeld te verklaren door een dergelijke substitutie van de zijde der hoorders. Een enkel voorbeeld uit zeer vele. Door Dr. A. KluyverGa naar voetnoot2) is ons woord boegseeren op overtuigende wijze afgeleid van het Portugeesche puxar (trekken); men vergelijke hiermee een Portugeesch woord bispoteGa naar voetnoot3) (kamerpot), dat, geloof ik, van Hollandsche matrozen overgenomen is. In een ongeaccentueerde lettergreep is de kans op verkeerd verstaan natuurlijk grooter,Ga naar voetnoot4) maar ook zonder die begunstigende omstandigheden kan de verwisseling plaats hebben. 't Hollandsche woord waaraan bispote ontleend is, heeft 't accent op de eerste lettergreep, en evenzoo 't Oud-Fransche bourse dat in 't Engelsch purse is geworden. Die psychologische eigenaardigheid van te worden getroffen door 't geen afwijkt kan van practisch nut zijn bij 't bestudeeren van een vreemde taal. Men leert van een vreemdeling omtrent zijn moedertaal soms nog meer wanneer hij een andere taal, dan wanneer hij zijn eigen taal spreekt. De e b.v. in het tegenwoordige Grieksch is niet dezelfde klank als onze Hollandsche gesloten e, maar 't verschil wordt ons eerst recht duidelijk wanneer we een | |||||||
[pagina 471]
| |||||||
Griek een zinnetje hooren zeggen als: J'ai vu moi-même le prince André. In 't eerste en in 't laatste woord hooren wij een open e, in même schijnt ons de e te gesloten; die waarneming doet ons begrijpen wat een Duitsch HellenistGa naar voetnoot1) bedoelt met zijn definitie van de Grieksche e en o als ‘mittleres e und o’. Inderdaad zijn de Grieksche e en o nooit gesloten klanken, zij staan dicht bij de Fransche e en o in conquête en Rome. 't Meest kan men wel van een vreemdeling die niet zijn moedertaal spreekt leeren omtrent het zinsaccent, 't deel van de taal dat het minst gemakkelijk wordt prijsgegeven. Een jaar of zes geleden hield een Engelsche dame te Leiden in benijdenswaardig correct Fransch een voordracht, die niettemin een college kon heeten in de intonatie van het Engelsch en in 't rythme van den zin. Beter dan ooit in Engeland hoorde ik het telkens veranderen van toon, het hakkerige van de modulatie der Engelsche taal, waarover Prof. van Hamel in zijn interessant opstelGa naar voetnoot2) over ‘Gesproken en geschreven Fransch’ heeft geschreven.
Leiden. D.C. Hesseling. |
|