Letterkundige sprokkelingen uit de brieven van wijlen J.A.F.L. baron van Heeckeren.
7. De Spreektaal, wegwijzer der schrijftaal.
Overigens troost ik mij een weinig over mijn slecht hollandsch, daar immers tegenwoordig onze beste schrijvers, volgens de critici, hunne taal niet kennen. Busken Huet zegt dat jufvrouw Toussaint geen hollandsch schrijft; Multatuli beweert dat Thorbecke geen hollandsch kent; Nassau heeft de door van Lennep gestelde grondwet als eene cacographie aangeduid: wat zal dan aan het dorre hout geschieden als het groene reeds zoo veel moet lijden? Ik herinner mij dat ik eens een bezoek bracht bij den nog al bekenden schrijver Gewin. Nauwelijks was ik bij hem of zijne verontwaardiging barstte los over het slechte hollandsch van onze eerste schrijvers. Hij had een stukje van den ouden heer Smits voor zich dat aldus begon:
De spoortrein hield op aan het station X, niet om een reiziger uit te laten, maar om er twee op te nemen. Daar ik van gevoelen was, dat een zinsnede goed is, als zij den lezer duidelijk doet zien, wat de schrijver wil zeggen, daar toch strikt genomen niemand recht heeft meer te eischen, vond ik in die zinsnede nu zulk een gruwel niet, maar de heer Gewin toonde mij aan (en de man had natuurlijk gelijk) dat de zin niet deugde, want de trein hield niet op om iemand uit te laten of in te laten, maar omdat de machinist het wilde en het reglement het voorschreef. Maar tevens dacht ik, indien wij met zulk eene koopmansnauwkeurigheid moeten schrijven, dan is het beter de pen te verbreken, want dan kan er hoegenaamd geen ruimte overblijven voor het spel van gevoel en verbeeldingskracht. Dan had Erasmus ongelijk toen hij den schrijver bespotte, die een geheelen dag noodig had om een briefje van vier regels samen te stellen, waarin hij eenige boeken te leen verzocht. Daarom, niet dat angstig bedremmeld en kreupel loopen langs het smalle vonder der taalregels! Springen wij liever over de sloot heen! Naar mijn gevoelen is het voldoende, zoodra de