Taal en Letteren. Jaargang 11
(1901)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 407]
| |
't Woord ‘fiets’.Vélocipède is de algemene naam van dit nu overal voorkomend vervoermiddel. In verschillende landen en streken is 't echter bekend onder ook nog andere namen. In Frankrijk heet deze nieuwerwetse kar vélo, bécane, bicyclette, de driewieler tri. De Italianen zeggen velocifero, de Spanjaarden bicicletta, de Duitsers rad of fahrrad, de Engelsen cycle, bike of machine, de Amerikanen wheel, de Japanezen tsjun, de Chinezen feitsjai.Ga naar voetnoot1) Bij ons heeft De Vries 't woord ‘rijwiel’ pogen ingang te doen krijgen. Zoals 't in den regel met dergelijke ‘maakwoorden’ gaat, dat niet alleen kunst-termen zijn en kunnen blijven, heeft dit weinig sukses gehad. Men spreekt mischien alleen van ‘rijwielhandel’ en ‘-handelaar’, van ‘doen of handelen in rijwielen’, van ‘rijwiel-hersteller’; ‘per rijwiel ergens heengaan’ hoort men zelfs veel minder, en klinkt min of meer aanstellerig bij ‘op de vélo’, of ‘fiets’. ‘Kar’ is ‘de’ term onder fietsers, met zijn kombinasies als: een beste kar, een goed, een vlug karretje. En de samenstellingen: 't is een ‘rotkar’. ‘Machine’ komt hier en daar voor, - mischien ‘getuigt dit van familiariteit met Engelsche prijskoeranten en wielerbladen’Ga naar voetnoot2) - evenals ‘vélo’; maar kan niet algemeen nederlands heten. Drie-wieler, en ook twee-wieler daarentegen wordt vaak gezegd.
Het algemene woord is echter fiets.Ga naar voetnoot3) Merkwaardig is dit woord, vooral voor de Taalwetenschap! Wat is de etymologie? Volgens sommigen moet het woord fiets ontstaan zijn uit vélocipède. 't Zou een ‘prozaïese samentrekking van vélocipède, alias.... vielesepee’ wezen. Eerst werd die vielesepee ‘verkort tot “viels”.’ Afgrijsclik woord, | |
[pagina 408]
| |
waarvan bovendien geen behoorlik werkwoord te fabrieken was.(!) Vielsen? Foei! - Viels werd dus viets, omdat dit een beter werkwoord gaf. Maar ook ‘viets’ kon niet lang genade vinden in de mond en voor het oog der spraakmakende menigte.(!) Een zachte v aan 't begin van een woord dat snelheid en kracht in zich behoorde te verenigen - men voelde het dat ging niet.(?!) Bovendien is viets, als 't gedrukt is, 'n afschuwelik woord om te zien. Een woord om een hekel aan te hebben. Van de v maakte men dus een f.’Ga naar voetnoot1) Heeft deze manier niet veel weg van de aardigheid van vroeger: Weet u wel hoe Nebukadnezar tot Jacob wordt? Dat gaat zo in zijn werk: er komt tweemaal ne in voor, en een dubbele ontkenning is ja-en de overige vokalen worden samengetrokken tot -kob! Deze methode doet denken aan dat oude etymologiseren, door Voltaire beschreven: ‘l'etymologie c'est l'art où les voyelles ne sont rien et les consonnes fort peu de chose’; aan een geval als vroeger aangenomen werd: van 't griekse ἀλώπηξ was ons ‘vos’ ontstaan; -πηξ (pèks), werd ‘paks’, ‘poks’, en dit ‘fochs’, ‘vos’; en de rest viel weg! Alleen zogenaamde volksetymologie kan naar analogie in-eens sterk de woorden wijzigen.Ga naar voetnoot2) Wanneer men bij 't geheel of bij een of meer van de delen van een woord aan andere begrippen en klankgroepen denkt en 't vreemde of eigen woord daarnaar verandert, wanneer dus door het bijgedachte bij de woorden een en ander zich wijzigt. Blijkbaar is dit in Limburg 't geval waar velen onder het volk spreken van venlo's-pêrdje, verklankt uit velocipède. Maar bij ‘fiets’ kan dit niet gebeurd wezen. Indien toch fiets een ‘samentrekking(!)’ was van ‘vielesepee’, ‘velocipède’, dan moesten de klanken die in 't verkórte woord voorkomen, ook zitten in 't andere langere woord, of zich foneties daaruit kunnen ontwikkelen. Maar hoe is dit bij fiets voor fiels, voor viels? uit vielesepee; of volgens enkelen uit velocípède. Maar vanwaar, in dit laatste geval de s nà de i(e)? Hoe komt de s (c) van -cipède achter de i(e)? Als 't nog ‘viep’ of ‘viept’ was! - En in ieder geval, vanwaar is de t voor s? Hoe komt die, aangenomen dat het de d wel kon wezen uit -pède (men zei echter vielesepee, zonder d), dan vóór de s? En bovendien: vielesepee heeft het accent op de ee, hoe kan dit woord dan tot fiets worden? 't Geaccentueerde deel van een woord valt toch nooit weg?!Ga naar voetnoot3) - | |
[pagina 409]
| |
Natuurlik, indien onomstotelik de overgang van deze klanken vaststond, dan moest gezocht naar de fonetiese oorzaak er van. Maar daar deze fonetiese overgangen niet bekend zijn, en deze overgang maar verondersteld en beweerd wordt door onkundigen in de fonetiek en wel ‘pour besoin de la cause’, en - inderdaad 't woord fiets anders te verklaren is, zelfs histories - dít is afdóende! - zo laten we de vielesepee-viels-fiets-hypothese verder rusten.
Er zijn er toch die zeggen: 't woord ‘fiets’ is uit ‘viets’ ontstaan, maar dit is de naam van iemand in Wageningen. Deze, E.C. Viets, woonde in de Hoogstraat 229, aldaar, ongeveer 20 jaar geleden, dus in '81, als bondsrijwielhersteller.Ga naar voetnoot1) Al zou eigenaardig wezen dat een bondsrijwielhersteller zijn naam gaf aan 't voorwerp, mogelik is 't. Meermalen heet het voorwerp naar zijn maker. We kennen de ‘flikjes’ naar Flik, een ‘kiekje’ naar de fotograaf Kiek in Leiden, en zovele mee..Ga naar voetnoot2)
Alleen - de eerste hoorders en zeggers van ‘fiets’ zijn hiertegen opgekomen. Niet in Wageningen werd het eerst het woord gehoord en verbreid, maar in Apeldoorn. Daar was 't omstreeks '70 al gebruikelik. Een van de externes op het Instituut van Kinsbergen gebruikte hetGa naar voetnoot3): was het een uitvinding of ‘een ingeving’?Ga naar voetnoot4) In '73 ging het woord met het verplaatsen van het Instituut mee naar Brummen, waar vandaan het ‘voortwoekerde’.Ga naar voetnoot4) Oudleerlingen die de Landbouwschool bezochten, brachten het in Wageningen; waar het in '75 algemeen door de velocipède-rijdende jongens gebruikt werd.Ga naar voetnoot5) In '79 was 't woord nog niet in Deventer doorgedrongen; daar zei men meest vélo.Ga naar voetnoot5) In | |
[pagina 410]
| |
'80 waren velen van dezen 't er al over eens dat de overeenstemming van de fiets met de naam van de rijwielhersteller Viets alleen aan toeval kon worden toegeschreven.Ga naar voetnoot1) In '81 begon het zich in Amsterdam te verspreidenGa naar voetnoot2): velen van het Instituut gingen naar Amsterdam. Omstreeks '82 hoorde ik 't zelf in Utrecht en omstreken.
't Woord luidde van 't begin af fiets, ‘n'en déplaise aan de Wageningse wagenmaker, van wie ik de naam nog nooit hoorde noemen,’ aldus de bevoegdste berichtgever.Ga naar voetnoot3) Jonge lui maken vooral nieuwe woorden. Ik herinner aan noppie (een klein mollig kind), aan biebie (schip), en diggeda (wagen).Ga naar voetnoot4) 't Blijkt hier opnieuw. En nu mogen de eerste sprekers en hoorders niet op nieuwerwetse fietsen gedoeld hebben, waarbij ‘dit woord zo goed beschrijft de gewaarwording bij het bijna geruisloos voorbijsuizen’; zeker was fiets niet overal hét woord geworden, bij hoog en laag, maar vooral ‘bij het volk, voor wie die korte woord was een “Godsend”,Ga naar voetnoot5) indien het niet gesuggereerd had hen van wie 't taalgevoel 't minst bedorven is.Ga naar voetnoot6) Daarom ook uitte zich die dame-bondslidGa naar voetnoot7) aldus: “Fiets”, dat is een woord, niet gefabriceerd, maar geworden, ontstaan als een pure uiting van wat bij het zien van dat ding in de ziel omging. Ik heb me altijd verheugd, dat ik 't ontstaan van dat woord meegemaakt heb; ik vond 't zo aardig, daarin nog dat pure uiten terug te vinden, dat zo zeldzaam is, nu de woorden al zolang bestaan en de een ze van de ander leert, zonder zelfvoelen. Verheug u daarover en wees trots op dat woord, want geen andere taal kan het zo schilderachtig uitdrukken als de onze. Ja, ik durf zeggen, het woord “fiets” is in zijn soort al even mooi als Gorter's “Mei”!’
B.H. |
|