VII.
Vogtlepel.
In Van Paffenrode's Hopman Ulrich (Ged. 1700, bl. 124) ontmoeten we het woord vogtlepel als benaming voor degen, zwaard, rapier:
Ik heb al lang genoeg gaan torssen met dit stuk koud yzer op de zy.
Hangt de vogtlepel in de wapenkas.
We hebben hier te doen met een schertsende verbastering van het oude vochtel (Hgd. Fuchtel), dat o.a. nog gebruikt wordt door Ten Kate in zijn Legende van St.-Christophorus:
Mijn vuchtel hongert in de scheide,
En 's levens beste tijd ontvliedt.
In de eigenlijke beteekenis komt vochtlepel voor bij Van Vloten, Kluchtspel II, bl. 14, waar een dronken boer zegt:
My dunckt dat my den vochtlepel begheeft,
By gans creeft, van dorst ick smacht in 't lesten,
Hier ben ick immers in drooghe ghewesten.
Leeuwarden.
K. Poll.